TWEE NIEUWE HERINNERINGEN

van Yves Taffin

1. THE DAY THE MUSIC DIED

Zaterdag 31 augustus 1974 was destijds ongetwijfeld een inktzwarte dag in het leven van menig radiofanaat. Immers, op die dag, bij offshore radiofans bekend als The Day The Music Died, gingen de zeezenders Radio Veronica, Radio Noordzee en het Vlaamse Radio Atlantis één voor één uit de lucht. Dit als gevolg van de Nederlandse antizeezenderwet die de volgende dag in werking zou treden, en waarbij exploitatie en bevoorrading van een offshore radiostation voortaan strafbaar werd. Enkel Radio Mi Amigo en Caroline, beiden uitzendend van op het legendarische zendschip MV Mi Amigo, trotseerden de besluiten van Den Haag en gingen onverstoorbaar verder, zij het een erg onzekere en woelige toekomst tegemoet.
Het Kabinet Den Uyl, met ter zake bevoegd Minister Harry van Doorn (1915-1992) op CRM(*), had voor elkaar gekregen waar eerdere Nederlandse regeringen alleen maar durfden mee dreigen. Immers de pionier Radio Veronica was van begin af aan (1960) enorm populair bij de luisteraar, waardoor het station zo goed als onaantastbaar was. Tot die rampzalige nacht in mei 1971, toen het zendschip van de recent opgedoken concurrent Radio Noordzee af te rekenen kreeg met een heuse bomaanslag. Opdrachtgever: Bull Verweij, directeur van Radio Veronica. Naar eigen zeggen een actie die enkel tot doel had het concurrerende zendschip binnen de territoriale wateren te krijgen, zodat beslag kon worden gelegd.
Wat er ook van zij: met dit incident was het doodvonnis van de Nederlandse zeezenders getekend. Net als in Groot-Brittannië zeven jaar eerder, toen een directeur van een offshore station ten huize van een concurrent werd neergeschoten, vond ook de Nederlandse regering het nu welletjes. Het moest maar eens gedaan zijn met de etherpiraterij voor de Nederlandse kust.
Op 31 augustus 1974 viel dan ook definitief het doek, ondanks alle acties, hoorzittingen en ledenwerfcampagnes die eraan vooraf waren gegaan. Zeezenders Veronica, Atlantis en Noordzee gingen die avond respectievelijk om 18, 19 en 20u. voorgoed uit de ether. Zij die in extremis nog op een wondertje hadden gehoopt, waren eraan voor hun moeite. Het werd stil op de vertrouwde piratenfrequenties.

Ook ik was er destijds het hart van in.
Dat ik niet alleen was, ontdekte ik pas jaren later via het internet. Tot op heden lees je op allerlei fora emotionele verslagen over die noodlottige 31 augustus 1974. Veel mensen van mijn generatie zijn er blijkbaar nog altijd niet mee in het reine. Eentje, een ex-discjockey van het latere Radio Monique (1984-1987) roept op zijn website zelfs op om terug een zeezender te starten. Iets dat gezien de huidige mediacontext, naar mijn gevoel wel bij een zoete wensdroom zal blijven.

Waar ik het destijds het moeilijkst mee had, was dat uitgerekend de linkse partijen zo fulmineerden tegen de zenders op zee. De rechtse partijen die Veronica en Noordzee tot op zekere hoogte steunden, stonden mijns inziens immers alleen maar voor winst voor enkelen en zwoegen voor velen, terwijl politiek links net opkwam voor de belangen van de gewone man. Waarom namen die nu diezelfde gewone man zijn Radio Veronica af? De zeezenders beantwoordden toch aan een behoefte!
Later begreep ik dat er allicht nog heel andere machinaties aan het werk waren in 1974. Om maar iets te zeggen: het gelobby van Hilversum, waar de zendgemachtigde omroepen als gevolg van de antizeezenderwet hun kans schoon zagen om het gevallen gat op te vullen. En ook: de zeezenders hadden wel degelijk hun eigen (zeemans)graf gegraven. Wie het zwaard hanteert, zal immers door het zwaard worden vernietigd, staat er terecht in De Schrift.
Nog een pittig detail dat ik pas recent aan de weet kwam, is dat de overbodig geworden zendapparatuur van Radio Veronica's zendschip de Norderney, naderhand verkocht werd aan wie dacht je? Aan Erwin Meister & Edwin Bollier, eigenaren van de aartsvijand Radio Noordzee. Zij waren immers internationaal handelaar in zendapparatuur, en konden blijkbaar altijd weg met een paar goed onderhouden tweedehands middengolfzenders. Meer nog: na een mislukte poging om hun eigen werkloos geworden zendschip de Mebo II richting Zuid-Europa te laten slepen, verkochten ze het met zendapparatuur en al aan niemand minder dan de Libische 'grote mensenvriend' Moamar Khadafi, die het een aantal jaren voor zijn kust zou gebruiken in afwachting dat Meister & Bollier zijn propagandazenders aan land afwerkten.
Zo zie je maar, zaken zijn zaken. Daarin bestaan geen vrienden noch ideologieën.
Om het met de woorden van Lenin te zeggen:
“De kapitalisten zullen nog eens opgehangen worden met het koord dat ze zelf verkochten!”
Benieuwd of we dat echt nog zullen mogen beleven!


(*)CRM: Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. Het werd opgericht in 1965 als opvolger van het Ministerie voor Maatschappelijk Werk. CRM was een heel breed ministerie en ook een duur. Daardoor o.a. werd het in 1982 met het aantreden van het kabinet Lubbers I ontmanteld. De bevoegdheden werden verspreid over verschillende andere ministeries.

2. PAK MOAR IES DE WILDE

In Mechelen en omstreken ging in de jaren tachtig volgend grapje.
Een koppel heeft de beschikking over twee konijnen voor de kerst: een tam en een wild. Tot nu toe slachtten ze ieder jaar het tamme konijn. De man vraagt aan zijn echtgenote welk van de twee ze dit jaar op haar bord wil. Waarop zij: “Pak moar ies de wilde!”

Wijlen Maurice Dewilde (°Gent 1923 - +Jette 1998), onze Dr. Wiesenthal van de lage landen. Met een nooit aflatende ijver en verbetenheid zette hij als tv-onderzoeksjournalist begin jaren tachtig zijn tanden in dossiers als 'De Nieuwe Orde', 'de Collaboratie', 'de Oostfronters', en nog een stuk of wat WO II-onderwerpen. Zijn belangrijkste drijfveer daarbij was de jongeren van dat ogenblik correct informeren over wat er destijds echt was gebeurd. Ruim 300 getuigen (het kon toen nog net) voerde Dewilde in zijn programma's op. Hij slaagde er zelfs in topcollaborateur en zelfverklaarde vriend van Hitler Léon Degrelle, urenlang te interviewen in diens ballingsoord in Spanje.
Sec gepresenteerd, maar fenomenaal en uitmuntend gedocumenteerd waren deze uitzendingen van meet af aan bijzonder populair in Vlaanderen en later ook in de rest van het land. In zoverre dat ze ook heel wat controverse uitlokten. Zelfs Leopold III, koning der Belgen voor en tijdens de Bezetting, reageerde. En dat had hij nooit meer gedaan sinds zijn definitieve door de omstandigheden gedwongen troonsafstand in 1950.
Dat alleen al wilde wat zeggen over de impact van Dewildes programma's!
Het moet gezegd: de journalist trapte meer dan eens op zere teentjes. Hij was dan ook niet mals voor zijn geïnterviewden. Als ze bijvoorbeeld trachtten oppervlakkig over een bepaald onderwerp heen te walsen of ze gaven niet de antwoorden die de meester wilde horen, dan kwam hij steevast tussen met de woorden: “'k Zal ik het u zeggen…” gevolgd door hoe hij na diepgaande research van zijn onderzoeksteam meende dat de vork aan de steel zat.

Nu zovele jaren later, nu karrenvrachten Dvd's worden uitgebracht met oude tv-reeksen, en de digitale televisie op haar beurt verschillende formats aanbiedt waarin kijkers teeveeprogramma's van weleer kunnen herbekijken, valt het op dat de programma's van Maurice Dewilde overal schitteren in afwezigheid.
Wat is daar de reden van? Niet voldoende interesse van het publiek om dit opus magnum van de onderzoeksjournalistiek terug onder de aandacht te brengen? Kom nou!

Klopt de complottheorie van links dan echt, als zou er in dit land een (rechts) machtscentrum zijn dat er achter de schermen alles aan doet om bepaalde aspecten van de oorlogscollaboratie zoveel mogelijk gedekt te houden?
Ik verwijs in dat verband graag naar het boek van de ook al veel te vroeg gestorven onderzoeksjournalist Walter De Bock: 'De mooiste jaren van een generatie'(*), waarin hij de verbanden blootlegt tussen de collaboratie en de economische en politieke activiteiten na de oorlog.
Feit is dat België haar oorlogsverleden bijzonder slecht heeft verteerd. De achtereenvolgende oproepen om amnestie vanuit Vlaams nationalistische en ook meer gematigde hoek zijn door Franstalig België steeds beantwoord met een onverzettelijk 'njet'. Een belangrijk deel van de collaboratie in Vlaanderen was immers geënt op de hoop om via Hitlers fascistische regime eindelijk de Vlaamse verzuchtingen inzake taalwetgeving en zelfbestuur gerealiseerd te krijgen. Duitsers waren immers een Germaans broedervolk, zo redeneerden de bezielers van het toenmalige VNV (Vlaams Nationalistisch Verbond) en later D-Vlag. Tijdens Wereldoorlog I was er al eens een 'samenwerking' geweest met de Duitse Bezetter via de bekende Frontbeweging. Een realisatie daarvan was de (tijdelijk) vernederlandste Gentse Universiteit, de zogenaamde Nolf-barak, genoemd naar de zetbaas die er in die periode rector was.
De waarheid is dat de Duitsers de collaborerende Vlamingen met hun fameuze Flamenpolitik tot twee keer toe (WO I & II) een rad voor de ogen hebben gedraaid. Om maar iets te zeggen: een zogenaamd Vlaams Legioen voor het Oostfront, bleek naderhand niets anders dan een veredelde karweidienst voor de Duitse Waffen-SS, terwijl de SS-Vlaanderen eens ginds ter plaatse, gewoon werd ingelijfd bij diezelfde Duitse Waffen-SS.
Maar als Franstalig België de Vlamingen hun collaboratieverleden verwijt, kijkt ze toch beter eerst in eigen boezem. De Vlaamse collaboratie mag dan onder geen beding goed te praten zijn, zij was voor een belangrijk deel ingegeven door naïeve, idealistische motieven, terwijl de Waalse veeleer was geïnspireerd door opportunisme en eigenbelang.
Het wordt meer dan tijd dat we dat eindelijk onder ogen durven zien. Maar vooral: dat nu voor eens en altijd de spons wordt geveegd over deze onfortuinlijke bladzijden uit de vaderlandse geschiedenis.
De klok terugdraaien kunnen we niet. En misschien is dat maar goed ook.
Wat Maurice Dewilde betreft? Geef hem gerust een standbeeld. Dat verdient hij al dertig jaar, als je het mij vraagt. Zijn verdienste voor de geschiedschrijving van de Tweede Wereldoorlog in België mag dan voorlopig nog onderschat zijn, ze is zondermeer onweerlegbaar belangrijk.


(*) Bock, Walter de, De mooiste jaren van een generatie – De Nieuwe Orde in België, vóór, tijdens en na WO II, Uitgeverij Epo vzw. Berchem 1982, tweede druk,
ISBN 90 6445 7328, 222p.


***
terug naar de inhoudsopgave
terug naar de beginpagina van Pointe
terug naar de beginpagina van de website