Borrelnootjes

een verhaal van Martin Doorn

Twee jaar en drie maanden geleden

Het was kwart over negen en James Norod zat met zijn ellebogen op het bureau wat voor zich uit te staren. Hij was sinds kort adjunct-commissaris. Niet dat dat veel veranderd had, want commissaris McGregor had de touwtjes nog stevig in handen. Al had de sluwe vos wel alle kutkarweitjes afgeschoven op Norod. Deze moest nu bepalen welke kleur grijs er in de kleedkamers werd gebruikt. Of de wc-brillen van hout of van plastic moesten zijn. In welke ruimten er spaarlampen moesten worden geplaatst. Ook de berispingen van personeel dat over de schreef was gegaan kwamen voor rekening van Norod. Wel was er op zijn bureau een tweede telefoon geplaatst een zogenaamde ‘hotline’. Een rechtstreekse lijn die binnen kwam zonder de tussenkomst van de telefoniste. Een lijn, alleen bedoeld voor politiemensen. De tweede telefoon was overigens niet rood, maar gewoon grijs. Wel zat er een lampje op dat ging branden als de telefoon ging. Dit om verwarring te voorkomen met de andere telefoon. Om tien voor half tien ging zowaar de ‘hotline’. Toen Norod hem opnam bleek het zijn moeder te zijn. Trots, maar achteraf stom had hij zijn moeder het nummer gegeven. Ze viel meteen met de deur in huis. ‘Ik heb bericht gekregen dat ik die 55+flat aan de Meadowlane niet krijg. Kan jij daar nu niets aan doen? Je bent nu toch commissaris?’Norod zuchtte maar eens en antwoordde dat hij politieman was en geen gemeenteambtenaar die de woonruimte verdeelde. Bovendien was het haar eigen schuld omdat ze zich te laat had ingeschreven. Nu zuchtte zijn moeder en beet hem toe dat hij er maar iets op moest vinden. Daarna smeet ze de hoorn op de haak.

Twee jaar, twee maanden en drie weken geleden

Om tien voor half tien ging de ‘hotline’ op het bureau van Norod. Het was zijn moeder. ’Of hij al iets gedaan had aan de 55+flat?’ Norod zei dat hij dat niet kon en verbrak de verbinding.
Omstreeks de zelfde tijd begonnen Cliff en Rodney Allisson hun oude donkerbruine bestelbusje uit te laden bij de ingang van de 55+flat aan de Meadowlane. Ze hadden een woning gekregen in het nieuwe flatgebouw. Op de negende etage. Nummer 914. Uiterst rechts op de bovenste verdieping. Cliff was de oudste broer en was 65 jaar. Rodney was drie jaar jonger. Cliff was gepensioneerd gemeenteambtenaar met een goed pensioen, Rodney had zijn hele leven zijn kostje bij elkaar gescharreld met kleine handeltjes en de verkoop van antiek, of wat daar voor door moest gaan, op de markt. Geen van beiden was ooit getrouwd en ze woonden al jaren samen in het voormalig ouderlijk huis. Ze sjouwden hun spullen naar boven en brachten nog wat overbodige rommel naar de kelderbox. Ook de nog bruikbare diepvrieskist werd daar ondergebracht. Nadat ze hun nieuwe flat enigszins hadden ingericht stonden ze beiden voor het raam met het uitzicht over de weilanden. ‘De zonsondergangen zullen hier ook prachtig zijn’, sprak Cliff dromerig. Rodney was minder romantisch en knikte maar wat. ‘Kijk, wees Cliff enthousiast, daar rent een haas over de wei. En daar in de lucht een buizerd die op hem jaagt’. De haas ontsnapte en dook weg onder een bosje.

Twee jaar, twee maanden en een week geleden

In de flat was het al spoedig net als vroeger in het oude huis. Cliff wekte Rodney om half acht omdat hij om half negen op de markt aanwezig moest zijn. Anders gaf de marktmeester zijn vaste plaats aan een ander. Cliff verzorgde het ontbijt en deed na het vertrek van zijn broer, de huishouding. Nog niet helemaal bij zijn positieven werd Rodney wakker. Hij moest nog steeds wennen aan zijn nieuwe slaapkamer. De wekker, die hij overigens nooit gebruikte omdat zijn broer hem ’s morgens riep, stond op tien over negen. Hoe kon dat? Was de wekker kapot of was Cliff hem vergeten te roepen? Hij stapte nog wat slaperig uit bed en liep op blote voeten naar de keuken. De vertrouwde geur van eieren met spek kwam hem deze keer niet tegemoet. In de keuken was het leeg. De ontbijttafel stond niet klaar. Er was zelfs geen thee. Had Cliff zich dan werkelijk verslapen? Dat was in al die jaren nog nooit gebeurd. Hij opende de deur van Cliff’s slaapkamer. Het bed was beslapen, maar geen spoor van zijn broer. Hij liep naar de badkamer en opende deze. Daar lag zijn broer, in zijn pyjama, op de grond voor de wastafel. In zijn rechterhand had hij nog zijn tandenborstel en om zijn mond zat wat schuim. Rodney schrok en probeerde hem overeind te helpen, maar Cliff was slap en gaf niet mee. Toen drong het pas tot hem door dat zijn ogen open waren en hem aanstaarden. ‘Hij is dood’, schoot het door hem heen. Hij voelde zijn pols. Niets. Zo goed en zo kwaad het ging sleepte hij de waarschijnlijk dode Cliff naar diens bed en hees hem er op. Nogmaals voelde hij zijn pols en luisterde nu ook met zijn oor tegen de borst. Die voelde al wat kouder aan. Niets. ‘Een dokter bellen’, schoot als eerste door hem heen. Maar Cliff was toch al dood . Wat had het voor zin. Hij besloot een kop thee te zetten en alles eens rustig op een rijtje te zetten. Twee uur en vier koppen thee later had hij de situatie goed overdacht. Cliff was dood. Daar was niets meer aan te doen. Jammer, maar helaas. Maar hoe moest het nu met hem? Geld om hier te blijven wonen had hij niet. De zaken gingen slecht en over een paar jaar was hij 65+ met een kleine uitkering van de staat en geen pensioen. Cliff had tot dusver immers voor alles gezorgd. Hij legde het laken over het gezicht van zijn broer en zette nog maar eens thee. Jammer dat hij niet meer rookte. Hij kon een sigaretje nu wel gebruiken. Langzamerhand ontstond een plan. Maar was dat uitvoerbaar? Zijn broer moest hem nog een laatste keer helpen. Zijn broer moest met hem ruilen. Rodney werd Cliff. Ze hadden ongeveer hetzelfde postuur. Waren van de zelfde leeftijd en leken wel op elkaar. Ze waren tenslotte broers. Alleen had Cliff een klein sikje en een bril. Maar dat was een kwestie van veertien dagen niet scheren en een bril met vensterglas kopen bij de opticien. Hun ouders waren overleden en met de enkele familieleden, die trouwens allemaal ver weg woonden, hadden ze al jaren geen contact meer gehad. Dan zat hij nog wel met het lijk van zijn broer. Ergens dumpen. Nee, dat kon hij niet over zijn hart krijgen. Begraven? Maar waar? Weer dacht hij lang na. De enige oplossing die hij op dit moment kon bedenken, was zijn broer voorlopig maar in de vrieskist in de kelderbox onder te brengen. Dan kon hij op zijn gemak uitzoeken hoe hij op een fatsoenlijke manier van het stoffelijk overschot af kon komen. Hij toog naar de kelder om voorbereidingen te treffen. Gelukkig was de vrieskist vrijwel leeg omdat ze net verhuisd waren. Hij at twee ijsjes en nam drie diepvriespizza’s en wat kippenboutjes mee naar boven. Het enige dat hij moest weggooien waren wat ijsjes en een streng bevroren karbonades. Terug in de slaapkamer van de overledene deed zich het volgende probleem voor. Hoe moest hij Cliff beneden in de vrieskist krijgen? Hem vervoeren door de gangen en in de lift zou ongetwijfeld problemen geven. Hij kon moeilijk verklaren dat hij zijn dode broer zolang opborg in de diepvriezer. Maar eerst het eerste probleem oplossen. Het vervoer. Als marktkoopman en handelaar was hij in het bezit van een zogenaamd bokje. Een plat wagentje met vier wieltjes. Daar kon hij Cliff op leggen en hem naar beneden rijden. Alleen zijn broer paste niet op dat kleine wagentje en bovendien zouden de mensen raar blijven kijken. Hij moest hem ergens in doen zodat niemand kon zien wat hij vervoerde. Er schoot hem in gedachte dat er in de kelder nog een grote kartonnen doos stond waar de nieuwe wasmachine in gezeten had. Hij haalde hem op. Even later ging hij alweer naar beneden en haalde het bokje uit zijn oude bruine bestelbus. Nu alles in gereedheid was voor de diepvriesbegrafenis van Cliff toog hij naar diens slaapkamer. Het karretje sleepte hij achter zich aan. Hij vatte zijn broer bij de schouders om hem in een zittende houding te krijgen. Dat ging niet. Het lichaam was verstijfd. Rigor Mortis, schoot het door hem heen. Hij probeerde nog een arm te buigen, maar tevergeefs. Hij wist wel dat de lijkstijfheid na verloop van tijd weer zou overgaan, maar wist niet hoe lang dit zou duren. Maar eens op Internet kijken, besloot hij. Het bleek dat de Rigor Mortis veertig tot tachtig uur kon aanhouden. Afhankelijk van de temperatuur. Weer moest Rodney diep nadenken. Er zat uiteindelijk niets anders op dan te wachten tot de stijfheid zou afnemen. In deze toestand kon hij Cliff nooit in de wasmachinedoos krijgen. Twee jaar, twee maanden en vijf dagen geleden. Veel geslapen had Rodney de afgelopen twee dagen niet. Hij ging de slaapkamer van zijn dode broer binnen en schrok een beetje. Zijn broer zag er slecht uit blauwbleek en met starende ogen. Vanwege die starende ogen drong het nu pas tot hem door dat Cliff zijn bril niet op had. Hij pakte hem van het nachtkastje en zette hem zijn broer op. Hij keek er even naar en bedacht zich toen dat hij ook een bril moest gaan dragen. De bril van Cliff kon niet. Daar zag hij vrijwel niets door. Zo bezig zijnde leek het ook wel of het al een beetje vreemd begon te ruiken. Hij voelde aan een arm. Die was voor het gevoel ijskoud, maar kon wel gebogen worden. Rodney vermande zich en liet zijn broer op het karretje zakken. Zijn achterste in het midden. Toen begon hij met behulp van stevig plakband de knieën tegen de borst te vouwen. Daarna de armen rond de knieën. Hij maakte met behulp van de tape een pakketje van zijn broer. Als laatste duwde hij het hoofd zo veel mogelijk voorover, zodat het gezicht op de knieën rustte. Als laatste wikkelde hij nog enkele malen tape rond het hele opgevouwen lichaam. Hij schoof de wasmachinedoos over Cliff heen en plakte de doos vast aan het karretje. Het leek nu net of er een wasmachine vervoerd werd. Van zijn broer was niets te zien. Tevreden trok Rodney het karretje naar de deur. Hij keek voor de zekerheid nog even of er niemand op de gang liep en ging op weg naar de lift, met zijn broer vermond als wasmachine achter zich aantrekkend. Zonder ook maar iemand tegen te komen arriveerde hij in de kelderbox. Hij opende de klep van de diepvriezer. Met een stanleymes sneed hij de tape door. De dode Cliff lag nu languit op de vloer. Rodney begon hem op te tillen en duwde hem over de rand van de diepvriezer. Een arm bleef haken. Het stalen bandje van Cliff’s horloge bleef hangen achter de rubberen afdichtstrip. Rodney trok de arm los. Er kwam een scheurtje in de strip. De schade viel nog al mee en Rodney duwde de strip weer in vorm. Goedkeurend keek hij naar zijn broer die nu in een wel heel koude doodskist lag. Hij haalde het horloge van zijn arm en deed dit om zijn eigen pols. Tenslotte stond zijn nieuwe naam achterop de kast. Cliff had het horloge gekregen van zijn collega’s na veertig jaar trouwe dienst. Hij sloot de klep en ging naar boven. Voortaan was hij Cliff.

Vier maanden geleden

In de kelderbox van Meadowlane 914 klonk een scherpe tik, waarna de motor van een diepvrieskist afsloeg. Intussen bladerde Cliff in de brochures van het reisbureau. Hij vond dat hij wel eens aan een vakantie toe was. Hij leefde nu al een hele poos het rustige leven van een gepensioneerde oudere man die alleen woonde ineen 55+flat. Geldzorgen waren er niet en hij hoefde niet meer te werken. Hij had zijn oude bestelbus naar de sloop gebracht en een handig stadsautootje gekocht. Aan zijn broer beneden in de diepvriezer dacht hij zelden meer. Na de vakantie zou hij zich met die zaak gaan bezighouden. Voorlopig lag hij daar goed. Een dag of veertien naar Mallorca leek hem wel wat. Hij boekte en stapte twee maanden later welgemoed in het vliegtuig.

Twee maanden geleden

Tussen wat struikgewas, onder polletjes verdord gras en dorre bladeren werd nieuw leven uit de dood geboren. Uit het kadaver van een dode haas kropen met tussenpozen van een paar minuten blauwgroene aasvliegen. Een mooi exemplaar koos, na zijn vleugels te hebben gedroogd, het luchtruim. Uit de struiken de blauwe hemel in. Al vliegend rook ze een heerlijke geur. Een geur die haar onweerstaanbaar aantrok. Zoekend vloog ze in alle richtingen en kwam steeds nader bij de bron van haar onweerstaanbare doel. Ze landde naast een groene metalen deur die toegang gaf tot de gang met kelderboxen van een flatgebouw. Deze informatie had ze niet en zou haar ook niets hebben kunnen schelen. De lucht van verrotting was haar enige drijfveer. De deur was glad, zonder handvat of sleutelgat. Slechts te openen vanaf de binnenkant. Ze wachtte geduldig. Na ongeveer een half uur werd de deur geopend en kwam er een echtpaar, hij kaal, zij grijs, met twee fietsen naar buiten. De aasvlieg zweefde naar binnen. Snel was de bron van de aantrekkelijke geur gevonden. Ze kroop onder de deur van de kelderbox door. Vond een scheurtje in de afdichtstrip van een vrieskist en kroop naar binnen. Hier kon ze haar eitjes kwijt.

Drie weken geleden

Langzaam liep de temperatuur in de diepvrieskist op. Het dode lichaam was enigszins opgezwollen en bacteriën deden hun best het af te breken. Langzamerhand begon ook een kolonie maden zich aan het verrotte vlees tegoed te doen. Tegelijkertijd vermaakte de man, die de naam van het stoffelijk overschot in de diepvrieskist had aangenomen, zich kostelijk op het Spaanse Mallorca.

Verleden week

De ‘hotline’ op het bureau van commissaris Norod begon te rinkelen en te knipperen. Weliswaar was het donderdag en had op donderdag de ‘hotline’, de afgelopen ruim twee jaar elke donderdagmorgen om exact tien voor half tien gerinkeld, maar het was nu pas kwart over negen. Was zijn moeder vijf minuten te vroeg? Vijf minuten eerder om te informeren of ze al in aanmerking kwam voor de 55+flat aan de Meadowlane? Norod op bitse toon te vragen of hij er nu eindelijk eens iets aan kon doen? Ze stond immers al twee maanden boven aan de lijst. Norod nam zuchtend de telefoon op. Het bleek verrassend genoeg één van zijn agenten te zijn. Een lijk in een diepvrieskist in een kelderbox aan de Meadowlane. Norod schoot rechtop in zijn stoel. Normaal gesproken zou hij dit geval laten afhandelen door zijn agenten, maar nu het de Meadowlane betrof besloot hij er zelf heen te gaan. De agent aan de telefoon zei hem nog een paar uur te wachten omdat eerst de ongediertebestrijding de kelderruimte moest vrijmaken van duizenden rondvliegende bromvliegen. ‘U weet wel, van die dikke aasvliegen’, zei de agent met een stem waaruit afschuw klonk.
Norod arriveerde even na één uur op de Meadowlane. De ingang naar de kelderboxen via de hal was met een politielint afgesloten en een agent verwees de commissaris naar een groene metalen deur die vanaf de straat toegang gaf tot de ruimte met de kelderboxen. De deur stond op een kier. Naast de deur hurkte een jonge agent met een bleek vertrokken gezicht. Naast hem stond een emmertje met de volledige, voormalige, maaginhoud van de agent. Toen hij de commissaris zag, kwam hij overeind en opende de deur verder. Het enige dat hij uit kon brengen was: ‘Ik heb nog nooit zo iets smerigs gezien’. Toen zocht hij zijn emmertje weer op. Norod liep de halfdonkere kelderruimte in. Het kraakte onder zijn voeten. Het leek wel of iemand een bakje borrelnootjes over de grond gegooid had. Hij keek omlaag. Het waren duizenden bromvlieglijkjes die onder zijn voeten kraakten. De kelderbox met het lijk in de diepvrieskist was snel gevonden. Er stonden diverse agenten, de huismeester en ook al de lijkschouwer voor de deur. De huismeester was het bleekste. De lijkschouwer rookte op zijn gemak, zoals gewoonlijk, een klein sigaartje. De man van de ongediertebestrijding stond klaar met een gifspuit in zijn hand. Telkens als er een vlieg door het scheurtje in de rubberen afdichtstrip naar buiten kroop gaf hij hem de volle laag. Ze begroetten de commissaris. ‘Laten we maar eens kijken’, zei deze en wilde het deksel van de diepvrieskist openen. ‘Wacht even’, zei de gifspuiter en stak zijn spuit tussen de rubberen rand van de diepvrieskist. Hij spoot wat gif in de kist om de daar opnieuw aanwezige aasvliegen te doden. Nu kon Norod de kist openen. Het stoffelijk overschot dat in de kist lag was voor het grootste deel vergaan en het krioelde van de maden. De lijkschouwer kwam er bij staan en bromde vanachter zijn sigaartje: ‘Die moeten we er met een pollepel uitscheppen. Als we er aan gaan sjorren valt het helemaal uit elkaar’. De huismeester, die na klachten over bromvliegen in de kelderruimte, was gaan zoeken naar de oorzaak en was uitgekomen bij de diepvrieskist, durfde weliswaar niet in de kist te kijken, maar merkte wel iets anders op. Het koelradiatortje van de diepvrieskist was sterk vervuild. De kist was waarschijnlijk afgeslagen door oververhitting. Hij veegde met zijn hand het ergste vuil weg en drukte de resetknop op het bedieningspaneel in. Onmiddellijk begon het motortje te zoemen. Enige minuten later was al merkbaar dat de diepvrieskist kouder begon te worden. Norod keek de huismeester dankbaar aan en gaf hem een vriendelijk knikje. Toen wendde hij zich tot de lijkschouwer en zei: ‘Morgen kan je hem er uit vissen, dan is hij weer zo stijf als een echt lijk moet zijn’. De commissaris verliet de kelderbox en liep over de met ‘borrelnootjes’ bezaaide keldervloer naar buiten. Door de hoofdingang ging hij weer naar binnen, op weg naar flat nummer 914, het huisnummer dat hij op de deur van de kelderbox gelezen had. Er bleek niemand thuis. Hij belde bij de buren. Een man met een mooie kop grijs haar deed open en vertelde dat zijn buurman, Cliff Allisson, over twee dagen terug zou komen van vakantie. ‘Ik leeg zijn brievenbus’, zei hij nog ter aanvulling. Norod ging terug naar het bureau. Er moest een arrestatiebevel worden uitgevaardigd en een huiszoekingsbevel worden aangevraagd. Administratieve rompslomp waar Norod de afgelopen twee jaar wel aan gewend was geraakt.

Vijf dagen geleden

De hand op zijn schouder verraste Cliff op het moment dat hij zijn koffer van de bagageband tilde. Er werd hem verteld dat hij gearresteerd was en of hij rustig met de politieman in burger wilde meelopen. Cliff vermoedde onmiddellijk dat zijn broer in de diepvrieskist gevonden was. Hij hield zich onwetend. Op het bureau werd hij in een cel gezet. Er werd hem niets medegedeeld. Een paar uur later opende een agent zijn celdeur en werd hij binnengelaten in een verhoorkamer. Even later kwam commissaris Norod binnen en nam plaats achter de tafel tegenover hem. Hij stelde zich voor en begon: ‘Mijnheer Allisson wij hebben in de afgelopen twee dagen eens wat onderzoek naar u gedaan. Het stoffelijk overschot dat wij in de diepvrieskist in uw kelderbox hebben gevonden, is volgens de lijkschouwer van uw broer. Hoewel er niet zo veel meer van uw broer over is blijkt uit de gebitsgegevens dat het uw broer is. Ook het kenmerkende sikje, dat u overigens ook heeft duidt, volgens een oude pasfoto, op uw broer. Het zelfde geldt voor zijn bril die nog steeds op zijn neus stond. U heeft ook zo’n bril. Mag ik er eens door kijken?’ Cliff overhandigde zijn bril aan de commissaris. Norod pakte de bril aan en keek er door. Het kostte hem moeite niet te glimlachen. Zoals hij vermoedde was het gewoon vensterglas. Hij gaf de bril terug aan Cliff. ‘Mijnheer Allisson, of zal ik maar gewoon Rodney zeggen?’, begon Norod. Cliff, alias Rodney liet zijn hoofd op zijn borst zakken en zei niets. ‘U heeft diverse problemen. Wij geloven niet dat u uw broer Cliff heeft omgebracht. Althans dat is de mening van de lijkschouwer. Wel heeft u verzuimd de dood van uw broer aan te geven. Dat is strafbaar. U heeft het stoffelijk overschot zelf vervoerd. Zonder toestemming. Dat is niet toegestaan volgens de wet op de lijkbezorging. Strafbaar dus. U heeft valsheid in geschriften gepleegd door u uit te geven voor uw broer, Dat is strafbaar. U heeft fraude gepleegd door de pensioengelden van uw broer te innen. Dat is strafbaar. U bent door het leven gegaan vermomd als uw broer. Dat is niet strafbaar. Het was u dan ook bijna gelukt. Voor de strafbare feiten zult u voor de rechter moeten verschijnen. De pensioengelden zullen waarschijnlijk worden teruggevorderd. U heeft problemen genoeg.’ Rodney keek op naar de commissaris en knikte wat timide. ‘Wat mij betreft kunt u naar huis om af te wachten tot u voor de rechter moet verschijnen. Bovendien zult u moeten pakken om te verhuizen. De huur van uw flat kunt u niet meer betalen en u heeft nog een grote schuld af te lossen aan het pensioenfonds. Norod stond op en boog zich nog even naar Rodney toe en zei: ‘Die bril kunt u ook wel afzetten. U heeft uitstekende ogen. Dit in tegenstelling tot uw broer. Die had links -6.5 en rechts -7.0. Ik moet nu een belangrijk telefoontje plegen. Ik wens u nog een prettige avond mijnheer Rodney Allisson.’ Norod beende de verhoorkamer uit en ging het kantoor van commissaris McGregor binnen. Deze was al lang naar huis en Norod installeerde zich achter zijn bureau. Trok de onderste bureaulade open en nam de fles Schotse whisky er uit. Hij schonk zich een flink glas in. Stak een sigaret op en belde zijn moeder. Zodra deze opnam zei hij: ‘Ik heb een flat voor je aan de Meadowlane. Nummer 914. Volgende maand kun je er in. Hij legde de telefoon neer, nam een slok whisky en een haal aan zijn sigaret. Eén van zijn lastigste zaken was opgelost. Een 55+flat voor zijn moeder vinden.

***
terug naar de inhoudsopgave
terug naar de beginpagina van Pointe
terug naar de beginpagina van de website