ZOMERSE GEDACHTEN

een gedicht van Jaap van der Hoest

Licht en warm, tenminste twee zintuigen,
waarvan de ogen strijden
met een teveel van het ene,
het alomvattende van de in
een vrije ruimte stevig stralend
hemellichaam, dat bij alle in
de weg staand onjecten afwezigheid
projecteert in gevormde schaduwen.
Het zijn de ogen in afwijking,
ontvangers die niet verwerken zoals
na binnenkomst licht chemisch om-
gezet moet worden in verfijning,
kleurige beelden, helder in scherpte,
na rap transformeren in hersenen.
Lichtschuw is een benoeming na
een conclusie. Vergelijking ging eraan
vooraf. En anderen weken niet af.
Van warmte, het andere,
is geen teveel, geen overdaad
in de ontvangst van het hemellichaam
in gebieden waarin Nederland ligt,
streken van vier seizoenen, waaronder
gematigd en relatief kort de zomer.
Er is geen voelbaar teveel
van warmte ontvangen in een lichaam,
op een huid geraakt door straling.
Warmteschuw is geen benoeming,
kan geen conclusie zijn. Vergelijking
ging hieraan niet vooraf. Afwijking
komt daardoor niet voor.
Licht en warm,
effecten van de zon, stralend
tussen voor- en najaar voor
een ieder, uitgaande van
gelijkheid die voor het oog
aan de hemel aanwezig schijnt.
Voelbaar is licht
dat warmte geeft, waarmee
warmte zichtbaar wordt
bij wie ogen goed werken.
Zo zou koude
bij wie licht anders ziet
aanwezig kunnen zijn.
De zon doet niet mee
in denken over zijn effecten,
denken over niet kunnen zien,
terwijl zijn positie centrraal
staat, een positie waarover
denkers zich niet mochten uiten.
Licht en warm
is de zon in de zomer,
ontvangen op huiden, gevoeld,
ontvangen met ogen, gezien,
ontvangen in schaduwen, voor
wie licht minder mag zijn.



***
terug naar de inhoudsopgave
terug naar de beginpagina van Pointe
terug naar de beginpagina van de website