Elk nadeel heb zijn voordeel


een verhaal van Martin Doorn

Het is half maart. Het is koud, het sneeuwt, natte sneeuw en ik zweet. Zweten doe ik ondanks de kou. Ik moet vreselijk plassen. Die paar biertjes waren nog niet het ergste, maar dat kopje koffie ter afscheid, dat was de boosdoener. Altijd als ik koffie drink moet ik een half uur daarna plassen. Hier in de laan waar ik loop staan wel bomen, maar die staan vlak naast de stoeprand. Als ik daar mijn plasje tegen doe, kan de hele buurt meegenieten. Gelukkig bemerk ik even verderop een coniferenhaag aan mijn rechterkant. Ik wring me tussen twee boompjes door, maar stuit op een hek met spijlen dat door de coniferen aan het oog onttrokken werd. Niet dat ik het anders wel goed gezien zou hebben, want ik zie al jaren zeer slecht.

Ik loop wat ongemakkelijk door. De aandrang wordt steeds heviger en ik moet even halt houden om het niet in mijn broek te doen. Dan duikt er aan mijn rechterhand een doorgang op. Ik loop er doorheen en kom aan in een tuin en achter de coniferenhaag. Op de grond zie ik vaag witte vlekjes. Ik denk dat het polletjes sneeuwklokjes zijn. Die groeien het best onder bomen en bovendien is het nu de tijd voor die bloemetjes. Ik besloot ze te voorzien van wat extra water. Eindelijk kon ik mijn blaas laten leeglopen. Toen het begon te klateren, slaakte ik een zucht van opluchting en genot. Aaaah. Onwillekeurig moest ik denken aan mijn diensttijd. We waren op oefening in Duitsland en hadden de nodige pilsjes gedronken. Naast mij stond een jongen uit Sneek. Onnodig te zeggen dat hij Snits werd genoemd. Terwijl we stonden te plassen, sprak hij de historische woorden 'Dat heb ik nu altijd al gewild. Toen in het Fries: ‘’Tige lang pisje'.
Ik stond nog een beetje na te grinniken,toen een harde stem vlak achter mij zei: 'Waar denk jij dat je verdomme mee bezig bent?'. Toen ik mij omdraaide zag ik een man in uniform achter me staan. Voor zover ik het kon zien was het een tamelijk hoge pief, want hij had iets gouds op zijn schouders. Hoe hoog hij was kon ik niet zien. Ik stamelde dat ik hoognodig moest plassen en dat ik het maar even hier had gedaan, achter de coniferen. De man begon woedend te schreeuwen dat ik een vuilak was en dat ik had staan plassen over de sneeuwklokjes die zijn vrouw had geplant. Nogmaals verontschuldigde ik mij, maar dat ik geen andere mogelijkheid had gezien. Het hielp allemaal niet. De man, die veel groter en sterker was dan ik, pakte me beet, draaide mijn arm op mijn rug en trok me ruw mee naar zijn huis. Eenmaal binnen snauwde hij mij toe dat ik mijn schoenen moest uittrekken, iets dat hij zelf ook deed. De hal van het tamelijk grote huis zag er zeer opgeruimd uit en bovendien, voor zover ik het kon zien, brandschoon. Mijn schoenen moest ik op een speciaal daarvoor bestemd rekje zetten. Zelf trok hij ook zijn schoenen uit en zette ze op het rekje. Hij ging vlak voor mij staan en zei dat hij kolonel Riemersma was en dat hij mij wel eens een lesje zou leren. Ik grinnikte weer en zei dat ik het nooit verder dan korporaal geschopt had. Grimmig sprak hij: 'Zo korporaal, dan geef ik je nu drie dagen in het cachot, op water en brood’. Hij pakte me weer beet en trok me de gang in. Aangekomen bij een deur opende hij deze en liet me een trapje afdalen naar de kelder. De kelder was een ruimte van ongeveer vier bij vier meter. De ruimte was totaal leeg, op een verwarmingsketel aan de wand na. Het verbaasde mij enigszins dat de kelder zo leeg en schoon was. Mijn schuurtje thuis was volgepakt met allerlei troep. Wel moet ik zeggen dat ik uitstekend de weg weet in die chaos. Ik weet alles te vinden. De kolonel liet mij achter in de kelder, sloot de deur, deed hem op slot en deed vanuit de gang het licht uit. Daar zat ik dan. in een kelder, in het stikdonker. Wat was dat toch voor een rare, gefrustreerde halfgare militair. Kennelijk geobsedeerd door netheid en opgeruimdheid. En dan die woede-uitbarstingen. Het leek wel een borderliner. Waarschijnlijk was hij dat ook. Een geluk bij een ongeluk was dat ik al jaren last had van een ernstige mate van slechtziendheid, zodat ik een sprekend horloge droeg. In deze totale duisternis had ik op een normaal horloge niet kunnen zien hoe laat het was. Elk nadeel heb zijn voordeel, zou Cruijff zeggen. Nu kon ik even op het knopje drukken en kreeg te horen dat het tien over twaalf was. Een minuut of tien later ging het licht plotseling weer aan en hoorde ik hoe de sleutel werd omgedraaid. De deur ging open en de kolonel kwam het trapje afgedaald. Hij hield een plastic emmer in zijn hand, die hij midden in de kelder neerzette. Op barse toon zei hij: 'Zo korporaal in deze emmer kan je pissen en er zit ook een fles water in en een halfje bruinbrood. Daar moet je het de komende drie dagen maar mee doen. Daarna vertrok hij weer en deed de deur dicht en het licht uit.
Ik drukte nog maar eens op mijn horloge. Het bleek kwart voor twee te zijn. De verveling sloeg nu al toe. Zou ik hier werkelijk drie dagen moeten zitten? Die kolonel was er waarschijnlijk gek genoeg voor. Maar hoe kwam ik hier uit? In het aardedonker verkende ik de ruimte. Er was werkelijk niets te vinden, totdat ik op de verwarmingsketel stuitte. Het was een moderne ketel die aan de muur bevestigd was. Mijn handen verkenden het apparaat. Er was de gasleiding, de aanvoer en de afvoerleiding en de draad die naar een dubbel stopcontact aan de muur ging. Iets naar rechts kwam ik een opgerolde slang tegen, de slang om de ketel bij te vullen. De slang werd opgerold bijeengehouden door een stuk elektriciteitsdraad, dat weer was vastgemaakt aan een haakje in de muur. Het was allemaal weer keurig verzorgd en getuigde van orde en netheid. Zo te voelen was de slang vrij lang. Dit betekende dat er hier in de kelder geen kraan aanwezig was.
Verder gleden mijn handen over de muren, maar ze kwamen niets meer tegen. Alles schoon en leeg. Er was niets te vinden dat zou kunnen dienen om uit deze kelder te ontsnappen. Voorzichtig schuifelde ik door de kelder tot ik tegen de emmer stootte. In de emmer zaten inderdaad een fles water en een brood. Honger had ik nog niet, maar een slok water ging er wel in. Gezeten op de omgekeerde emmer overdacht ik mijn situatie. Ik kon natuurlijk die slang als struikeldraad over het trapje spannen. Bij nader inzien was dat geen goed plan. De kolonel zou het zien en misschien kwam hij pas na die drie dagen weer opdagen. Er verstreek bijna een uur voordat ik een plannetje bedacht had.
Het was zaak de kolonel naar de kelder te lokken. .Als dat gelukt was, moest er een situatie zijn ontstaan die hem weer over de rooie zou doen raken. Terug naar de verwarmingsketel. Mijn handen gleden weer over de ketel en vonden waar ik naar zocht. De aftapkraan van de ketel. Nu nog de sleutel om de kraan open te draaien. Weer gingen mijn handen over de muur in de buurt van de ketel. En ja hoor, de sleutel hing keurig aan een haakje naast de ketel. Weer terug bij de aftapkraan bleek dat ik het afdekdopje niet losgeschroefd kreeg. Een waterpomptang ware handig geweest, maar daar had de kolonel niet in voorzien. Het experiment uit de natuurkundeles met de bol en ring van 's Gravenzande schoot mij te binnen. Ik legde mijn hand om het afdekdopje. Door de warmte van mijn hand zou het afdekdopje gaan uitzetten en als het experiment klopte kon ik het dan losschroeven. Met dank aan mijn natuurkundeleraar lukte dat.
Weer een hobbel genomen op weg naar mijn bevrijding. Nu de slang opzoeken. Ik nam de slang van de haak en maakte het stuk elektriciteitsdraad los. Het bleek ongeveer anderhalve meter lang. Dat kwam goed uit. Er moest nog wel een stukje plastic aan beide einden verwijderd worden. Aan de ene kant een centimeter en aan de andere kant een stuk van tien centimeter. Dat was nog niet zo eenvoudig, want ik had geen mes, laat staan een striptang. De enige manier was het schrapen over de betonnen vloer. Het kostte me bijna een uur om het klusje te klaren, maar toen waren beide uiteinden voorzien van een stukje blank koperdraad. Het plan vorderde. Op de tast zocht ik de emmer weer op. Deze zette ik omgekeerd vlak naast het stopcontact, Voorzichtig probeerde ik of ik er op kon staan. Dat ging prima. Nu de kolonel naar de kelder lokken. Heel voorzichtig draaide ik de aftapkraan van de ketel een stukje open. Er kwam stinkend water uit. Na ongeveer een minuut deed ik de kraan weer dicht. Nu was het wachten. Na een poosje sloeg de ketel weer aan. Niet genoeg drukverlies. Weer de kraan een stukje open. De ketel sloeg af. Bingo. Hoe lang zou het duren voordat de kolonel zou merken dat zijn verwarming het niet meer deed? Het was nu zaak om klaar te staan. Het ene einde van de draad met het grootste stuk koperdraad zonder isolatie legde ik op de vloer, het andere einde met het kleine stukje ontblote draad hield ik in mijn hand. Met mijn andere hand kon ik de aftapkraan bedienen. Zo stond ik op de emmer te wachten tot de kolonel zou binnenkomen. Voor mijn gevoel duurde het eeuwig, maar plotseling hoorde ik dat de sleutel van de kelderdeur werd omgedraaid en het licht aan ging. Bliksemsnel draaide ik de aftapkraan vol open. Het water spoot met kracht uit de ketel op de vloer. Toen de kolonel de plas water op de vloer zag, kwam hij woedend op mij af. Op het moment dat hij op zijn sokken in de plas water stapte stak ik de draad in het stopcontact. Er kwam een klein steekvlammetje uit en de kolonel werd geëlektrocuteerd. Hij klapte tegen de grond, midden in de plas water. Onmiddellijk ging het licht uit vanwege de kortsluiting. Een beetje beverig stapte ik van mijn emmer af. De plastic emmer bleek een goede isolatie te zijn geweest. Doordat de kelderdeur nog open stond en licht binnen liet, kon ik weer wat zien. De kolonel lag bewusteloos in de plas water. Hij was toch niet dood? Dat bleek niet het geval. Hij had alleen maar een flinke opdonder gehad en dat was ook de bedoeling geweest. Nu moest ik maken dat ik weg kwam, voor hij weer bijkwam. Op mijn sokken plaste ik door het smerige verwarmingswater en klom het trapje op. Mijn schoenen waren snel gevonden en ik haastte me de deur uit. De korporaal had de kolonel verslagen.

***
terug naar de inhoudsopgave
terug naar de beginpagina van Pointe
terug naar de beginpagina van de website