Levensverhaal van Alam Darsono


Dit verhaal is in 2021 samengesteld door het Stadsarchief Amsterdam met medewerking van Stichting Dr. Alam Darsono. Pointe heeft toestemming gekregen het te plaatsen.

Alam Darsono
In 1935 in Amsterdam komen wonen


Schrijver en wetenschapper Alam Darsono (1926-2004) was de zoon van islamitisch-communistische ballingen uit Nederlands-Indië. Hij werd geboren in Moskou en groeide op bij een Joods sociaal-democratisch pleeggezin in de Rivierenbuurt. In zijn tienerjaren werd hij blind.
De vreemdelingenkaart van Alam Darsono is opgesteld op 12 januari 1954. Darsono woonde toen al bijna twee decennia in Nederland. Op zijn kaart staat als geboortedatum 5 november 1926 vermeld, als nationaliteit Indonesisch. Alam werd geboren in Moskou, in Hotel Lux. Zijn ouders waren politieke bannelingen uit Nederlands-Indië. Zijn vader, journalist Raden Darsono Notosoedirdjo, was lid geweest van de Sarekat Islam (Islamitische Vereniging), de grootste nationalistische organisatie binnen de kolonie. Samen met een aantal leden had hij de Indonesische Communistische Partij (PKI) opgericht en hij was actief in de Komintern.

Rivierenbuurt

<>
Het koloniale bestuur had hem en zijn echtgenote daarop verbannen uit Nederlands-Indië. Het jonge stel was naar de Sovjet-Unie vertrokken, waar hun zoontje werd geboren. Alams vader wees echter de nieuwe harde partijlijn van Stalin af, en het jonge gezin moest opnieuw vluchten. Dit keer naar Berlijn, waar Alams moeder al snel overleed. Nadat Hitler aan de macht was gekomen, werd de situatie weer onhoudbaar. In 1934 trok Darsono naar Amsterdam, een jaar later liet hij Alam overkomen. Hij bracht zijn negenjarige zoon onder in het sociaal-democratische gezin van de Joodse violist Bram Bleekrode op Uiterwaardenstraat 47 III. In de Rivierenbuurt voelde Alam zich al snel thuis. Hij ging er naar de Meerhuizenschool. Dat hij er anders uitzag dan de kinderen in zijn klas, was iets waar hij nauwelijks bij stilstond.

Ariër


Dat besef kwam pas na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Alam zat toen op een HBS waar veel Joodse medeleerlingen zaten. Op hun persoonsbewijzen prijkte een grote rode J. Tot zijn eigen verbazing stond in Alams paspoort vermeld dat hij 'ariër' was. In een later interview vertelde hij: 'Ik had het logischer gevonden om ook een J te krijgen. Als er nou iemand afweek van die andere kinderen, dan was ik het wel. Maar mij is de hele oorlog nooit een strobreed in de weg gelegd omdat ik een bruin jongetje was.' Zijn Joodse pleegvader zou de oorlog niet overleven. In 1942 werd Bram Bleekrode, die in het verzet zat en een Joods jongetje in huis liet onderduiken, opgepakt en gedeporteerd.

Blind


In de loop van de oorlog merkte Alam dat zijn zicht achteruit ging. Zijn (niet-Joodse) pleegmoeder stuurde hem voor behandeling naar het Westergasthuis, zoals het Wilhelmina Gasthuis tijdens de Tweede Wereldoorlog heette. In de hongerwinter konden ingewikkelde oogoperaties echter niet goed uitgevoerd worden, en het ging hoe langer hoe slechter. In die moeilijke tijd leerde Alam zijn toekomstige vrouw kennen: (Pop) Aaltje Johanna Stam was de dochter van een prominente communist. Alam lag te herstellen van een oogoperatie, toen Pop als vrijwilligster het Westergasthuis bezocht. Nog in oorlogstijd gingen ze samenwonen. Alam schreef zich op 5 april 1945 in op Uithoornstraat 8 II, waar Aaltjes moeder als weduwe de hoofdbewoonster was. Ook zijn vader schreef zich daar toen in. Vlak na het einde van de oorlog werd Alam volledig blind. Het beeld van de Canadese bevrijders, die op 8 mei 1945 over de Berlagebrug de stad binnentrokken, was één van zijn laatste ‘ziende’ herinneringen.

Universiteit


Terug naar de HBS kon de 18-jarige Alam niet, maar op het Koninklijk Blindeninstituut in Huizen haalde hij alsnog zijn gymnasiumdiploma. Hij was vastbesloten verder te studeren. Blinde jongens werden in die tijd opgeleid tot stoelenmatter of pianostemmer. Alleen voor een studie theologie waren er brailleboeken. Maar Alam was niet christelijk en theologie interesseerde hem niet. Als eerste blinde ging hij psychologie en sociologie studeren aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn Vreemdelingenkaart stamt uit die periode. Alam studeerde af in 1959, met de hoogste cijfers van zijn jaar, en trouwde in dat jaar met Pop. In 1965 verhuisden ze naar Den Haag. Alams vader was in 1951 teruggekeerd naar het inmiddels onafhankelijke Indonesië.

Literaire activiteiten


In 1965 werd Darsono aangenomen als wetenschappelijk ambtenaar op het toenmalige Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. Pop kreeg een aanstelling als zijn secretaresse. Ook was hij een paar jaar docent aan de Nutsacademie voor Pedagogische en Maatschappelijke Vorming in Rotterdam. In 1974 promoveerde hij (tot doctor in de Sociale Wetenschappen) als één van de eerste blinden ooit. Naast zijn ambtelijke en wetenschappelijke werk zette hij zich in voor de emancipatie voor blinden en slechtzienden (o.a. als bestuurder in de Nederlandse Blindenbond en bij de Nederlandse Blindenbibliotheek).
Daarnaast schreef Alam Darsono poëzie, veel verhalen en meerdere autobiografisch getinte romans, waaronder Kinderogen, uitgegeven door Thomas Rap. In 1984 richtte hij Pointe op, een literair tijdschrift dat in gesproken vorm werd uitgegeven. Het verschijnt nog steeds. In 1987 werd hij geridderd in de Orde van Oranje-Nassau. Alam Darsono overleed in 2004 in een ziekenhuis in Nieuwegein, kort nadat hij met Pop was verhuisd naar Het Schild in Wolfheze. De Stichting Pointefonds draagt sindsdien zijn naam: Stichting dr. Alam Darsono.

***
terug naar de beginpagina over Alam Darsono