In Madurodam aangeraakt

een verhaal van Willemeine Bol

Hij pakt mijn vinger en schuift die voorzichtig in een rond gaatje.
"voel je een holletje en daarachter een deurtje? Daar komt zo dadelijk een poppetje uit als ze opengaan. Dan verdwijnt het poppetje weer en de deurtjes gaan weer dicht."
Ik giechel als ik ze inderdaad voel open gaan en weer dicht. Terwijl deze grote man naast mij hurkt, zijn we net twee kleine kinderen die op onderzoek uit zijn en dat samen heel spannend vinden. Ondertussen speelt het carillon zijn deuntje. Ik bekijk met mijn handen, mijn vingers, mijn oren, mijn voeten en mijn buik, een prachtig oud gemeentehuis van een stad waar ik de naam onmiddellijk weer van vergeet. Boogramen. Leien daken. Torentjes. Balcons. Het bordes. Ik kan de verdiepingen tellen en de bijgebouwen ontdekken. Eindelijk. Een wens van jaren gaat hier in vervulling. Natuurlijk vertellen zienden waar ik mee op reis ben over gebouwen, maar ze zelf bekijken geeft toch een veel realistischer beeld.

Dan neemt de grote man me mee naar Amsterdam.
"Carré?" vraag ik verheugd. "Daar ontmoette ik Herman van Veen en kreeg ik voor de tweede maal een kus van hem."
Als een snelle film flitst het beeld door mijn hoofd. Ik die Herman een hand en hij mij een kus geeft en naast mij de mooie man die mij verliet, maar op iedere artiest afstapte, waar ik mee wilde praten.
"Ja, we hebben Carré en o toeval. Er hangt een aanplakbiljet van Herman van Veen boven de ingang. En we hebben ook het concertgebouw. En de westertoren. Maar eerst gaan we huizen kijken."
Hij neemt me bij de hand en alsof we al jaren vrienden zijn ga ik met hem mee. We maken deel uit van een groep blinden en slechtziende mensen, die vandaag overal aan mogen zitten. De stichting voorall nodigde ons uit. Je kon je opgeven en meegaan. Het is te druk, maar het kan mij niet schelen. De grote man is de gids die ons meeneemt en alles weet, omdat hij ook de gebouwen maakt. Ik ben hier met een vriendin gekomen, maar die ben ik soms wel even kwijt. De groep bestaat nauwelijks meer voor mij. Soms hoor ik ze in het voorbij gaan praten en er is af en toe de arm van mijn vriendin die mij de wegwijst als de grote man aan het kleinste blinde kind vertelt over vliegtuigen en schiphol. Ik laat me meevoeren door smalle straatjes en loop voetje voor voetje langs de gracht. De grote man pakt weer mijn hand en we klimmen voorzichtig tussen de Amsterdamse huizen. Ik zak door de knieën en ontdek hoe een trapgevel eruit ziet met daaronder weer die prachtige boogramen. Pakhuizen met spitse daken en een takel aan de buitenkant, waar de goederen naar binnen gehesen werden. Ik begin te begrijpen waarom het zo leuk is om oude grachtenpanden te bekijken. De grote man staat achter mij als ik weer van de verhoging af moet stappen. Hij pakt me bij de schouders en vertelt omstandig hoe ik gaan moet.
"ga maar" zeg ik vrolijk en hij stapt van de verhoging af. Ik ga vloeiend in de beweging mee. Ik volg zijn lichaam als deden we de tango.
"Wat een vertrouwen" zegt hij bewonderend.
Natuurlijk is dit niet moeilijk. Ik oefen perslot al meer dan 55 jaar in het verhogingen op en afstappen en mij oriënteren als zienden aanwijzingen geven. Maar ik geniet omstandig van dit applaus. Ik denk dat ik met deze man op dit moment naar het eind van de wereld zou gaan.
"Heb je ooit aan de voet van de Westertoren gestaan?" vraagt hij, terwijl hij me meeneemt.
Zingend lopen we er naar toe en ik bekijk de Westerkerk. Ze maken een foto van mij en ik ga er eens goed voor staan. Het is niet alleen fijn om te kijken, maar nog heerlijker om bekeken te worden.
Het concertgebouw is indrukwekkend en Carré eigenlijk wel zoals ik het mij had voorgesteld. De grote man lacht, omdat ik precies met mijn vinger in het oog van Herman prik.
We lopen naar kasteel Drakestein en hij pakt mijn beide handen om te laten zien dat het achthoekig is. Het is prachtig. Hier wil ik wel in wonen.
Op de dam staan poppetjes waar ik heel voorzichtig langs moet schuiven. Voetje voor voetje zo gaat het goed.
"Wat een lelijk gebouw" zeg ik ietwat schoorvoetend.
"ja" zegt hij volmondig. "en dat vond Koningin Wilhelmina ook."
Gelukkig. Dan mag ik het ook wel lelijk vinden. Er zijn geen leuke tierlantijnen. Het is gewoon vierkant. En hier, mijn vinger schuift op het bordes, gaf Alex maxima de huwelijkskus.
Om ons heen zijn er erg veel mensen. Een kakofonie van geklets, huilende en schreeuwende kinderen en op mijn hoofd de hitte van de zon. Ik geniet en straal van al deze warmte en al deze aandacht.
Ik word weer meegenomen en nu naar een gebouw wat me geheel verbijstert. De Basiliek van Denbosch de Sint Jan. Weer allemaal kleine poppetjes die toch maar even aan de kant moeten. Het gebouw is bijna zo hoog als ik zelf, dus ongeveer een meter vijftig. Dat maal vijfentwintig. Overal waar mijn handen gaan voel ik figuurtjes, kanteelen, een groot dak en vele kleinere lagere daken. Overal boogramen, grote en kleine deuren. Ik kan er omheen lopen en voor het eerst besef ik hoe indrukwekkend een kathedraal of kerk is om te zien. Het is overweldigend. Eigenlijk zou ik dit detail voor detail samen met iemand willen bekijken. En dan mag ik daar wel speciaal een middag voor uittrekken. Dus hiervoor zal ik nog eens terugkomen.
Dan neemt de grote man ons mee naar het glazen gebouw van Nationale Nederlanden. Dat is helemaal van glas en daar zijn continue glazenwassers aan het poetsen. Hij pakt mijn hand en samen wachten we tot er een karretje naar beneden komt rijden met een poppetje, die een glazenwasser voorstelt erin. Het rijdt onder mijn hand door en komt weer naar boven.
"Dat is in het echt ook zo?" vraag ik verwondert? Ja.
"Dat is echt zo" vertelt mijn vriendin. En van binnen voel ik mij verwarmd door die hand die mij alsmaar vasthoudt.
Als de grote man afscheid neemt van de kleine blinde jongen zegt hij:
"Dag vriend. Tot ziens en ik ben blij dat je het mooi vond."
Als hij zich omdraait spreid ik mijn armen en als vanzelf omhelzen we elkaar. De grote man geeft me twee zoenen en zegt oprecht:
"ik heb erg genoten. Bedankt."
"Je bent een natuurtalent" zeg ik en ik meen het. Sommige mensen hebben het gewoon. Beetpakken en meenemen. Ze zullen een ladder voor je bouwen, zodat je naar de sterren kan klimmen om ze te bekijken. Als dat eens kon. Hij zou het doen.


8 mei 2011

***
terug naar de inhoudsopgave
terug naar de beginpagina van Pointe
terug naar de beginpagina van de website