TANTE MIEKE - 17 januari 1999 tot april 2005


Een biografie van Hans Godfroid
Deel 3
(het eerste deel verscheen in het februarinummer en het tweede deel in het aprilnummer van Pointe; dit is het afsluitende deel)

Het tweede interview, 29 december 2000


Er is misschien wel te veel tijd verstreken tussen de twee gesprekken. Al in de herfst had ik willen afspreken, maar het kwam er niet van en toen ik eindelijk belde proefde ik een zekere aarzeling aan de andere kant van de lijn. Er lag sneeuw en tante was nog niet bekomen van de drukte met de kerstdagen. We zouden het liever nog wat uitstellen. Na een kwartier belde ze terug om me te vragen toch maar te komen. De huishoudelijke hulp, haar "Indiaantje", kon wel verzet worden.

Ditmaal ging ik niet op de fiets maar met trein en treintaxi. Na ruim twee uur reizen bereikte ik eindelijk het Bowlespark, ongeveer zoveel tijd als ik nodig had op de fiets.
Direct na binnenkomst werd ik geconfronteerd met de vraag of ze alles wat ze over haar psychoanalyse op schrift gesteld had, zou bewaren of dat het, net als een andere doos met schriften, vernietigd moest worden. Het was met recht een dilemma. De inhoud is veelal onbegrijpelijk voor anderen en voor wat mezelf betreft, ik kan het eenvoudig niet lezen. Toch is het de weerslag van een worstelende geest en daardoor alleen al is het niet bedoeld voor de open haard of de kliko. Tenslotte is het ook niet geschikt om gepubliceerd te worden, vooral daar waar het wellicht al te intiem wordt. Ik ben met onvoldoende nieuwsgierigheid toegerust om eerst alles ter inzage te vragen en vervolgens tot een oordeel te komen. Zelf gooi ik niets weg ook al is er totaal geen affiniteit meer met het geschrevene. Een mens blijft zichzelf niet, het leven stroomt verder. Niet tot een duidelijk advies komende is de beslissing ten volle aan tante Mieke zelf.
Te laat werd het opnameapparaatje gestart, want veel was al gezegd wat ik nu moest onthouden en dat is mijn sterkste kant niet. Moeiteloos werd anderhalf uur cassetteband volgepraat en, aangevuld met mijn geheugen volgt hier de weerslag.
Het chronologisch karakter van het levensverhaal wordt weliswaar doorbroken, de levendigheid hoop ik er mee te verhogen. Een natuurlijk gesprek loopt volgens lijnen van associaties. Het zal dus wel bij een voornemen blijven om de tijdslijn een beetje te respecteren, al is mijn eerste vraag toch een poging tot structuur.

"In welk jaar bent u getrouwd?"
Voordat er getrouwd werd, werd er verloofd. Nee, niet met oom David van der Veen, maar met Rudy Domingo en wel een jaar na tantes eindexamen HBS. Hij was lid van een politieke discussiegroep die bijeen kwam in hotel Wentink. De speldjes op de revers van sommige van de leden werden achteraf geduid als NSB sympathieën. Schone beloften en een economische omwenteling in Duitsland verklaren dat er bij sommige jongelui positief geoordeeld werd over het nationaal socialisme. Velen hebben hun vergissing ingezien toen bleek dat ook de vernietiging van Joden en andere groeperingen deel uitmaakte van het partijprogramma. Dan komt tante op mijn vraag terug.
Nadat de tbc geweken was, kwam tante Mieke thuis zonder werk, zonder geld voor een opleiding. Ze kreeg pleuritis en werd in een Haarlems ziekenhuis opgenomen. Het was daar dat de leraar scheikunde van rol wisselde, om haar als huwelijkskandidaat te bezoeken. Hij bezocht niet zijn leerling, hij bezocht de vrouw met wie hij trouwen wilde. Aanvankelijk wist tante niet goed raad met zijn avances, had moeite Dolf tegen hem te zeggen, nam zes weken bedenktijd en zei tenslotte JA. Het Wagenings lyceum waar oom les gaf, werd getrakteerd onder het voorwendsel dat hij te Sappemeer tot directeur van de HBS benoemd was, maar zijn chef, de heer Bakker, later omke Nanke, vermoedde de werkelijke reden. Er werd getrouwd. Kerkelijk was haar oom, ds. Gregory, verantwoordelijk, burgerlijk was het grootvader zelf die optrad als ambtenaar van de burgerlijke stand, een nevenbetrekking die hem en zijn gezin nog wel eens een taart opleverde. Van deze dag is een film gemaakt, een film die nu welhaast een historisch document genoemd mag worden. Ten eerste omdat er in die tijd niet zo veel gefilmd werd, ten tweede omdat het een aardig beeld geeft van Wageningen van die tijd en ten derde vanwege de mensen die er op vastgelegd zijn.
Oom Dolf woonde al een tijdje in een hotel te Sappemeer en tante trok nu ook naar het Noorden. Hun eerste onderkomen maakte deel uit van het badhuis aan de Borgercompagniesterstraat, de huisbaas woonde er ook. Het witte huis lag bij een spoordijk en bood een wijds uitzicht over de vlakte naar Zuidbroek. Het mocht dan in de ogen der Sappemeerse chique "over het spoor" zijn, de buren waren eenvoudig maar best. Dat tante en oom niet zomaar tot het gewone volk behoorden blijkt uit de "ontvangdag" die tante Mieke hield, waarop kennis gemaakt werd met de burgemeester en doktoren. Op andere avonden werden gecommitteerden ontvangen, de dichter Roel Houwink en nota bene Titus Brandsma in persoon. Dokter Beukema kwam na een bevalling wel eens langs om wat te praten. Later toen tante overspannen opgenomen was in een instelling te Zeist, kwam dokter nog eens langs, maar bleek zelf het spoor ook bijster. Een van de laatste ontmoetingen met deze arts vond plaats in hotel De Wageningse Berg, waar hij tante in verlegenheid bracht door onverwacht te verschijnen op een verjaarsfeestje van mevrouw Van Rijs en haar hevig te omhelzen. Daags erna stond hij erop de trouwring van zijn eerste vrouw bij de juwelier om te ruilen voor een gouden kruisje voor tante, die op haar beurt op kosten van de dokter een hugenotenkruisje voor diens dochter moest aanschaffen. tante Mieke is haar kruisje verloren en voelde zich er wel bij. Desondanks verzucht tante Mieke dat het op spiritueel niveau in Sappemeer weinig zaaks was.
Achter het jonge paar woonde een werkloze timmerman met zijn vrouw, door tante een "wijze vrouw" genoemd. Ze is nu nog (2001) in leven, hoogbejaard, bijna honderd. Qua geloof paste het vrijzinnige Sappemeer niet helemaal bij het orthodox-hervormd kerkelijk inzicht van tante en oom.
Op een nacht in 1940 droomde tante van vuren en ontwaakte in de overtuiging dat de Duitsers binnenvielen. Kort daarop werd een brug gebombardeerd. De oorlog was een feit. Van die tijd af was oom Dolf maagpatiënt. Wegens een maagbloeding moest hij later geopereerd worden. Een groot deel van de oorlogstijd heeft tante Mieke beschreven in haar trouwboek. Gedurende die jaren zijn er stukken weggeknipt uit angst erdoor in moeilijkheden te raken. Het overlijden van broer Daan in het concentratiekamp Mauthausen in 1942 is een litteken in die bladzijden. In het boek Officieren achter prikkeldraad is hierover geschreven.
De oorlog is voor velen het uur van de waarheid geworden. Er moest gekozen worden, nu niet in vrijblijvende gesprekjes maar in de werkelijke wereld. Niet kiezen was ook een keus, heldendom was niet voor iedereen weggelegd, wie was er een held? Angst voor gevangenschap en marteling maakt klein en verlamt. Er waren vele redenen om niet in verzet te komen, laat staan deel te nemen aan Het Verzet. Tante Mieke durfde het niet aan om haar stamkaart, de kaart waarop levensmiddelen konden worden verkregen, af te staan. Toch, ondanks de aanwezigheid van NSB’ers in de buurt, hebben enkele Joden één of twee nachten in hun huis doorgebracht op hun vluchtroute. De deur ging ook open voor de Joodse leraar Duits, toen hij uit Wageningen gekomen, vermomd als NSB’er, onderdak vroeg voor zijn gezin. Hij logeerde er, doch aan zijn wens, samen met zijn gezin ergens onderdak gebracht te worden, kon niet worden voldaan. Hij keerde terug en slaagde ergens in Utrecht. Helaas werden zij gearresteerd toen men op hun onderduikadres naar een verzetsman zocht. Zij overleefden de oorlog niet. Elk jaar op vier mei herdenkt tante Mieke deze familie.
De tragiek van de oorlog kreeg dicht bij huis gestalte in de vorm van de trein die met Joodse gevangenen zo dicht langs hun huis reed. Briefjes werden eruit gegooid en verzameld.
De Engelse zender werd beluisterd via een radio die verborgen was in een boek, een cadeautje van een jonge ingenieur die in het station woonde. Deze jongeman wilde graag verzet plegen tegen de Duitse overheersing. Hij vroeg oom Dolf om natrium, die kon daar immers als scheikunde leraar vrij gemakkelijk aankomen. Hij was van plan om het spul, wanneer het zou regenen, op een strotrein te gooien. Natrium en water geeft een knal en het stro zou vlam vatten. Het plan mislukte jammerlijk. Het natrium viel van de brug in het water eronder, explodeerde als mitrailleurvuur en bracht de brugwachter in staat van paniek. De ingenieur verklaarde de brugwachter het geval, door aan te tonen dat fosfor dat uit een vliegtuig gegooid was, via de brug in het water was terecht gekomen. Hij illustreerde het door het laatste stukje in het water te schoppen. De brugwachter was overtuigd.
Het kleine verzet bestond uit de weigering koper en radio’s in te leveren. Op school waren er kleine incidenten die gemakkelijk grote gevolgen zouden kunnen hebben, vooral waar het de autoriteit van oom als directeur betrof. Hij was de baas, hij liet zich niets gezeggen.
Meer consequenties had ooms weigering in 1944, deel te nemen in de Arbeitzeinsatz, c.q. putjes te gaan graven. Hij moest zijn eigen advies aan zijn leerlingen opvolgen, alles te weigeren wat de Duitsers van hun zouden vragen. De grond werd wat warm onder de voeten van oom en tante en er werd gezocht naar een adres om onder te duiken. Ze konden terecht in Haren, in het huis van een Friese onderwijzer die zelf ondergedoken was. Op de een of andere manier heeft het nooit de argwaan van het wettelijk gezag getrokken. Ik kan me geen goed beeld vormen van deze tijd: Tante gaat met de auto op zoek naar een onderduikadres, vindt een lijk in een sloot, slaat alarm. Vindt een leeg huis, trekt erin en blijft er een half jaar wonen zonder dat een haan er naar kraait. Waar moet eten gehaald worden, het is immers op de bon, hoe komt men aan schone of nieuwe kleren, hoe vermaakt men zich? Aan geld was kennelijk geen behoefte of geen gebrek, de meest elementaire levensbehoeften waren op de bon en zus Martien, die in Groningen werkte, deed boodschappen. Zelfs ontving oom Dolf een onderwijskrant, waarop aan de binnenzijde van de adresband te lezen stond: En hiermee bevelen wij u in Gods heilige bescherming aan. Wilhelmina. Tante Mieke vertelt dat ze soms zelf boodschappen in Groningen deed, weliswaar met angst in ’t lijf, maar toch is het anders dan het idee wat ik heb van het begrip onderduiken.
De oorspronkelijke bewoners van het huis keerden terug en oom en tante moesten eruit. De vrijgezelle professor Bakker, bij wie oom destijds gepromoveerd was, verleende onderdak. De tijd werd gedood met gebakjes maken, weven, voorlezen uit Adriaan en Olivier, tot er ontdekking dreigde doordat de hooggeleerde heer ook ander bezoek ontving. Men vertrok naar een andere prof en later kregen ze, op voorspraak van dr. Niemeijer, een evacué uit Wageningen, onderdak in Haren, bij de Niemeijers, jawel die van de tabak en de koffie. Helaas werd professor Bakker, opgepakt daags na het spoorloos verdwijnen van oom en tante. Een student had in de nood van martelingen de naam Bakker genoemd, in de hoop dat de man niets misdaan had om vastgezet te worden. Toch heeft hij zes weken in hechtenis gezeten.
In de Harense villa was het goed toeven. Naast de doctor en zijn huishoudster, waren er nog een Joods jongetje en een joodse Belgische schilder. Het portret van grootmoeder, dat me mijn leven lang achtervolgt, is door hem gemaakt. Haren werd eerder bevrijd dan Groningen en Sappemeer. Het was een onvergetelijk moment toen Canadezen en Nederlandse verzetsstrijders elkaar ontmoeten voor het huis. De vlag werd gehesen en iedereen mocht zich weer vertonen. Toen ook Sappemeer bevrijd was keerde oom en tante terug. Teleurstelling bij het verwijt dat een joodse familie hen maakte, omdat hun fietsbanden tijdelijk om de wielen van de fietsen van oom en tante lagen. De fietsen zelf waren nog intact en aan het geld wat in beheer was gegeven, ontbrak niets.
Na het einde van de oorlog, lagen er verschillende kansen voor oom Dolf om als rector te solliciteren. Eén ervan was Wageningen, aanlokkelijk vanwege de beschikbaarheid van het ouderlijk huis. Oom was nummer 51 op de lijst van kandidaten. Op weg naar de sollicitatie in Den Haag, kreeg hij longontsteking in Hilversum bij grootmoeder en werd in een ziekenhuis opgenomen. Desondanks werd oom in 1946 benoemd. De verhuizing naar Wageningen verliep op typisch naoorlogse wijze, in een verhuiswagen met lekke radiateur die bijgevuld werd met slootwater. Een aanrijding met een militair voertuig zette de wagen helemaal stil, zodat men pas diep in de nacht te Wageningen aankwam.
Nu begon een periode van een rijk sociaal-cultureel en spiritueel leven. Oom en tante namen van de weg geraakte jongelui in huis. In Sappemeer was Martien, de jongste zus één van de eerste huisgenoten en is door oom en tante min of meer opgevoed. Het huis aan het Bowlespark herbergde twee gezinnen en vier studenten. Broer Ko kwam terug uit Indië en vormde met zijn gezin de derde inwonende familie. Het laat zich raden dat zoveel mensen na zo’n merkwaardige periode te hebben meegemaakt niet zonder slag of stoot konden samenleven in één huis, daar waar de karakters ook nogal uiteen liepen. Men kon kibbelen over het aantal malen dat de dienstbodes de stoep moesten boenen en over meer verschil van inzicht op financieel gebied. In het overvolle huis werd zelfs nog kerk gehouden door de heer Bijlert, op een van de slaapkamers. De man was naast vegetariër ook "vrij katholiek priester", iets als theosoof. Hij wisselde van kostuum in de diepe kast. In 1948 overleed Wout, de jongste broer, in Indië. Via een advertentie werd een oproep gedaan om als vrijwilliger te dienen. Hij reageerde uit opportunistische motieven, omdat hij journalist wilde worden bij Het Parool en kreeg een officiersrang. Zijn laatste brief met Kerstmis is opgenomen in het trouwboek.
Toen alle inwonende families vertrokken waren, werd het huis, met subsidie, verdeeld in twee helften waarvan één helft verhuurd werd aan de familie Van Keulen tot vijf jaar geleden. Waarschijnlijk zal het na tantes dood weer verenigd worden in zijn oorspronkelijke staat door Mark en Elianne, kleindochter van broer Daan, die nu de rechter helft bewoont.
Tante stortte in toen eindelijk de rust in het huis was weergekeerd en ze werd eerst in Arnhem, later in een christelijk sanatorium te Zeist opgenomen in een toestand van overgevoeligheid voor licht en geluid. Ongetwijfeld zullen aanlegfactoren en later onbevredigde verwachtingen, haar gevoel van opsluiting, beklemming en tegen de muren op vliegen, hebben gevoed. Nu was overspannenheid de aanleiding voor opname.
Na genezen te zijn verklaard hebben er na 1948 nog 12 jaar psychologische gesprekken plaats gevonden met de neuroloog Van Aller, tot wederzijdse lering.
Teleurgesteld dat hij niet verder met haar kwam, verbaasde het tante de schooldecaan bij haar thuis te treffen die haar verhaal gehoord hebbende, haar de psychiater Bijns te Amsterdam adviseerde. De man zocht patiënten. En dan is er weer het onderwerp wat steeds door de bovenstaande bladzijden is geweven: De psychoanalyse. Centraal staat de figuur van dokter Beins. Ik heb de naam zo vaak horen noemen dat ik me hem ben gaan voorstellen als een oudere heer met witte jas, verward grijs haar, ziekenfondsbrilletje misschien zelfs wel een ouderwets lorgnet, gerimpeld gezicht en gebogen gestalte. Zijn praktijk, een verduisterde kamer ergens achter in een Amsterdams grachtenpand, een ouderwetse schemerlamp in een hoek van de kamer, een grote sofa met een keukenstoel ernaast, een houten bureau en een wand vol stoffige boeken. Ik weet het, tante heeft dat nooit zo beschreven, maar ik weet ook hoe dit beeld in mij post gevat heeft. Ik ben zelf namelijk jarenlang bezoeker geweest van zo’n praktijk, weliswaar niet die van een psychiater, het was een oogarts, maar dit soort werkplaatsen is karakteristiek. Tante Mieke heeft altijd het vermoeden gehad dat haar casus onderwerp van een studie vormde voor een universitaire faculteit en staaft dit met allerlei "toevallig" verkregen bewijs. Ze heeft er bewust van af gezien dit te onderzoeken. Iets in mij zegt dat ze niet voor niets dit model construeerde, het verklaart namelijk veel onverklaarbaars. Wat buiten gebeurde moest resoneren met wat binnen latent aanwezig was, een mystieke aaneg, een buitengewone gevoeligheid voor symbolen. Te gast in het Bowlespark wist ik in die tijd nooit precies wat werkelijkheid was en wat verbeelding, aangezien de voorvallen niet resoneerde bij iets in mezelf.
Tante weigert haar mentale lijden alleen te wijten aan gefrustreerde seksualiteit. Toch noemt ze een aantal redenen waardoor haar gevoelens op dit gebied gewond zijn geraakt. Zo was er het incident met haar vader, die haar de sleutel van de tussendeur van hun hotelkamers gaf uit voorzorg. Zij noemt ooms geremdheid op seksueel vlak zonder afbreuk te doen aan andere waarden van hun huwelijk. Op haar hoge leeftijd verzucht ze: "Die ellendige hormonen ook, ik worstel er nog steeds mee." En niet alleen de hormonen, ook het taboe wat zo sterk op dit onderwerp rustte in haar leven, heeft ze op spreekbeurten wel willen doorbreken, maar het kerkelijk bolwerk was sterker dan haar belegering.
Doordat ze kinderloos bleef, kon tantes aandacht zich richten op steun aan de jongelui die bij haar inwoonden. En die hadden die steun vaak hard nodig. Riet Spruitenburg, Rietje genoemd, werd alcoholverslaafd toen ze niet meer onder tantes hoede verkeerde. Trouwde, kreeg drie kinderen, scheidde, kreeg een lesbische relatie en raakte steeds meer aan lager wal door de drank. Ze is eraan bezweken. Met haar kinderen en haar latere vriendin bestaan nog steeds goede contacten. Met de zachtaardige Jan-Piet Cornelis, zoon van de gescheiden ziekenhuisdirecteur, liep het ook treurig af. Na zijn geneeskundestudie sprong hij in psychotische toestand van een flat en overleed. Ergens in Nederland loopt nog een kind van hem rond. Een verpleegster vroeg hem erom en hij vroeg raad aan tante. Over Annemarijke de Miranda werd ze toeziend voogd toen haar moeder overleed op 39-jarige leeftijd en Annemarijke het met haar stiefmoeder absoluut niet kon vinden. Over haar huwelijk met Ian Sachnov schreef ik al. Hun oudste zoon is David genoemd, naar oom Dolf. Van alle huisgenoten die in tientallen jaren asyl zochten en vonden op het zolderkamertje en andere vertrekken, zou een boek te schrijven zijn, zoveel levens die slaagden of mislukten, eerst mislukten en daarna slaagden, het zou te veel hun privacy schenden of die van hun naasten.
Een ander belangrijk deel van haar maatschappelijk leven bestond uit het leiden van vrouwengroepen. Na wat bedenkingen ging tante in op het verzoek van de maatschappelijk werkster, zuster Schuurke en Rie Hendriks van het meisjeswerk, om leiding te geven tijdens een avond over de katholieke kerk. Hoewel geen succes, vond ze dit toch de weg die gegaan moest worden en ze zette door op haar eigen manier. Al doende leerde tante snel. Ze werd gevraagd om vijf eenvoudige vrouwen met huiselijke spanningen in een hervormde vrouwengroep op te nemen. Weer was daar de aarzeling en de voorwaarde het alleen op haar eigen wijze te mogen doen. De bijeenkomsten hadden de ongedwongen vorm van de nu ouderwetse "dameskrans": Er werd gebeden, gelezen en gebreid. In ringvergaderingen trok tante aandacht door haar kritisch-ethische vragen. Geholpen door haar maatschappelijke positie als vrouw van de rector van het Wagenings lyceum, kon ze vanuit het stedelijke niveau doorstoten naar de landelijke hervormde vrouwengroep. Ze werd algemeen adjunct, een functie met veel contacten naar andere organisaties als Kerk en Vrede en de Zendingsraad. In contact hiermee voelde ze zich op haar plaats, daar waar kerk en politiek elkaar raakten. Het beïnvloedde haar standpunt omtrent Indië, sterk in tegenspraak met broer Ko. Van Kerk en Vrede kwam het verzoek toe te treden tot het hoofdbestuur, als vrouw van de basis tussen de pacifistische intellectuelen. Tante vroeg een jaar de tijd en stemde toe. Het was er een strijd tussen intuïtie en intellect en tante was een lastige luis in de pels. Tijdens een speciaal daarvoor belegde vergadering met zwaar geschut moest ze zich verantwoorden voor de God waar ze in geloofde en andere ideeën waar de heren het moeilijk mee hadden. Tante capituleerde daar waar spitsvondig intellectualisme zegevierde, ze trad uit de vergadering. De wind van het verstand waait hoog boven het gras.

Een aparte vermelding voor de anekdote die samenviel met een belangrijke ontmoeting in het leven van tante: Naast het feit dat ze al vroeg chauffeerde, was tante ook geïnteresseerd in maritieme vormen van verplaatsing. Oom en tante bezaten een jacht, Het Bargje. Dit vaartuig had niets van de luxueuze kruisers van heden, het had meer weg van een sloep met opbouw. Het Bargje stond borg voor veel vermaak en veel ergernis. Soms deed hij het, vaak deed hij het niet. Uit mijn jongste jaren herinner ik me een tochtje dat niet verder kwam dan de Wageningse havenmond of net iets daarbuiten. Mijn vader op de oever met een lang touw het scheepje voortrekkend als een trekschuit. Dat was het evenwel niet. Toen de familie Van der Veen weer eens afgemeerd lag met motorpech, vroeg een passerende dame of er niet een man aan boord was die de reparatie kon fiksen. "Is uw man soms theoloog?" Oom was scheikundige en absoluut geen technicus. De echtgenoot van mevrouw was wel theoloog, dus evenmin technisch. Toen tante naar de familienaam informeerde bleek dat deze Miskotte luidde. Bij tante Mieke lagen zijn boeken naast de Bijbel, een bron van herkenning van veel wat bij haar leefde. Voor professor Miskotte zelf betekende tantes bewondering een erkenning vanuit de basis. Hij liet haar een foto maken van zijn echtgenote en zichzelf, maar bemoeide er zich zodanig mee dat deze mislukte. Zij hadden een samenzijn in hun boot waarvan tante zich niets meer herinnert. Later ontving ze van hem een brief met als aanhef: "Aan de zeer gewaardeerde, geleerde mevrouw Van der Veen …", waarin hij zijn eigenzinnigheid en domheid erkende. Verder schreef hij dat tante weet had van het onzegbare, "praat er niet teveel over, maar als het ter sprake komt, schaam u dan niet ervoor uit te komen".

Het boek is vol.
Eline zit onderaan de trap achter een tafeltje waarop het gastenboek ligt en een rol met stickers. Mark geeft de laatste aanwijzingen: "Roep iedereen terug die niet heeft getekend en gebruik niet meer dan anderhalve pagina voor alle handtekeningen, het boek is vol". Tante Mieke loopt net door de gang en beaamt:"Bijzonder nietwaar dat het boek nu toch vol is".
Wanneer ik over de schouder van Eline kijk, lijkt er inderdaad niet veel ruimte meer over om te tekenen voor de ongeveer 60 gasten die zijn uitgenodigd voor haar 85ste verjaardag. Toch, wanneer ik ietwat achterdochtig probeer of er niet nog een lege pagina is, merk ik dat die laatste bladzij omgeslagen kan worden en er nog twee lege bladen zijn. Het boek mag dan vol zijn, het is nog niet uit.
Een stoet van grijzende, kromgetrokken oudere dames opent stipt om vier uur een lange rij gasten. Het is een defilé als een surrealistisch carnaval, dat het bordes beklimt, de mantel aflegt door de hal trekt en in de file terecht komt voor het gastenboek, door de kamer deur naar links en rechts spiedt om de jarige vriendin, die aan het oog onttrokken wordt door een zestal grijze permanenten. Woorden als enig, gezellig en beeldig, woorden die zo vaak al kippenvel opriepen, ontstijgen aan het binnenschuifelend gezelschap. Het is het vocabulaire van oude Wageningse chique. En die van de Rookmaakertjes. Want elke neef of nicht die in het uur erna binnensijpelt bezigt dezelfde uitroepen. Tante is verguld. Hebben Mark en Elianne in de voorafgaande weken heel wat te stellen gehad met de organisatie van het feest, met de wijzigingen, afzeggingen wegens ziekte of wereldreis en niet in de laatste plaats met tantes eigenzinnigheid, het draaiboek wordt vlekkeloos gevolgd en alles en iedereen loopt op tijd. Zelfs de regen stopt op tijd voordat men massaal de aan de serre aangebouwde tent ontvlucht wegens lekkage. Het is te warm, het is te koud, het trekt er, maar niemand trekt er weg. Men vindt het er haast nog gezelliger dan in huis: De bar loopt beter, het buffet is eerder op en alle stoelen zijn bezet. Het is een beschaafd, maar geenszins saai gezelschap. Wanneer je even doorbijt bij het aftastritueel van wie ben je ook weer, hoe gaat het met je kinderen, dan ontpopt zich dikwijls een mens met een verhaal. Zonder op de details in te gaan, ontdekte en ontmoette ik de dochter van Pien, die liever niet zo gekarakteriseerd wordt en ik ontdekte dat ik een warmhartig nichtje heb. Iedereen ontmoette er of ontdekte er de ander, precies zoals het de bedoeling van tante Mieke was blijkens haar welkomstwoord. Ze stelde elke gast voor met een paar zinnen en legde het accent op Vieren en Ontmoeten als zingeving voor haar verjaardagsfeest.
Bijzonder aan bijeenkomsten in het Bowlespark is de aanwezigheid van Onze Lieve Heer of tenminste aan diens aardse verschijningsvormen als psalmdicht en gezang. Of deze bijeenkomst nu het op één na laatste hoofdstuk vormt in de rij der ontmoetingen rondom tante Mieke, is vooralsnog niet bepaalbaar. Er zal er tenminste nog een zijn waarop ze stoffelijk, echter niet meer geestelijk aanwezig is.

***
terug naar de inhoudsopgave
terug naar de beginpagina van Pointe
terug naar de beginpagina van de website