Leven


Clean war


De auto's snellen af en aan
met kwakende sirenen.
Ze komen van een ramp vandaan
en gaan er ook weer henen

Brancards schuiven de auto's uit
met slachtoffers aan slangen.
Een handje dokters op een kluit
om allen op te vangen.

Het ziekenhuis in rep en roer
het kleine dorp ontsteld.
Vanuit zijn woonerf kijkt de boer,
heeft de brancards geteld.
De boer, hij tuurt de einder af
waar witte bommen vielen.
Hij pakt de spade voor het graf
dat hij straks aan moet bieden.

Depressie


De straat beneden loopt met natte stappen
de straatlantaarn staat in een plas paraat
de telefooncel doet nog wat gepraat
de ouwe Ford staat stom te ginnegappen.

Ik heb al uren voor het raam gezeten
te kijken naar de natte ledigheid
te luist'ren naar 't verstrijken van de tijd
te voelen dat ik oud ben en versleten.

Ik zit al weken zonder wat te willen
zonder een wens en zonder een program.
Het minste woord ervaar ik als een schram
die mij mijn tranendalen uit doet gillen.

Kan mijn verleden tijd maar niet vergeten
terwijl ik mijn vandaag steeds weer vergeet.
Heb van de toekomst helemaal geen weet,
hoef niet te slapen, drinken noch te eten.

De regenwolken wegen op de daken
hun watersluiers tooien de balkons.
Vanuit de diepte dreunt een dof gebons
alsof de aarde open zich gaat maken.

O ja, ik zie heus wel de zonnestralen
die spuiten van het plein als uit een vat.
Maar al dat zonlicht helpt voor mij geen spat.
Ik wil wat ik mijn leven wou, wil falen.

Dood van mijn schooljuffrouw


Eddie heeft het mij verteld
vijftig jaren na haar dood
heeft Eddie het verteld
van juffrouw Querido
Betty Querido
Betty
mijn schooljuffrouw
zijn schooljuffrouw
van hem en mij
van Eddie en mij
van een hele klas
van Eddie en mij
een klas vol zon
vanaf een plein vol zon
in een stad vol zon
die scheen voor ons allen
voor ieder van ons
in de klas van juffrouw Querido
klas van Andries en Gien
van Annie en Eddie
van Andree en Thea
van Duifje en Sander
van mij
geen Sammie of Mosie
geen Saartje
wel Eddie en Sander
wel Gien
en voor ons allen zij:
Betty Querido
Betty
bruine haren langs blanke wangen
bruine ogen boven rode lippen
krijt tussen haar vingers
met spitse nagels
schrijvend
ophaal dun neerhaal dik
vriendschap is de grootste schat
tekenend een vlag
mijn naam erin
jarig
haar naam erin
Betty Querido
jarig
vergat die nooit
haar vlag
haar jaardag
vijftig jaren na haar dood
heeft Eddie het mij verteld
van over drie oceanen ver
heeft Eddie het verteld
van juffrouw Querido
Betty Querido
Betty
dood
van eigen hand
haar eigen dood
omdat er niemand meer was
geen Gientje, geen Jaquie,

geen Beppie, geen Robbie
geen halve klas meer
geen klas voor haar meer
geen leven voor haar meer
juffrouw Querido
Betty Querido
Betty
mijn, zijn, schooljuffrouw
Betty Querido
Betty
Vijftig jaren na haar dood
had ik nog tranen

Dood


Ik droomde dat ik langzaam stierf
gestaag tot louter stof bedierf.
Dat ik uiteenviel in atomen
die luide riepen: dat zij komen
zich scharen in de zonnebaan
die uit de oerbron deinde aan.
Dat zij als waarlijke fotonen
zich van elk leven zouden schonen
en meedeinen door 't eeuwig zwart
dat vindt zijn einde in mijn hart.

El Choclo
(De Kus, van een vrijgelaten politiek gevangene)


Ik kus het licht, ik kus de lucht,
Ik kus de vrijheid
Ik kus de zon, ik kus de maan,
Ik kus de blijheid
Ik kus de vrouw, ik kus de man,
Ik kus het leven
Ik kus en wie ik kus
is mij om 't even.

Ik kus de grond, ik kus het gras,
Ik kus de stenen
Ik kus de aarde
waar ik van was verdwenen.
Ik kus de wereld om mij heen
met alle dingen.
Ik kan wel zingen
dag en nachten lang.

De dagen dat ik
roerloos zat geketend
van niets en niemand wetend
naar niets en niemand hetend.

De nachten dat ik
klemvast lag gebonden
met op mij duizend wonden
van een mensenhand.

Die zijn voorbij
de vrijheid is gekomen.
Die zijn voorbij
nu komen al mijn dromen
mijn oude dromen
uit jonge tijd.

Die zijn voorbij
de vrijheid is gekomen
Die zijn voorbij
nu komen al mijn dromen
Die zijn voorbij
nu komen al mijn dromen
mijn oude dromen
terug op het tapijt.

Het ziekenhuis


Het leven van het ziekenhuis is druk
een af en aan van helpen en van lijden
een heen en weer van ondergaan en strijden
een op een neer van leed en van geluk
van maanden liggen, beter in een ruk.

Het leven van het ziekenhuis staat bol
een vaas die volgepropt met bloemen is
een bijenkorf die constant aan het zoemen is
computerscherm van duizend ziekten vol
die af en toe als paarden slaan op hol.

Het leven van het ziekenhuis draait rond
als houten paarden van een carrousel
doktoren en verpleegsters volgen snel
alsof een elastiek hen samenbond
alsof een uurwerk hen tot wijzers wond.

Het leven van het ziekenhuis schept plicht
de zorgeloosheid mag er niet naar binnen
de hulpverlener keurt vanaf de tinnen
de zieke blik op ieder nieuw gezicht
die op oneindigheid moet zijn gericht.

Het leven van het ziekenhuis gaat snel
wie binnen afgehandeld is, staat buiten
is zelfs geen blik meer waardig door de ruiten
is niet meer speler in het witte spel,
gezond of dood, hij is niet meer in tel.

Het leven van het ziekenhuis draaft door
wanneer het niet meer zieken slechts geneest
maar zich als dienstmaagd leent voor elke geest
bij wie Hippocrates is er vandoor,
en voortplanting gaat op gezondheid voor.

Hitteherinnering


De avond, na de hete dag, bleef warm
zo warm, dat alle vogels gingen zwijgen
de bomen in het park stonden te hijgen
in lucht zo dik als uit een dikke darm.

Ik was maar blijven zitten op de stoep
wist dat ik in mijn bedstee niet zou slapen
bleef daarom op de hete stenen gapen
wel luist'rend naar de nachtegaal haar roep.

Vanwaar springt onverwacht herinnering?
Je zit amechtig voor je deur te puffen
Je zit bewust'loos in je stoel te suffen
en plots is zij er, puppet on a string.

Het was het jaar dat ik als jongeman
met hoorngeschal naar Indië ben vertrokken
om overdag met inlanders te knokken
en 's avonds te zitten in de hitte van Medan.

Vraag nooit aan mij hoe ik het liefste sterf
in graden onder nul of tropenkoortsen.
Ik snuif nog steeds de tranen van de toortsen
die walmden voor de doden op de werf.

Louisa


Ik zag Louisa in haar rolstoel gaan
haar mond verbeten en haar ogen raar.
Bij 't tikkend stoplicht moest zijn blijven staan
op 't hellend vlak van 't aangepast trottoir.

Louisa's benen hingen onderaan
haar lijf was vet en haar gemoed was zwaar.
Toen 't licht versprong, reed zij van mij vandaan
en zag ik op haar ragebol van haar.

Louisa met de slanke heupen
Louisa met de lichte tred.

Louisa met de lange benen
Louisa rennend naar het net.

Ik liet mijn oog van 't raam af kaatsen;
hoe lang lig ik al in dit bed?

Ma femme


Jij hebt mijn leven tot een feest gemaakt,
ma femme,
mij in mijn put van duister aangeraakt
gelijk de eerste vinger licht het blad
dat in zijn eigen nacht gewikkeld zat,
ma femme.

Jij hebt het licht in mij teruggebracht,
ma femme,
dat ik voor altijd uitgeschakeld dacht,
waardoor ik als de stad in hongersnood
verduisterd lag te wachten op mijn dood,
ma femme.

Jij leidde mij terug weer op de straat,
ma femme,
bracht mijn verstarde motor aan de praat
en deed mij uit mijn zwarte tunnel rijden
waaruit geen ander mij wist te bevrijden,
ma femme.

Jij gaf mijn leven weer een horizon,
ma femme,
waarheen jij onze levens samenspon
tot een onbreekb're draad van zomerkleuren
tot een onwrikb're wrong van lentegeuren,
ma femme.

Wij hebben hand in hand de berg beklommen,
ma femme,
deden de vragen in hun mond verstommen
aan wie uit vrije wil jij bond je leven,
voor wie jij altijd blijft en bent gebleven,
ma femme.

Mijn God


Doordat men van U sprak
wist ik dat U er was.
Doordat men voor U schreef
wist ik dat U er was.
Doordat men door U streed
wist ik dat U er was,
Mijn God.

U bent in hem die spreekt
wil ik geloven.
U bent voor hem die schrijft
wil ik geloven.
U bent met hem die strijdt
wil ik geloven,
Mijn God.

Zoudt U er zijn zonder de spraak
ik zou 't niet weten.
Zoudt U er zijn zonder het schrift
ik zou 't niet weten.
Zoudt U er zijn zonder de strijd
ik zou 't niet weten,
Mijn God.

Zoudt U er zijn als ik niet hoorde
ik weet het niet.
Zoudt U er zijn als ik niet las
ik weet het niet.
Zoudt U er zijn als ik niet streed
ik weet het niet,
Mijn God.

Wel weet ik dat U mij draagt
te midden van de sterren.
Wel weet ik dat U mij laaft
met lucht en koolhydraten.
Wel weet ik dat U mij baart
en ik in U zal keren,
Mijn God.

Die spreekt, niet spreekt van U
spreekt louter loze woorden.
Die schrijft, niet schrijft voor U
schrijft louter lege letters.
Die strijdt, niet strijdt om U
strijdt louter om ideeën,
Zijn God
is Mijn God niet.

Mount Euthanatos


De mensen kennen van de berg diens gaven
de gaven van zijn dampen rond zijn kruin.
Ze hebben er hun ouders in begraven
als in de aarde van een rozentuin.

De berg blaast traag zijn ijle dampen uit
die alle zuurstof wassen uit de lucht.
Zijn trage blazen klinkt als het gefluit
van kleine vogels in hun paringsvlucht.

De dampen zeven uit het harde blauw,
dat heel de dag boven de dorpen hangt,
de onaandoenlijkheid en maakt het grauw
wier schemering de scherpe lijn vervangt.

De sterveling die zich omhoog laat dragen
daar 't leven hem niet meer is welgezind
hoeft daarvoor slechts zijn medemens te vragen
daar iedereen de berg weldadig vindt.

De sterveling ligt op gedroogde biezen,
voelt om zich heen de oksel van de berg.
De berg zuigt zacht de zuurstof uit zijn kiezen
en blaast met zorg de koolstof in zijn merg.

De sterveling ziet zich gedrenkt in dromen
die alle wensen van zijn jeugd vervullen.
Hij ziet zich sterk en schoon de berg af komen
maar zonder zich in kracht te hoeven hullen.

Het dode lijf blijft op de stenen achter
en voegt als steen zich in de berg zijn werk.
Wordt deel van de erbarming van die wachter
blaast mee diens zoete adem in het zwerk.

Ik bid dat nimmer zendelingen landen,
die zich als hoeders van het leven roemen,
en deze berg bevuilen met hun handen
omdat ze hem de Doodsberg zijn gaan noemen

Oud zout


Ik, ouwe man, kan veel vertellen
maar niemand vindt dat interessant.
Een ouwe vent gaat niet meer rellen
noch laat hij rinkelen de bellen
of springt hij toornig uit de band.

Ik, ouwe man, kan veel vertonen
want nimmer raakte ik wat kwijt.
Maar iedereen zal mij gaan honen
mij laten staan voor spek en bonen
daar wat ik toon, is uit de tijd.

Ik, ouwe man, kan veel beleren
want alle leren maakte 'k mee.
Maar wat mij zit in d' kouwe kleren
is voor een ieder kut met peren
is water dragen naar de zee.

Ik, ouwe man, heb veel te schrijven
te schrijven voor ik het vergeet,
want toch wens ik dat zal beklijven
wat eens in mij kwam boven drijven
al is het maar een muggenbeet.

Ik, ouwe man, heb veel te zeggen
omdat ik zoveel heb bepeinsd.
Ik hoef niet naar mijn woord te dreggen
maar niemand wil dat 'k uit ga leggen
al wordt belangstelling geveinsd.

Ik, ouwe man, heb veel te schenken
want te verdienen hoeft niet meer.
Ik word bediend haast op mijn wenken
en moet vaak aan mijn ouders denken
die vielen in hun grijsheid neer.

Ik, ouwe man, kan veel vergeven
zelfs 't kind van wie mij eens verried
wat mij de vrijheid deed beleven
die nimmer mij werd om het even
maar wier verdamping niemand ziet.

Oude heer alleen


Mijn dagen staan vol lege uren
als lege kasten zonder boeken.
Ik heb niets meer bij ze te zoeken
ze doen me niets meer uit de doeken
Mijn dagen staan vol lege uren.

Mijn dagen staan vol lege ramen
die tonen steeds hetzelfde beeld
dat mij al jarenlang verveelt:
een prent tot op de draad vergeeld.
Mijn dagen staan vol lege ramen.

Mijn dagen staan vol lege deuren
omdat geen hand ze openmaakt,
omdat geen blik meer aan ze raakt,
geen inbreker ze zelfs nog kraakt
Mijn dagen staan vol lege deuren.

Mijn dagen staan vol lege stoelen
omdat er niemand meer op zit.
Ze staan voor eeuwig in gelid
als tanden van een kunstgebit.
Mijn dagen staan vol lege stoelen

Mijn dagen staan vol lege zaken
omdat hun inhoud is verschaald,
hun bruikbaarheid is achterhaald,
hun rekening is afbetaald.
Mijn dagen staan vol lege zaken.

Mijn dagen staan propvol gedachten
gedachten van herinnering
van wat ik wou en wat ik ving
waarheen ik wou, waarheen ik ging.
Mijn dagen staan propvol gedachten.

Mijn dagen staan vol lege gaten,
want ook herinnering bleef weg.
De laatste woorden die ik zeg
zijn voor geen boterham beleg.
Laat mij de dagen achterlaten

Ouwe jazz


De wind stoof door het lover op me toe
gelijk de branding van de zee bij vloed.
Hij maande alle vogels aan tot spoed
en sloeg de kelken van de bloemen toe.

Ik had een melodie net uitgebroed
zoals ik vaker op een duintop doe.
Ik keek de duinrug over en zag hoe
die werd verzwolgen door een wolkenstoet.

Ik ben als vos gesprongen van de bank
en ben als haas het zandpad afgerend.
Ik ving de eerste regen op mijn flank
en zag een windvlaag rukken aan mijn tent.

Mijn melodie was echter goed van klank
toen ik als fax haar zond naar Dixieland.

Plegaria
(Bede, van een politiek gevangene)


De zon rijst uit de rode golven op
en waaiert uit haar blauwe mantel.
De duiven koeren zachtjes in hun krop
en wachten op het brood
dat ik ze eens aanbood.

De zon daalt in de bruine bergen af
en laat haar zwarte sluier achter.
De paarden komen in gestrekte draf
de koeien achter hen
de schapen in een ren.

Zo een dag
gouden dag
dag waarop ik zit te wachten.

Zo een dag
gouden dag
dag van ledige gedachten.

Laat de dagen zonder zonden zijn
Una plegaria
Laat de dagen zonder monden zijn
Una plegaria
Laat de dagen zonder wonden zijn.
Dagen zonder schreeuw.

Laat de dagen zonder zonden zijn
Una plegaria
Laat de dagen zonder monden zijn
Una plegaria
Laat de dagen zonder wonden zijn
Dagen als een geeuw.

De maan rijst uit de grijze golven op
en werpt de zwarte nacht vol sterren.
Vanuit de wouden dreunt de zware klop
van kreeft en leguaan
die op het water slaan.

De maan daalt in de witte bergen af
en laat een uur van stilte achter.
De doden went'len zachtjes in hun graf
en mompelen het woord
dat zij van mij hadden gehoord.

Zo een nacht
zilv'ren nacht
nacht waarop ik lig te hopen.

Zo een nacht
zilv'ren nacht
nacht met alle deuren open.

Laat de nachten zonder tranen zijn
Una plegaria
Laat de nachten zonder manen zijn
Una plegaria
Laat de nachten zonder wanen zijn
Nachten zonder gaap.

Laat de nachten zonder tranen zijn
Una plegaria
Laat de nachten zonder manen zijn
Una plegaria
Laat de nachten zonder wanen zijn
Nachten van de slaap.

Poèma
(Lofdicht op de vrouw van een vrij man)


Poèma
jij danst als een vagevuur
Poèma
jij glanst als de sneeuw zo puur
Poèma
jij bent als de nacht
zo stil zo koel
als de regen zo zacht
Poèma
jij zingt als een pampabrand
Poèma
jij klinkt als een houten hand
die slaat op mijn huid
ik kniel weerloos voor jou
ik schreeuw het uit.

Poèma
jouw oog is een diamant
Poèma
jouw mond is een vampiertand
Poèma
jij bent als de maan
jij blikt mij aan
maar van heel ver vandaan
Poèma
jouw haar geurt als noordenwind
Poèma
jouw voet stampt mij fijn als grind
die stampt op mijn rug
ik lig weerloos voor jou
stamp niet terug.

Popliedje


De enige om wie ik zorgen heb
ben jij
ben jij
De enige om wie ik tranen dep
ben jij
ben jij
De enige die ik niet missen kan
ben jij
ben jij
De enige die ik niet wissen kan
ben jij
ben jij
De enige naar wie ik altijd luister
ben jij
ben jij
Al vind ik soms mijn mening juister
ben jij
ben jij
De enige bij wie ik slapen wil
ben jij
ben jij
De enige voor wie ik rapen schil
ben jij
ben jij
De enige die ik wat vragen durf
ben jij
ben jij
De enige met wie ik wagen durf
ben jij
ben jij
De enige die om mij heen moet blijven
ben jij
ben jij
De enige die op de been moet blijven
ben jij
ben jij
De enige bij wie ik vrede heb
ben jij
ben jij
De enige voor wie ik rede heb
ben jij
ben jij
De enige met wie ik reizen wil
ben jij
ben jij
De enige met wie'k vergrijzen wil
ben jij
ben jij
De enige die mij nooit verveelt
ben jij
ben jij
De enige die mij nooit verspeelt
ben jij
ben jij
De enige voor wie ik sterven wil
ben jij
ben jij
De enige na wie ik sterven wil
ben jij
ben jij

Schlager rondeel
(opgedragen aan de dichter Sander Daaldreef)


Ik hoor het Joseph Schmidt nog zingen
van 't kleine landje aan de zee.
Zijn lied vloog weg in wijde kringen,
vloog met de bonte eibers mee
naar waar eertijds de schelpen hingen
aan koorden als een portemonnee,
toen witte mannen zwarte mensen vingen.

Ik hoor het Joseph Schmidt nog zingen
van 't kleine landje aan de zee.
Waar molens lustig swingen gingen
en winter voortgleed in een slee.
Waar ganzen d'ooievaars vervingen
brutaal zich zettend op dier stee
daar opgestaan plaatsjes vergingen.

Aan 't kleine landje aan de zee
ik hoor het Joseph Schmidt nog zingen
Terzine van de min

Jij fluisterde het in mijn oor:
ik houd van jou, ik houd van jou ...
en ging toen pijlsnel er vandoor.

Zij was mij trouw, zij is mij trouw ...
de tranen trokken aan mijn oog.
O, kom terug, o, kom weer gauw.

Weet jij nog hoe zwaar ik toen woog
de eerste maal dat 'k op je lag
en als een blad in je bewoog?

Het was een zoele regendag
gedempte stemmen in 't portiek
met plots het klat'ren van een lach.

Mijn borst is berstensvol muziek,
zij is mijn vrouw, zij blijft mijn vrouw ...
ook nu ik oud ben en zo ziek.

Vergeefs uur


Het was het uur dat alle klokken zwegen
de tijd een uurlang roeroos zat
geen elektron een punt nog kon bewegen
geen kwantum nog wou springen op de wegen
gebaand door Faraday en Watt.

Het denken in mijn schors was stilgevallen
gedachte bleef in haar neuron
het voelen liet zich niet meer samenballen
het willen, dat zich niet meer uit kon stallen,
zat als een pop in een cocon.

De bomen lieten niet meer ringen groeien
de planten staakten chlorofyl
de bijenkorven lagen in de boeien
de waterdroppels wilden niet meer vloeien
de hele aarde was fossiel.

De wolken lieten hagelbuien hangen
de branding van de zee leek kalk
het roofdier kon de kuddebeesten vangen
wanneer het niet gekluisterd lag aan stangen
veel sterker dan de sterkste balk.

De wind was midden in het dal gestokt
bracht geen geluid meer naar het oor
de mens, toch zo gemazeld en gepokt,
stond zonder oog en oor als steen geblokt,
zijn hele weten er vandoor.

Een uur daarna gingen de klokken tikken
de aarde went'len om haar as
atomen lieten weer hun kwanta kikken
het leven spoot uit zijn conservenblikken
niets wist dat 't één uur later was.

Eén van vier Argentijnse tangogedichten
(opgedragen aan de Dwaze Moeders en Grootmoeders van de Plaza Del Mayo in Buenos Aires)


ADIOS MUCHACHOS
(Vaarwel, vrienden, van een politiek vluchteling)

Adios muchachos
ik ga weg
ik moet vertrekken
wil 'k niet verrekken
op deze plekken.

Adios muchachos
ik ga weg
ik moet verdwijnen
wil 'k niet verkwijnen
in blinde treinen.

Adios muchachos
ik ga weg
ik moet verkassen
wil 'k niet verassen
in dove plassen.

Ik ga nu weg
maar blijft steeds aan mij denken
ook als zij krenken
mijn goede naam.

Want wil ik blijven leven
dan moet ik mij begeven
dan moet ik mij begeven
naar een ver en gastvrij land.
Waar ik alles mag zeggen
en alles uit mag leggen
waarvoor mijn hart, mijn lichaam
waarvoor mijn lichaam strijdt.

Want wil ik blijven leven
dan moet ik mij begeven
dan moet ik mij begeven
naar een ver en mistig strand,
maar waar wel duizend oren
mijn roepen willen horen
mijn roepen om dat ene
om
GERECHTIGHEID.

Ademloos lichaam
(opgedragen aan dokter Apap, longarts van het Medisch Centrum Haaglanden te Leidschendam Anthoniushove)



Wanneer de lucht niet vrijuit binnenstroomt
en onbezwaard weer uitstroomt in de lucht,
dan wordt je lichaam zwaar, wordt ingetoomd
gelijk een pit zit in een passievrucht.

Je lichaam, dat eerst schreed langs 's herenwegen
zonder zijn eigen voortgaan te beseffen,
heeft plots een dauwdrup of een windzucht tegen,
moet voor de kleinste stap een been verheffen.

Je lichaam wil alleen nog zitten
verbijsterd kijken in de zon
wil niet meer staan en niet meer fitten
wil plantje zijn op het balkon.

Je lichaam wil niet langer eten
en drinken nog slechts mondjesmaat,
wil van kledij noch schoeisel weten
en raakt steeds minder aan de praat.

Je lichaam moet vaak razend hoesten
daar beide longen zijn uit vorm
Je ganse tors schudt van dat proesten
je kronkelt je gelijk een worm.

Je lichaam is zo zwak, steeds zwakker,
een fluitje voor een virus of bacil.
De nachten ligt het uren wakker
omdat de slaap niet stromen wil.

Je zit wanhopig in dat lichaam,
Nick Lauda in een autowrak.
In heg noch steg zie je een licht staan
met Shell of Bovag op zijn bak.

Ziekenzaal


De nachten van de ziekenzaal zijn lang
terwijl zijn dagen kort als filmshots zijn.
De nachten van de ziekenzaal zijn bang
terwijl zijn dagen kermen van de pijn.

De hoop ligt in de zalen uitgespreid,
de wanhoop ook, bedrukt met loden zucht.
De hoop die elke nieuwe dag verbeidt
de wanhoop die de nieuwe dagen ducht.

De zieken liggen benig in hun bedden
hun rangen en hun standen uitgewist.
Geen hunner durft een munt zelfs te verwedden
dat hij straks als vanouds wordt opgedist.

De hulpverleners snellen door de zalen
werpend hun ogen en hun handen rond.
Halforig luisterend naar hun verhalen
maar liefst toch snoerend hunner kranken mond.

De zieken liggen lijdzaam wang aan wang
terwijl hun dagen kort als filmshots zijn.
Nadien gaat ieder weer zijn eigen gang
en pakt op het station zijn eigen trein.

Zusterstemmen


Hun zachte stemmen wekten mij
een vleug van wind gelijk een bries
van zee.
Het was nog donker en het tij,
dat bij het krieken wies,
lag nog in vree.

Hun stemmen waren niet voor mij
maar gonsden rond de kale kruin
in 't bed
naast mij. Een kruin die niets meer zei,
versteend lag en wat schuin,
wat opgezet.

De dood kwam als een schim voorbij
terwijl ik sliep gelijk een roos
gestekt
lang voor ik hief mijn eerste schrei
door zachte stemmen uit 't narcoos
tot oor gewekt.

***
terug naar de inhoudsopgave van alle gedichten

terug naar de beginpagina van de website