een verhaal van Martin Doorn
Al weer twee maanden geleden hadden James Norod en Heather Mason een gedurfde beslissing genomen. Aangezien hum positie als, respectievelijk, commissaris en inspecteur van politie, onhoudbaar was geworden. Na een nacht met heftige emoties waren ze tot de conclusie gekomen dat ontslag nemen de beste beslissing zou zijn. Gezien hun verhoudding zou samenwerking in het politiekorps telkens weer op moeilijkheden uitdraaien. Beiden waren derhalve werkeloos geworden, maar al spoedig werden er plannen gemaakt om een onderzoeksbureautje te beginnen. Tenslotte hadden ze ruime ervaring in het politiewerk. Zo geschiedde. Over de naam van hun bedrijf waren ze het nog niet eens geworden, dus noemden ze het voorlopig maar: 'Onderzoekbureau'. Niet dat ze hoge verwachtingen hadden, maar op de advertenties in een aantal regionale bladen kwam slechts één reactie. Een kort telefoontje van een oudere dame die hen uitnodigde om eens te komen praten.
Gearriveerd op het opgegeven adres bleek dit een forse villa te zijn met een grote ommuurde tuin en stevig toegangshek. Naast deze ingang stond een moderne roestvrijstalen zuil met geavanceerd ogend bedieningspaneel. Een camera hield de nieuwbakken detectives ongetwijfeld in de gaten. Enigszins gespannen, maar ook nieuwsgierig drukten ze op de aanmeldknop die als bel fungeerde. Enkele seconden later klonk de vrouwenstem, die ze kenden van het eerdere telefoongesprek, uit een luidsprekertje. Nadat Norod en Heather zich bekend gemaakt hadden, ging het toegangshek geruisloos open en konden ze de oprijlaan inrijden. Norod parkeerde de auto op het met een P aangegeven parkeerterreintje, al moest hij voorzichtig zijn om een pauwenpaartje niet te overrijden. Nadat ze uitgestapt waren en Heather angstvallig uit de buurt van de pauwen bleef, liepen ze naar het imposante bordes met de niet minder imposante voordeur. Nauwelijks hadden ze de vijf treden bestegen, of de deur ging open en verscheen er een elegant geklede, wat oudere, dame in de deuropening. Haar gelaatsuitdrukking was niet onvriendelijk, maar zelfs een gering glimlachje kon er blijkbaar niet af. Ze nam hen van top tot teen, ietwat argwanend op en liet hen toen binnen. In de fraai, met dure meubels ingerichte woonkamer, vroeg ze de beide detectives te gaan zitten en vroeg of ze iets wilden drinken. Norod en Heather bedankten beleefd. Eenmaal gezeten liet mevrouw Blacksmith, zoals ze heette, wisten Norod en Heather al van het telefoontje, haar afstandelijkheid een beetje varen. Met een breed gebaar zei ze: 'Dit alles heb ik aan mijn man te danken. We zijn arm begonnen, maar mijn man heeft zich van eenvoudig boekhouder opgewerkt tot succesvol beurshandelaar en is nadien voor zichzelf begonnen. Dat heeft zoals u ziet goed uitgepakt. Helaas is hij ongeveer tien jaar geleden vermoord'. Hier zweeg ze even en keek schuin naar een portret van een goed uitziende man aan de wand. Even aarzelde ze, maar ging verder en zei: 'Hij heeft mij ook nog twee mooie dochters gegeven'. Wéer zweeg ze even. Nu keek ze Norod en Heather strak aan en zei: 'Hij was homo'. Dit hadden Norod en Heather niet zien aankomen en er was verbazing op hun gezicht af te lezen. Mevrouw Blacksmith toonde nu zowaar een glimlach en vertelde dat ze het zelf ook niet helemaal begreep. 'Toen hij onze dochters maakte zal hij wel aan de ene of andere vent gedacht hebben', zei ze wat droevig. Ze vertelde verder dat haar man haar slechts enkele keren had aangeraak, maar dat ze het verder goed met elkaar konden vinden en dat ze, afgezien van zijn geaardheid toch een goed leven met hem gehad had. Na deze bekentenis viel er een lange pijnlijke stilte, tot Norod vroeg wat dit te maken had met de moord op haar man en waarom ze hun hulp had ingeroepen. Mevrouw Blacksmith antwoordde dat haar man vermoord was, maar dat de moord nooit was opgelost en er derhalve ook geen motief was geconstateerd. De politie had na enkele jaren het dossier gesloten zonder enig resultaat. Dit vrat nog steeds aan haar. Ze wilde dat de dader gestraft zou worden en dat de reden voor de moord boven tafel zou komen.
Norod waarschuwde mevrouw Blacksmith dat er wellicht moeilijk verteerbare feiten boven water zouden komen en dat de waarheid niet vanzelfsprekend tot rust zou leiden. Mevrouw Blacksmith knikte en haar uitdrukking kreeg weer de harde trekken van even tevoren. 'Daar ben ik me van bewust, maar ik wil de waarheid. Het zal een moeilijke opgave zijn, maar ik betaal er goed voor als u resultaat hebt. Ik stel voor dat we op basis van 'No cure, no pay' een overeenkomst sluiten. Mocht u resultaat boeken, betaal ik dubbel tarief'. De twee detectives keken elkaar aan, stonden op en verklaarden dat ze deze voorwaarden en de bijkomende aanbieding even onder vier ogen wilden bespreken. Mevrouw Blacksmith knikte en Norod en Heather verlieten het vertrek. Wandelend in de immense tuin gingen ze de voor en tegens van het aanbod na. Heather zei dat ze het voorstel aantrekkelijk vond, temeer dat ze op dit moment toch niets anders om handen hadden. Norod, zoals gewoonlijk wat behoudender, wilde eerst meer informatie over het onderzoek. Bleek dan dat, een goed resultaat onmogelijk was zou hij het aanbod niet aannemen. Terug bij mevrouw Blacksmith in de kamer, deelde Norod mede dat ze de opdracht zouden aannemen, mits ze alle details, ook als deze pijnlijk waren voor mevrouw Blacksmith moesten weten, te beginnen met alle politierapporten. Mevrouw Blacksmith stond op, om even later terug te komen met een doos waarin drie dossiermappen met de politierapporten, autopsieverslagen en foto's van de plaats delict. Ze zette de doos neer voor Norod en verzuchtte: 'Dit is alles. Het enige dat ik nog kan toevoegen is dat het huisje waar mijn man is vermoord, zijn plek was waar hij zijn vriendjes ontving. Het staat al die tijd al leeg, maar het is nog steeds in mijn bezit'. 'Goed, zei Norod. Wij gaan deze stukken bestuderen. U hoort over drie dagen van ons'. Hij stond op, pakte de doos onder zijn arm en samen met Heather verliet hij het pand.
Ieder met zijn of haar gedachten reden ze naar de cottage van Norod. Er lag een moeilijke klus voor hen. Na een paar koppen koffie begonnen ze daar aan. Lezen, teruglezen, overleggen, theorieën opstellen en weer verwerpen. Aan het einde van de derde dag was het wel duidelijk dat het een moeilijke klus zou worden waarvan de uitkomst onzeker was. Uiteindelijk gaf het argument van Heather, dat er ook in de laatste drie dagen geen opdrachten waren binnengekomen en dat ze derhalve toch al geen inkomsten hadden, de doorslag. Ze namen het risico en zouden mevrouw
Blacksmith hun besluit morgen mededelen.
Direct na het bezoek aan de weduwe begon Norod aan een belrondje met mensen die hij nog kende uit zijn politietijd. Hij hoopte dat niet iedereen op de hoogte was van zijn vertrek bij het korps. Tot zijn niet geringe opluchting wist de schouwarts nog van niets en hij maakte hem niet wijzer. De arts kon zich de autopsie nog goed herinneren. Een man van middelbare leeftijd wiens borstholte vrijwel leeg was. Geen longen, slokdarm of luchtpijp. Zelfs een stuk van de maag was weg. Hij had nog nooit zoiets gezien. De weke delen waren als het ware opgelost. Er resteerde slechts wat vellen. Toch was er van verbranding geen sprake. Er was bovendien geen spoor van een bijtende stof, zoals zwavelzuur of een chloorverbinding. De resterende organen waren gezond en de, voor zover aanwezig, de maaginhoud normaal. De doodsoorzaak was niet vast te stellen. Al is de afwezigheid van het grootste deel van de normale inhoud van de borstkas, natuurlijk dodelijk. De arts zuchtte, hij stond voor een raadsel. Norod bedankte hem en verbrak de verbinding. Veel verder was hij niet gekomen. Het relaas van de autopsiearts kwam overeen met het politiedossier van mevrouw Blacksmith. Het volgende telefoontje was naar het archief waar alle bewijsstukken die op de plaats delict waren verzameld werden bewaard nadat een zaak was gesloten. Jammer genoeg wist de archivaris wel dat Norod de dienst had verlaten en het kostte heel wat moeite, gevlei en overredingskracht om toch stiekem een afspraak te regelen om de bewijsstukken te mogen bekijken. Norod stapte meteen in zijn auto en reed naar Londen.
Intussen was Heather op bezoek gegaan bij de weduwe. Ze moest aanknopingspunten zien te verzamelen. Hoe was de verhouding met haar echtgenoot. Hoe vaak kwam hij nog op bezoek en waar verbleef hij als hij niet thuis was. Kende ze iemand waarmee hij een verhouding had. Hoe dachten zijn dochters over hem. Enzovoort, enzovoort. Mevrouw Blacksmith vertelde dat haar man een klein arbeidershuisje had waar hij een deel van de week woonde, al dan niet in gezelschap van een vriendje. In de weekeinden was hij meestal in de villa, waar hij overigens in een eigen kamer verbleef. Met zijn dochters had hij een goede band, hoewel zij beiden al vroeg op zichzelf waren gaan wonen en maar zelden in het ouderlijk huis verbleven. Over zijn geaardheid werd niet gesproken. 'Het klinkt misschien onwaarschijnlijk', ging ze verder, 'maar ik hield van die man en hij van mij'. Hier zweeg ze even en streek met de rug van haar hand over haar ogen. 'Ik heb nooit willen weten met wie hij het bed deelde, dus namen kan ik niet geven. De politie heeft wel een paar namen boven water gekregen, maar die zeggen mij niets en dat heeft niets opgeleverd. Maar dat weet u al, u heeft het in het rapport kunnen lezen'. Heather begreep dat ze hier niet veel verder kwam en vroeg of ze de sleutel van het huisje van mijnheer Blacksmith mocht meenemen om er eens te gaan kijken. Met de sleutel op zak nam ze afscheid van de weduwe. Veel was ze niet opgeschoten, al kon ze door het gesprek mevrouw Blacksmith wel uitsluiten als dader.
de tuin bij het huisje zag er verzorgd uit, evenals de buitenkant. Het slot van de voordeur draaide soepel en de deur ging zonder piepen open. Even later stond Heather in een sober ingerichte kamer die enigszins muf rook. Dat was niet verwonderlijk aangezien het al jaren onbewoond was. Toch waren de meubels stofvrij en het kleine keukentje spic and span. Het was wel duidelijk dat mevrouw Blacksmith alles goed liet onderhouden. Bijna als een mausoleum voor haar overleden man. Het was Heather wel duidelijk dat hier geen enkel spoor te vinden zou zijn. Desalniettemin trok ze hier en daar een lade open, keek ze in kasten en kastjes, lichtte zelfs het vloerkleed op. Het tweepersoonsbed in de slaapkamer was keurig opgemaakt, klaar om beslapen te woorden. Heather kreeg van dit alles een beetje de kriebels. Het was net alsof de bewoner even sigaretten was gaan halen en zo zou terugkomen. Ondanks dat de weduwe haar zojuist nog had verteld dat het echtpaar Greenfield , dat al jaren voor mijnheer Blacksmith de schoonmaak en het onderhoud van de tuin had verzorgd, dit nu nog steeds deed, bleef het nogal bizar. De politie had ongetwijfeld alles overhoop gehaald en grondig onderzoek gedaan en de familie Greenfield had alles weer opgeruimd. Sporen waren niet meer aanwezig en alle bewijsmateriaal meegenomen of inmiddels verdwenen. Heather zuchtte, ze had hier niets meer te zoeken. Ze sloot de deur achter zich en stapte in haar auto.
Aangekomen bij het bewijsmaterialenarchief parkeerde Norod zijn auto en belde zijn kennis op. Even later kwam deze naar buiten en loodste hem via de personeelsingang naar binnen. Op zijn kantoortje stond een doos met alle bewijsstukken. Je hebt een half uur sprak hij, liep de deur uit en sloot die aan de buitenkant af. Norod ging meteen aan de slag. Het meeste materiaal waren foto's. Foto's van het slachtoffer, zowel van de buitenkant als de binnenkant. De binnenkant van de borstkas was één grote chaos. Grijsachtige vellen weefsel waar je niet aan kom zien wat het ooit geweest was. Ook Norod had zoiets nog nooit gezien. Hij legde de foto's van het slachtoffer terzijde. Hij kon er niets mee. De plastic zakjes met ander bewijsmateriaal interesseerde hem meer. Zakjes met haartjes, stofjes en splintertjes van het één of ander. Aandachtig las hij de etiketten. Er stonden ook namen op van personen die ook al voorkwamen in de politierapporten, maar die uiteindelijk allemaal over een waterdicht alibi bleken te beschikken. De uitzondering was het zakje met witte verfschilfers, zoals op het etiket stond. Norod herinnerde zich uit de rapporten dat deze verfschilfers op de vloerbedekking in de woonkamer waren aangetroffen, waar ook het slachtoffer was gevonden, onderuitgezakt op een stoel. Op het etiket stonden nummer van corresponderende foto's. Er stond: 141 a.b.c. Norod zocht de foto's op. Het waren de foto's van de verfschilfers op de vloerbedekking. A, b en c waren uitvergrotingen. Zo te zien waren het alleen witte stipjes op het vloerkleed. Hij draaide de foto's links en rechtsom. Bij foto b viel hem iets op. De verfspikkels lagen in twee rijtjes, ongeveer een halve meter uit elkaar. Het zag er uit als een spoor van een karretje, een steekwagentje, of iets dergelijks. Kennelijk was dit patroon het forensisch team niet opgevallen. Norod maakte met zijn telefoon een paar opnamen van de foto's. Hij was net klaar toen de archivaris de deur opende en zei dat het half uur voorbij was. Samen liepen ze door de personeelsingang naar buiten, waar Norod hem bedankte en afscheid nam.
In het huis van Norod bespraken hij en Heather de vorderingen die ze hadden gemaakt. Dat was bedroevend weinig. Norod bekeek de foto's nog eens op zijn computer, waar hij diverse instellingen uitprobeerde. Het beeld in zwart/wit bleek het duidelijkst te zijn. Hij liet het Heather zien. Deze zag onmiddellijk dat de rijtjes verfsplinters een spoor vormden. Maar wat hadden ze er aan? Het bracht hen niet dichterbij een oplossing. Een beetje moedeloos brachten ze de avond door met het nogmaals lezen van het politierapport en alle verdere informatie nogmaals op een rijtje te zetten. Vermoeid en teleurgesteld gingen ze naar bed.
Bijna net zo vermoeid stonden ze de volgende morgen op. Van slapen was niet veel gekomen, omdat alle informatie door hun hoofde bleef spoken, zonder dat er een oplossing kwam. Aan het einde van de middag legde Heather alle papparassen aan de kant rekte zich uit en zei: ' James, we gaan naar Southampton om lekker te eten'. Norod keek haar wat zuinig aan en zei dat ze nog geen stuiver verdiend hadden en dat buiten de deur eten geld kostte. Heather lachte hem uit en zei: 'Ach James als we aan de bedelstaf raken, hebben we elkaar toch nog'. Ze lachte er verleidelijk bij. Norod gaf, zoals gewoonlijk toe en even later reden ze naar het nabijgelegen Southampton. Ze parkeerden de auto en liepen nog een paar straten door om het restaurant te bereiken. Even moesten ze het trottoir verlaten omdat het nat was van nogal smerig water dat de goot instroomde. Ze waren bijna de natte plek voorbij toen Norod bleef staan en aandachtig naar het groezelige water keek. Hij stapte de natte stoep op, plaste door het water, knielde en raapte iets op. 'James', siste Heather, 'je schoenen komen onder de troep en je broekspijpen worden smerig'. Norod reageerde niet en bleef op zijn hurken zitten en bekeek iets wat hij in zijn handpalm had. Hij stond op om zijn zakdoek uit zijn broekzak te halen, ging weer op zijn hurken zitten en verzamelde nog wat onduidelijke dingetjes die hij voorzichtig in zijn zakdoek verpakte. 'Kom kijken', zei hij tegen Heather. Heather, die voor de gelegenheid haar rode pumps met naaldhakken had aangetrokken, peinsde daar niet over en bleef geërgerd staan. Nu liep Norod het tuintje door naar het huis. Daar stond een man die met een hogedrukspuit de muren afstoomde. Even verderop stond de stoomgenerator op een soort karretje met twee wieltjes en een steunstangetje. Norod wist genoeg en liep terug naar Heather. Deze ontving hem met een zuur gezicht, wees naar zijn schoenen en broek terwijl ze zei: 'Daar is niets meer aan te doen. Hoe moet dat nu in het restaurant?' Norod haalde zijn schouders op en verklaarde dat ze hen heus wel binnen zouden laten. Zwijgend liepen ze naar het restaurant. Norod in gedachten, Heather nog wat wrokkig om de ondoordachte actie van haar James. Zodra ze het restaurant binnenstapten kwam de gerant haastig op hen af. Hij keek met afschuw naar de broek en schoenen van Norod en wilde het tweetal al de deur wijzen, toen Heather dicht bij hem ging staan, diep adem haalde zodat haar borsten een maatje groter leken, haar ogen wijder opende, zodat ze kinderlijk onschuldig leek, zei: 'Mijnheer, mijn man is gestruikeld en heeft daarbij zijn schoenen en broek een beetje bevuild, maar wij zouden zo graag een flesje Chardonay en uw heerlijke gegrilde zalm bestellen.' Hierbij legde ze haar hand op de onderarm van de gerant en drukte die licht.
Norod kon zijn lachen nauwelijks inhouden toen hij zag hoe Heather haar toneelstukje opvoerde, maar het had succes. De gerant viel als een blok voor haar en leidde hen naar een tafeltje achterin het restaurant. 'Wat een sukkels zijn mannen toch', zei Heather , toen ze eenmaal waren gezeten.
Na het diner stuurde Heather, die maar twee glaasjes wijn had gedronken de auto rustig nar huis. Ze keek even opzij en vroeg Norod nu eindelijk eens te vertellen wat hij op het trottoir had gevonden. Hij haalde zijn zakdoek uit zijn zak, vouwde hem open en liet Heather een paar lichtgele snippertjes zien. 'En dit is?' vroeg ze argwanend. 'Dit zijn snippers verf die heel veel lijken op de verfsnippers die ik in het bewijsmaterialenarchief ben tegengekomen', verklaarde Norod. 'Bovendien voldoet het karretje waarop de stoomcompressor stond aan de voorwaarden voor het spoor van spikkels die we op de foto van het tapijt hebben gezien. Ik heb het vermoeden dat zo'n compressor in de woning van de vermoorde mijnheer Blacksmith heeft gestaan. Ik zeg niet dat dat ding iets met de moord te maken heeft, maar ik wil het wel onderzoeken. Dus morgen gaan we zo'n 'ding zoeken dat tien jaar geleden in dat huis stond. Wens ons succes. Het zal niet meevallen'. Hij sloot zijn ogen en deed een tukje in de auto.
De volgende morgen kwamen de politieverslagen weer op tafel om de namen van de, destijds verdachte personen op te zoeken. Er waren er zes. Aangekomen bij het eerste adres, bleek dat daar nu geheel iemand anders woonde. Waar de vorige bewoners heen waren gegaan was onbekend. Op het tweede adres was niemand thuis. De aanblik van het derde huis gaf weinig hoop. Er lagen twee kinderfietsjes in de voortuin. Toch belden ze aan. De deur werd geopend door een jonge vrouw van om en nabij de dertig jaar. Op de vraag of hier Cliff Reynolds woonde werd bevestigend geknikt. Hij was nog thuis ook. Even later zaten Heather en Norod tegenover Cliff in de woonkamer. Cliff zuchtte diep toen de moord van tien jaar geleden ter sprake werd gebracht. In het kort vertelde hij het verhaal dat overeen kwam met het politierapport en geen nieuwe aanknopingspunten opleverde. Na afloop vroeg Norod nog of hij getrouwd was met de vrouw die de deur geopend had. Cliff bevestigde dit en zei dat hij gelukkig was met zijn vrouw en twee kinderen. Het allerlaatste zinnetje deed de twee speurders opveren. Cliff zei: 'Toen ik trouwde moest mijn broer, die hier ook woonde wel verhuizen, maar dat deed hij graag'. Heather wilde nog iets vragen, maar Norod stak zijn hand op, stond op en nam afscheid. In de auto gezeten vroeg Heather een beetje gepikeerd waarom Norod opeens zo'n haast had om bij Cliff weg te gaan. Norod zei: 'In het politierapport wordt die broer nergens genoemd. Dat vind ik vreemd en ik wilde Cliff niet de indruk geven dat wij inde broer waren geïnteresseerd. Dan gaat hij hem misschien op de hoogte brengen van ons bezoek en dat heb ik liever niet. Pak nu je telefoon en zoek uit of er in de buurt nog een Reynolds te vinden is'. Al snel had Heather een Reynolds gevonden en wel 'Ralph Reynolds Gevelreiniging Ltd'. 'Norod gaf een klap op het stuur en zei: 'Ik wist het, dat is hem'. Heather voerde het adres in in het navigatiesysteem en even later reden ze een klein industrieterreintje op waar ze al snel het bedrijf vonden. Het zag er wat verwaarloosd uit en de bedrijfsauto met aanhanger waarop een steamcleaner stond, had een paar flinke deuken. Zonder kloppen gingen ze een kantoortje binnen waar Ralph achter een bureau zat. Te zien aan de wallen onder zijn ogen gebruikte hij nogal wat alcoholische versnaperingen. Hij keek op en wilde iets zeggen, maar Norod was hem voor. 'U heeft mijnheer Blacksmith vermoord', zei hij met luide stem. Ralph zakte zo mogelijk nog dieper weg in zijn stoel, sloeg zijn handen voor zijn ogen en begon te trillen. Heather en Norod wachtten rustig af. Als vanzelf begon Ralph te praten. 'Ik wist van de homoseksualiteit van Cliff. Hij ging om met die Blacksmith en op een avond kwam hij om twee uur 's nachts thuis. Ik had op hem gewacht en begon hem uit te schelden voor vuile flikker en nog meer van die scheldwoorden. Cliff liet het over zich heenkomen en liet mij zijn cadeautjes van die avond zien. Hij kreeg veel cadeautjes van Blacksmith.
Ik kon er niet meer tegen en ben in mijn bedrijfsbus gestapt en ben naar het huis van Blacksmith gereden. Hij woonde nogal achteraf en bovendien lag het huis in een klein bosje. Niemand heeft mij opgemerkt. Ik heb de keukendeur ingetrapt en ben naar binnen gegaan. Hij lag te slapen en ik heb hem uit bed gesleurd en vastgebonden op een stoel in de woonkamer, met een spanband die ik uit de auto had meegenomen. Toen heb ik de steamcleaner afgeladen en naar binnen gebracht. Ik heb de stekker van de steamcleaner in het stopcontact gestopt en gewacht tot het water heet was. Daarna heb ik de spuitkop diep in zijn mond gestopt en de handle ingedrukt. De stoom siste met kracht, door zijn keelgat, zo zijn borstkas in. Binnen enkele seconden was hij dood. Daarna maakte ik de spanband weer los en nam hem mee. Binnen een half uur was ik uit en thuis. Of Cliff hiervan geweten heeft weet ik niet. We hebben er nooit over gesproken. Niet lang daarna is hij getrouwd en ben ik hierheen verhuisd'. Ralph zweeg en scheen opgelucht dat hij eindelijk schoon schip had gemaakt. Hij reikte achter zich en pakte een flesje bier dat hij aanzijn mond zette. Heather pakte haar telefoon en belde de politie.
Norod zat aan de keukentafel en maakte de rekening voor mevrouw Blacksmith op. Hij rekende de gemaakte uren uit, de gereden kilometers en telefoonkosten, toen Heather naar hem toe kwam en een rekening voor hem neerlegde, terwijl ze zei: 'De rekening van ons werkoverleg in Southampton. En dat keer twee, zoals afgesproken'. Norod keek op, glimlachte en zei: 'Wat ben je toch een bijdehand, lekker ding'.
***
terug naar de inhoudsopgave
terug naar de beginpagina van Pointe
terug naar de beginpagina van de website