VOORPUBLICATIE van de eerste twee hoofdstukken uit MADELEINE IN DE ONGEZIENE WERELD

door Alam Darsono

een roman in 32 hoofdstukken.

Inleiding bij deze voorpublicatie

Alam Darsono heeft in zijn leven veel geschreven. Van zijn werk zijn slechts de roman ‘Kinderogen’ en de cultuurstudie ‘De Europese verbeelding’ als boek verschenen. Toen hij in juni 2004 overleed, lag zijn manuscript van de roman “Madeleine in de ongeziene wereld’ gereed voor een geïnteresseerde uitgever. Deze moest echter nog worden gevonden. Inmiddels is het zover dat door de bijzondere inzet van Loek Meijer en met de medewerking van Ninon Vis, alsmede door toedoen van Stichting Dr. Alam Darsono de roman officieel gepubliceerd zal worden. De presentatie zal op de ontmoetingsdag van 30 september 2006 –waarover elders in dit Pointe-nummer informatie is opgenomen- plaatsvinden. Het eerste exemplaar zal overhandigd worden aan Pop Darsono, de weduwe van Alam.

Korte schets van de inhoud

Madeleine (39) geeft Franse les aan Amber (22), een blinde keyboardplayer in nachtclub, die zich omschoolt een tot elektrotechnicus. Zij is de vrouw van dominee Van Daal, de gevierde presentator van de talkshow Gods Kinderen van de E.R.T.. Zij is ook moeder van twee grote dochters, Gonne (19) en Heddie (17). Door de vragen van de blinde Amber gaat Madeleine zien, ook haar echtgenoot; door de antwoorden van Amber gaat zij horen, ook haar dochters; door te praten met Amber gaat zij spreken, ook met zichzelf. Daardoor komt zij terecht in een andere wereld, een ongeziene wereld, en gaat zij die ongeziene wereld zien. Het is een roman over een vrouw die groeit naar zelfstandigheid door hulpvaardigheid. Tevens is het een roman over de emancipatie van een christelijke huisvrouw, over de secularisatie van een christelijk gezin en over de commercialisering van een christelijke kerk. Bovendien is het een zedenroman over de verandering van zeden van Nederlanders in de tweede helft van de twintigste eeuw en over de vele vormen die liefde kan aannemen als mensen elkaar gaan zien als individuele personen en niet meer als representanten van een kerk, een stand, een partij of een bepaalde invaliditeit.

Gaarne beveelt de redactie de hierna volgende hoofdstukken 1 en 2 van ‘Madeleine in de ongeziene wereld’ ter lezing aan.

Hoofdstuk 1.

De huisdeur was naast de etalage van een winkel die in gouden letters RELIGIOSA EN CURIOSA op haar spiegelraam had staan. Op het bruine hout van de ouderwetse voordeur hing een emaillen bord geschroefd waarop in donkerblauwe letters de namen THEODORA en DOROTHEA onder elkaar stonden gegraveerd. Boven het naambord was een kartonnen vierkant met punaises in het hout geprikt waarop met viltstift zijn naam was geschreven, Amber, met daaronder het verzoek "Tweemaal Bellen A.U.B.". Zij drukte tweemaal op de bel en hoorde die overgaan, ergens hoog in het huis. Zij schrok even, toen vlak naast haar oor, vanuit een klein zeefje in de plint, zijn stem klonk, monter, wat schuchter, net als die zij door de telefoon had gehoord en die haar toen meteen al zo had aangetrokken. "Bent u het, mevrouw Van Daal?" vroeg de stem en daarna, toen zij instemmend in het zeefje had geantwoord: "U gaat de trap op en dan sta ik op u te wachten." Daarop zoemde de deur open en stapte zij de nauwe gang in die halfverlicht werd door een smal liggend venster boven de deur. Wat onzeker liep zij voorbij een deur aan haar linkerhand die naar de winkel ernaast moest leiden, en beklom zij de trap die bronsgroen glom van het eikenhout en waarvan de treden waren belegd met even glimmend linoleum. Zij voelde haar hart bonzen, traag, diep in haar lijf. Op de overloop, onder aan de volgende trap, stond hij haar op te wachten, een slanke jongeman met glanzend blond haar, van gemiddelde lengte, gehuld in bruine jeans en een groen T-shirt; met blote voeten in sandalen, zag zij, doordat er door de kier van een halfgeopende deur een lichtstreep precies op zijn voeten viel. De jongeman keek naar haar, zij het ongericht, terwijl hij aarzelend zijn hand in haar richting uitstak. Toen zij haar hand in de zijne had gelegd, zei hij hartelijk: "Goedemiddag, mevrouw." Zij zag het kierlicht flitsen op zijn grote gave tanden. "Ik ben Amber," stelde hij zich voor. "Goedemiddag, Amber. Ik ben Madeleine," reageerde zij spontaan en schrok daarvan, omdat zij zich realiseerde dat zij zich sinds haar huwelijk nooit meer met haar voornaam had voorgesteld. De inbreuk op die gewoonte van gehuwde vrouw bezorgde haar een onverwachte vrolijkheid, schonk haar zelfs een kleine voldoening. "Wat een echt Franse naam," riep hij verrukt uit. "Mag ik u Madeleine noemen? Mevrouw Madeleine natuurlijk." "Zonder mevrouw," stemde zij daarin toe en zij had het gevoel dat zij haar zondagse mantel uittrok. "Gewoon Madeleine; zonder mevrouw. Dat vind ik leuker. De naam heb ik van mijn moeder. Zij is een Française." "Ik vind zonder mevrouw ook veel leuker, Madeleine," ging hij gul op haar dringend verzoek in. "U klinkt nog zo jong. U hebt een echt Franse stem. Madame zou beter bij u passen dan mevrouw." En daarna, terwijl hij zich omdraaide: "We moeten nog een trap hoger, Madeleine, naar de zolderverdieping. Mag ik u voorgaan?" Madeleine volgde de sterke jonge benen de trap op en merkte onderwijl dat zij haar zenuwen kwijt was. Deze waren gaan opspelen toen zij een uur geleden de deur was uitgegaan en waren onder haar huid blijven trillen terwijl zij in de tram zat. Nog toen zij op de bel drukte, hadden ze haar vinger doen beven. Op het moment dat zij zijn hand om de hare heen voelde, waren ze gaan liggen.

Eigenlijk hadden haar zenuwen zich al eerder geroerd, de vorige middag al, toen zij had besloten te bellen en de hoorn van de haak had genomen. Waarom had zij hier zo tegenop gezien? Door de telefoon had zijn stem haar al meteen gerustgesteld. Zijn stem was jong, tegelijk schuchter en monter; wat haperend, evenals de hare. Twee bedeesde mensen hadden contact met elkaar opgenomen, had zij geconstateerd. Zijn stem, met een donkere ondertoon, had haar meteen aangetrokken en doen besluiten op de advertentie in te gaan nog voordat zij precies wist wat er van haar werd verlangd.

"Welke heer of dame die goed Frans spreekt en schrijft, wil mij, Amber, leerling Elektrotechnische School, blind, helpen met het vak Frans? Kan u helaas niet betalen. Telefoon ..."

Madeleine had de advertentie in het kerkblad van de Waalse Gemeente hardop voorgelezen aan haar dochters, half in scherts. Zij had nog niet de intentie gehad om zich uit de beschutting van haar woning te begeven en naar een wildvreemd adres in een bijna even vreemde buurt te gaan, waarvan zij enkel wist dat er een grote bruinstenen Katholieke kerk uit de Barok stond. "Daar ben jij geknipt voor, mamma; jij met je vloeiend Frans," had Gonne, die aan de Vrije Theologie studeerde, haar gedecideerd aangespoord. "Dat moet je doen. Dan kom je weer eens onder de mensen. Behalve voor boodschappen en een paar routinebezoeken ga je nooit meer uit. Het lijkt wel of je al bejaard bent. Je moet echt weer eens wat initiatief nemen, mamma." Heddie was haar oudere zuster natuurlijk meteen bijgevallen en haar beide dochters hadden de gelegenheid te baat genomen om hun moeder weer eens te kapittelen over haar toenemende neiging zich van de wereld terug te trekken en zich op te sluiten tussen de muren van haar huis. "En je doet ook meteen wat voor je misdeelde medemens," had Heddie gebitst, met in haar toon reeds de pinnigheid van de onderwijzeres van de School met den Bijbel die zij van plan was te worden.

"Je socialer gedragen." Dat was de boodschap die Madeleine in de woorden van haar dochters had horen doorklinken. Zij had de telefoon gepakt en het nummer gedraaid. De stem van de jongeman, waarin de bedeesdheid door de haperende toon heen klonk, had haar aangenaam getroffen en haar haar gewone schroom doen overwinnen. Na een kort gesprek had zij een afspraak met hem gemaakt voor een eerste kennismaking, de volgende dag al. Met een vonk van uitdaging in haar ogen had zij zich weer naar de voorkamer begeven en had haar dochters aangekeken, maar die waren met elkaar in een gesprek gewikkeld over een gewichtiger onderwerp dan het hare en hadden niet naar haar opgekeken. Zij was er ook maar niet op teruggekomen. "Mm," had zij even ontstemd gedacht, "het is ook al weer jaren geleden dat jullie aandacht voor je moeder hadden." Vanaf dat moment had zij haar zenuwen voelen beven en haar hart voelen bonzen, traag, diep in haar lijf.

"Wilt u misschien uw jas uitdoen, Madeleine?" vroeg hij. "Hier is de kapstok." "Ik heb geen jas aan," antwoordde zij, even in verwarring, kijkend naar zijn hand die wat onbestemd de lucht in wees. "Het is nog volop zomer buiten." "Ach ja," verontschuldigde hij zich haastig, "wat stom van me. Ik zeg zulke dingen uit gewoonte, zomaar, zonder erbij na te denken. Trekt u zich er alstublieft niets van aan."

Madeleine bleef even roerloos staan, toen zij door de openstaande deur de zolderkamer was binnengestapt, bevangen als zij werd door het milde licht waarin de ruimte baadde. Zij zag zich omhuld door een gulden gloed waarin de kleuren wit, geel en beige oplichtten, hier en daar onderbroken door glanzend bruin. Zij stond in een lange brede ruimte onder een schuin dak van lichtbruin hout. Het zonlicht gleed door de ramen van twee dakkapellen naar binnen en vloeide uit over de houten vloer en de houten wanden. Een witbetegelde kachel, die uit de gele wand naar voren stak, en twee grote luidsprekerboxen van beige hout waren het eerste wat haar in het oog sprong. Verder zag zij enkel nog twee bruine tafels met bruine stoelen aan weerszijden. "Zullen we hier aan deze tafel gaan zitten, Madeleine?" stelde hij voor, naar een van de tafels voor een dakkapel toelopend waarvan het raam open stond. "Deze is, om zo te zeggen, mijn zittafel. De andere is mijn werktafel." "Graag," antwoordde zij en pakte de rechte leuning van een stoel beet die fonkelde in het gulden licht. "Zal ik deze stoel hier maar nemen, Amber? Jij zat geloof ik op die daar." Zij wees naar de andere stoel, maar trok haar wijzende arm schielijk terug toen zij zag dat hij in het geheel niet naar haar omkeek. "Ja, dat is goed, Madeleine," antwoordde hij enkel en toen ze tegenover elkaar zaten, voegde hij eraan toe: "Wat aardig van u dat ik Madeleine mag zeggen. Het is daardoor net alsof ik u al eens eerder heb ontmoet en niet pas vijf minuten geleden." "Dat is gek," ging zij op zijn opmerking in; "ik voel me ook helemaal niet vreemd hier. Ik heb zelfs het gevoel dat ik hier al eens eerder ben geweest. Gek, hè?" Madeleine keek nog eens de zolderkamer rond en het viel haar op dat die eigenlijk nogal kaal was. Er stond niet meer meubilair in dan strikt nodig was. Nog enkel een boekenstelling tegen de wand tegenover haar, met stapels dikke gele en bruine vellen papier op de bovenste en de onderste planken, een cd-speler en een transistorradio op de middelste plank naast wat stevig serviesgoed op een groen blad, en verder niets meer; geen kastje in de hoek, geen zitmeubel, geen beeldje op de schoorsteenmantel, al helemaal geen planten in potten of vazen met kunstbloemen erin, zoals in haar huis; ook geen plaat aan de wand. En toch voelde zij zich in deze sobere ruimte met het milde licht op de wanden wonderwel op haar gemak; had zij het gevoel alsof er iets uit haar wegstroomde. Zij meende dat het de zachte kleuren, waarin het vertrek was gedrenkt, moesten zijn die deze ontspanning bij haar bewerkstelligden. "Wat een mooi licht heb je hier op je kamer, Amber; zo mild, zou ik willen zeggen, zei zij zonder nadenken en zweeg abrupt toen zij besefte wat zij had gezegd. "Ik bedoel, eh, er hangt hier zo een milde sfeer," verbeterde zij zich snel. "Ik weet wat u bedoelt, Madeleine," glimlachte hij. "Dat is niet mijn verdienste, hoor. Deze etage is zoals ik hem heb gehuurd van Theodora. Het was het atelier van Dorothea. Zij heeft denk ik die milde sfeer hier aangebracht. Zij was binnenhuisarchitecte. Ik heb hier enkel de twee tafels en de vier stoelen neergezet; en de stereo-installatie natuurlijk." "En Dorothea woont niet meer hier?" vroeg Madeleine en zij voelde zich meteen dom, oliedom. Zij zag de verwijtende blikken van haar beide dochters; voelde een warme kleur naar haar wangen stijgen en die ook meteen weer wegtrekken toen zij zich realiseerde dat hij haar blozen niet opmerkte. "Dorothea is verongelukt," lichtte hij haar in en scheen de domheid van haar vraag niet te hebben opgemerkt. "Zij zat achter op de motor bij Theodora. In Kent. Door het zwenken van een grote vrachtwagen ... Nou ja, u begrijpt het wel. Drie jaar geleden bijna. Theodora was al die jaren van de kaart. Ze hadden dit pand net betrokken en waren de winkel beneden begonnen." "Wat verschrikkelijk," fluisterde Madeleine geschrokken; "wat vreselijk." "Toen heeft Theodora Dorothea's atelier opgeruimd en mocht ik er komen wonen. Een half jaar geleden. We zijn heel goede vrienden geworden, Theodora en ik." "Misschien worden wij ook zulke goede vrienden, Amber," flapte zij eruit. Ze zweeg abrupt. Ze had alweer een vuurrood hoofd. "Wat overkomt me hier?" dacht zij verward. "Ik lijk wel een schoolmeisje. Ik heb me niet in de hand. Ik gedraag me niet gewoon." "Aan mij zal het niet liggen, Madeleine," riep hij zelfverzekerd en zij zag blijdschap op zijn gezicht glanzen; het gezicht dat haar zojuist nog zo vreemd was voorgekomen, omdat het niet keek naar haar ogen, haar groene kattenogen, zoals Andreas die eens, lang geleden, verliefd had genoemd; omdat het niet reageerde op haar blik. "Helemaal niet wanneer ik op uw stem afga. Die is zo ... zo ..." "Hoe zo?" moedigde zij hem aan, want zij wilde opeens weten wat hij van haar stem dacht, daarin hoorde. "Hoe is mijn stem, Amber?" "Nou ja," hakkelde hij een beetje, opeens verlegen; "ik bedoel, ze is niet gewoon; niet alleen gewoon aardig, bedoel ik. Ze is ook ..." Hij dacht even na op zoek naar het goede woord. "Ja, ze is ... ze is bekoorlijk." Zij zag een roze gloed over zijn wangen kruipen en schoot bijna in de lach. "Nee, ik bedoel ... Ze is charmant, ja, echt Frans charmant. U moet een heel charmante vrouw zijn, Madeleine." "Nou," moest zij nu toch kirrend lachen en zei toen voluit lachend: "dan moeten we nu maar eens tot zaken komen, Amber. Per slot ben ik voor dat Frans gekomen en niet om charmant te zijn."

Madeleine verwonderde zich over zichzelf, omdat zij zomaar het heft in handen nam, alsof zij hier in haar eigen huis was en het hier voor het zeggen had. Hoewel ... In haar eigen huis had zij alleen het heft in handen zolang geen van haar huisgenoten thuis was. Dat heft gaf zij daar maar al te gewillig over aan die huisgenoten; of liever: liet het aan hen over, want nemen deden die het niet eens. Hier,in dit huis, dat niet het hare was en waar zij voor het eerst was, liet de bewoner het heft aan haar over, ook zomaar, zonder dat zij erom vroeg, en zij nam het meteen op alsof dat vanzelf sprak. De onbewimpelde lof van die jongeman op haar stem, op haar als persoon maakte haar kennelijk overmoedig. "Neenee," wierp hij haastig tegen, "eerst moeten we een kop thee drinken. Ik heb thee voor u gezet; als u wilt tenminste, Madeleine," werd hij weer schuchter. "Ik heb thee staan. In deze pot hier." En toen zij had gezegd dat zij graag thee wilde, vroeg hij verlegen: "Zou u alstublieft willen inschenken, Madeleine, want ik mors altijd, vooral wanneer iemand op m'n vingers kijkt. Wanneer niemand op m'n vingers kijkt trouwens ook." "Madeleine," dacht zij, terwijl zij zijn en haar kop volschonk. "Madeleine. Wat klinkt die naam lief uit zijn mond. Als een liefkozing bijna. Hij vindt het duidelijk heerlijk die naam, mijn naam te zeggen. Ik wist niet dat die naam zo strelend kon klinken." Zij keek naar zijn handen die voorzichtig over het tafelblad schoven op zoek naar de theekop. Geluidloos, dacht zij, schoof zij de kop in de richting van zijn tastende vingers tot die het schoteltje raakten. Zij volgde zijn behoedzame vingers die over en langs de kop gleden gelijk de blik van een oog. Toen ze het oor van de kop beetpakten en de kop naar zijn mond brachten, voelde zij zich even gegeneerd dat zij zo onverholen toekeek, maar vergat die gêne onmiddellijk, benieuwd als zij ernaar was hoe de kop zijn mond zou vinden. Opeens wist zij wat haar hier, in deze kamer en aan deze tafel, zo op haar gemak deed zijn en tegelijk zo overmoedig maakte: het was de afwezigheid van ogen, van blikken uit ogen veeleer; blikken uit de ogen van haar dochters, uit die van haar echtgenoot en diens assistente vooral, en uit die van alle anderen. De ogen van Amber, bruin, even bruin als haar haren, waren er wel, maar die keken niet, hadden geen blik; dat zag zij duidelijk. Het waren ogen die haar niet, die niemand deerden, konden deren met hun blikken. Die ogen waren daarom geen echte ogen, omdat ze de blik misten die ogen eerst tot ogen maakte. Zij daarentegen had echte ogen en had haar ogen overal; kon die hier ook overal hebben, ongestoord; ze behoefden hun blik niet af te wenden, omdat zijn blik er niet was om die van haar af te weren, te pareren. Haar blik had hier vrij spel, overheerste hier. Zij bleef dan ook onverholen toekijken naar zijn gebaren die niet zozeer onzeker als wel bedachtzaam waren. Die gebaren trokken zich overigens duidelijk niets aan van haar onbeschaamd toezien. Ze gingen hun eigen gang alsof zij met haar ogen er in het geheel niet was.

Na het theedrinken kwamen ze tot zaken aan de tafel voor de andere dakkapel. Op die tafel stond een vreemdsoortige schrijfmachine, met slechts zeven toetsen, waarin een blad stevig papier zat gerold met kleine bobbeltjes op het oppervlak. "Een brailleschrijfmachine of braillemachien," antwoordde hij op haar belangstellende vraag. "Daarmee kan ik het brailleschrift typen. Een brailleletter wordt gevormd uit zes punten. Met elke punt correspondeert een toets van de braillemachien." Madeleine had van het brailleschrift gehoord, maar had het nooit eerder van nabij gezien. Met haar ouders had zij als tiener eens in het Pantheon van Parijs voor de buste van Louis Braille gestaan, de uitvinder van dat schrift, die zelf blind was en muziekleraar aan de eerste blindenschool van de wereld te Parijs. Zij had zich later voorgenomen haar dochters ook eens daarheen mee te nemen, maar het was er nooit van gekomen. Verder stonden er twee cassetterecorders op de tafel, een grotere en een kleinere, met de bijbehorende cassettes keurig in een plastic rekje ernaast. Hij legde zijn hand op het rekje en zei: "Gesproken boeken of luisterboeken. Ze worden in studio's van de bibliotheek door vrijwilligers op de band voorgelezen en door de bibliotheek op cassettebandjes overgezet. De bandjes kunnen geleend worden. Af en toe laat ik door een vriendelijk iemand zelf iets op een bandje voorlezen, maar de gesproken boeken leen ik van de blindenbibliotheek." Madeleine zag ook boeken die zij wel kon lezen. Die lagen netjes op een stapeltje. Nieuwe boeken, zag zij, nog ongebruikt, met bonte omslagen in helle kleuren, goedkope paperbacks. "Zwartschriftboeken heb ik ook. Zo noemen wij de boeken met het schrift van de zienden," zei hij terwijl hij het stapeltje naar haar toeschoof. "Die zijn voor u." Madeleine nam het bovenste boek van de stapel. Een grammaire van Heurlin, las zij; voor gevorderden. Zij behoefde hem dus niet de meest elementaire taallessen te geven. Le Petit Prince las zij op de omslag van het boek dat onder de grammaire lag. Het gaf haar een blijde schok van herkenning, van herinnering aan haar meisjesjaren in de pastorie. Snel tilde zij de andere boeken op. Het waren Radiquets Le Diable Au Corps en Sagans Bonjour Tristesse. "Natuurlijk," overwoog zij, "die kleine romans zijn zo ongeveer Franse klassiekers geworden. Romans voor de Franse les op de Nederlandse scholen." "Ik moet één vreemde taal doen," hoorde zij hem vertellen. "Ik heb Frans genomen omdat ik voor Engels al een klein diplomaatje heb. Cambridge Lower Certificate. Ook kwam bij Frans bijna niemand. We zitten er met z'n zevenen. Nou ja, dan kan die leraar tenminste zijn lesuren houden." Hij grinnikte. "Voor dit laatste jaar moeten we drie Franse boeken gelezen hebben." "Tja," zei zij voor zich heen en onverwacht voelde zij enige bitterheid in zich opkomen; "waarom zou je ook Frans leren? Frans is alleen maar mooi en daar koop je niks voor. Frankrijk telt niet meer mee, cultureel bedoel ik, zoals in de tijd van Louis Braille, toen de Fransen nog van alles uitvonden en ontdekten." Madeleine had zich tot op dat ogenblik nooit om die taal en haar gebruik door de Nederlanders bekommerd. Als dochter van de dominee van de Waalse kerk had zij van kindsbeen af haar vader de dienst in het Frans horen leiden, in het Frans het gebed horen zeggen, in het Frans de preek horen houden, in het Frans de psalmen horen voorzingen. Vooral door haar moeder, Hugenote uit de Auvergne, waren haar zuster en zij Frans gaan en blijven spreken, te meer daar het een gebruik van haar ouders was geweest eenmaal in het jaar, in de slachtmaand, naar het oude dorp en de ferme van haar moeders familie af te reizen. Zij zei het gebed daardoor nog steeds in het Frans, zij het in stilte nadat zij met Andreas was getrouwd. Daardoor had zij Frans nooit als een bijzondere taal ervaren en het evenmin gekoesterd in het liever Engels en Duits sprekende Nederland. Frans was voor haar gewoon een taal zoals er zovele talen zijn. Door de opmerking van Amber werd zij zich nu opeens bewust van die taal, letterlijk haar moedertaal, en van de neergang die deze taal had doorgemaakt sinds zij de middelbare meisjesschool had verlaten. In haar schooltijd was Frans nog een verplicht leervak geweest en had zij in dat vak uitgeblonken. "Je wilt dus Frans ook leren verstaan en, als het kan, ook spreken, Amber?" polste zij toen hij haar had uitgelegd hoe die taal op zijn school werd onderwezen en wat er van de leerlingen werd verwacht. "Dus niet enkel grammatica en een tekst kunnen lezen en vertalen?" "Liefst beide natuurlijk, lezen en spreken, als dat zou kunnen," antwoordde hij gretig. "Ik zou vlot Frans willen kunnen spreken en lezen. Maar daarvoor heb ik iemand nodig die zelf die taal vloeiend kan spreken en lezen. Ziende mensen kunnen daarvoor zelf naar Frankrijk gaan en de taal daar leren spreken. In de praktijk, om zo te zeggen." "Geloof maar niet dat ze dat doen," bracht zij hem bij. "Frans al helemaal niet. De Nederlanders proberen zich ook daar met Duits of Engels te behelpen, waarmee ze de Fransen op stang jagen, omdat die geen van beide spreken. Aan de andere kant vinden Fransen het doorgaans heel gewoon wanneer buitenlanders wel hun taal spreken en verwachten ze, nee, eisen ze van hen zelfs dat ze dat ook onberispelijk doen. Anders doen ze net alsof ze hen niet verstaan. Dat is natuurlijk even idioot." Madeleine hoorde zichzelf oreren en moest onwillekeurig aan Gonne denken. Haar stem klonk nu even gedecideerd als die van haar oudste, een stem van gezag die geen tegenspraak verwachtte. Die behoefde zij ook niet te vrezen, zag zij wel. Amber zat doodstil te luisteren naar haar belerende stem, naar haar kundig doorbladeren van de boeken en haar vaardig oplezen van enkele passages. Opeens kreeg zij de indruk dat hij minder naar haar woorden luisterde dan naar haar stem. Elke keer wanneer zij in het Frans overging, leek het alsof er de floers van een glimlach waaide over het jonge gezicht voor haar, dat verder zo onberoerd voor zich uit bleef staren als was zij niet aanwezig; als was zij louter een stem, een lichaamloze stem uit de radio. "Voor je docent doe je dus gewoon je grammatica en je thema's," regelde zij hun toekomstige lessen, "terwijl ik je zal voorlezen en jij mij probeert te volgen. Ik zal in het begin langzaam lezen en later steeds sneller. Verder kunnen we converseren over wat ik voorgelezen heb. Dat doen we hoe langer hoe meer in het Frans. We beginnen met korte zinnen waarbij ik vooral zal letten op de vervoeging van de werkwoorden en op je uitspraak. Die zijn beide belangrijk in het Frans, in goed Frans, bedoel ik." Madeleine genoot van haar eigen geregel. Zij dacht niet meer na over wat zij allemaal te berde bracht. De woorden gleden over haar lippen als de waterdruppels over de rand van een glas dat wordt schuingehouden. Zij praatte maar door. Zij realiseerde zich ondertussen wel dat het lang geleden was, nee, vermoedelijk nooit was voorgekomen dat zij zo lang en zo sprankelend aan het woord was en dat zij alles zo uitgebreid bedisselde. De aandachtig luisterende gestalte voor haar zette haar er misschien ook toe aan. Die toonde duidelijk alle bereidheid haar aanwijzingen zonder bedenken op te volgen. Zij wilde er niet bij blijven stilstaan; wilde enkel zo regelend blijven doorgaan. Per slot kende Amber haar niet anders dan zo, zoals zij zich nu aan hem presenteerde: een doelbewuste vrouw. Amber kende niet de altijd wat stille, de altijd afwachtende huisvrouw uit de villa in de Vogelwijk, die het leven dat haar man leidde niet kon bijhouden en die het leven dat haar twee assertieve dochters zo duidelijk gingen leiden niet wilde bijhouden. Hij kende niet de vrouw die daardoor een stille vrouw was geworden in een groot huis dat eveneens stil was geworden doordat de heer des huizes en een dochter, straks nog een dochter, hun bezigheden buitenshuis hadden. Die vrouw wilde zij Amber ook niet laten kennen. "Ja, Madeleine," hoorde zij hem volgzaam beamen, "dat weet u natuurlijk het best. Maar mag ik daaruit opmaken dat u het dus doet?" "Dat ik het doe? Hoezo?" vroeg zij verwonderd en riep toen uit: "Ach ja, dat is waar ook. Ik kwam eigenlijk enkel maar om kennis te maken en poolshoogte te nemen. Ik doe alsof we alles al hebben afgesproken. Nu ja, wat mij betreft hebben we al afgesproken dat ik het doe en bespreken we nu hoe ik het doe. Of jij moet bezwaren tegen mij hebben, Amber," voegde zij er schalks aan toe. "Ik ken u nu al zo lang, Madeleine; al een uur, denk ik. Ik kan me echt geen betere lerares wensen dan u," lachte hij even en werd meteen weer ernstig. "Echt, Madeleine, het schijnt me toe alsof ik u al jaren ken. U was me al meteen zo, eh, vertrouwd." Madeleine keek weer om zich heen. Zijn vertrouwen in haar ontroerde haar een beetje, want zij begreep precies wat hij bedoelde. Ook zij had het gevoel alsof zij hier allang over de vloer kwam; die blinde jongeman tegenover haar al lang kende, terwijl hij, met zijn ingehouden gebaren en zijn gesloten gezicht, dat enkel openging op de klank van haar stem en verder deed alsof zij er niet was, eigenlijk toch een vreemde voor haar had moeten blijven. Maar deze kamer, zo vol zonlicht rond die jonge gestalte zo vol duisternis, scheen haar op een ondoorgrondelijke wijze vertrouwder toe dan haar eigen huiskamer in haar villa met daarin haar man die straalde in het licht van de schijnwerpers.

"Van Daal?" vroeg Amber toen zij haar uiteenzetting had beëindigd en hij had voorgesteld nog een kop thee in te schenken; "bent u de Van Daal van de televisie, van de talkshow van de E.R.T.?" "Jawel," antwoordde zij onwillig, "dat wil zeggen, ik ben de echtgenote van die talkshow. De talkshow is mijn man, mon mari, om het maar meteen op z'n Frans te zeggen. Mijn man is de programmaleider van de E.R.T. en heeft het programma Gods Kinderen bedacht. Door die show is hij bekend, misschien zelfs beroemd geworden." Zij hoorde dat haar stem een scherpere klank had gekregen. "Maar ik sta buiten dat televisiegebeuren, hoor! Helemaal erbuiten!" "Excusez-moi, Madeleine, om het ook op z'n Frans te zeggen," zei hij beduusd en zij hoorde weer de streling van haar naam in zijn stem. "Ik bedoelde natuurlijk ook uw man, Andreas van Daal. Hij heeft een bijnaam, heb ik gehoord van Theodora. Ik kijk nooit televisie." Madeleine besefte dat Amber weer meer haar stem, beter: de toon van haar stem, had opgevangen dan haar woorden. Zij besefte opeens dat zij bij hem niet zozeer op haar woorden als wel op haar toon moest passen. Daar mis je niets mee, lieve Amber, dacht zij en was verwonderd over het tedere gevoel dat die gedachte begeleidde, maar zei, zonder zich om de scherpte van haar toon te bekommeren: "Hij wordt de Vandaal genoemd, omdat hij de mensen die het niet met hem eens zijn, in zijn show zo ongenadig neersabelt."

Hoofdstuk 2.

Madeleine zat in haar keuken. Daarmee had zij de gewoonte van haar Franse moeder overgenomen. Bij de Franse huisvrouw is het gebruikelijk dat zij zit terwijl zij het eten bereidt. Zij prefereert daarom een vierkante keuken die ook niet al te groot is, zodat zij zittend overal bij kan; bij het aanrecht en de gootsteen natuurlijk, maar ook bij het fornuis en de laden van de keukenkast. De Hollandse huisvrouw daarentegen heeft een voorkeur voor een langwerpige en liefst ruime keuken waarin zij redderend heen en weer kan lopen. Madeleine zat en sneed de uien voor de sla en het vlees. Even had zij overwogen naar de knoflook te grijpen, maar ervan afgezien, omdat het altijd mogelijk was dat Andreas na de maaltijd nog moest vergaderen.

"Je moet maar ophouden met die gewoonte van je moeder om overal vier teentjes knoflook in te doen," had hij al kort na hun huwelijkssluiting er bij haar op aangedrongen. "Knoflook is enkel lekker wanneer iedereen knoflook eet, zoals in Frankrijk. Voor iemand die geen knoflook heeft gegeten, ruikt iemand die dat wel deed echt verschrikkelijk." Madeleine wist dat natuurlijk ook wel. Per slot was zij een Hollandse en had haar Hollandse vader hierover ook al vaker opmerkingen gemaakt tegen zijn Franse vrouw. Maar haar vader had het erbij gelaten toen hij merkte dat zijn vrouw het niet kon laten haar gerechten met dat look te kruiden. Haar vader was een tolerant man die altijd geneigd was een oogje dicht te doen voor de kleine zwakheden van zijn medemensen, ook al bleef hij een even rechtzinnig predikant als Andreas. Andreas was zich echter hoe langer hoe meer gaan ergeren aan de welriekende gerechten van haar moeder en had haar op zeker moment zelfs uitdrukkelijk verboden zonder zijn toestemming knoflook in het eten te doen. Als goede echtgenote en huisvrouw van een dominee had zij zich zonder morren, zij het met spijt, bij zijn verbod neergelegd. Een ui als substituut was haar genadiglijk toegestaan, omdat Andreas toch een verlicht echtgenoot wilde zijn, hoewel met mate. Madeleine rook daarom altijd eerst aan de ui of die niet te sterk geurde, alvorens zij die begon te snijden.

De telefoon rinkelde. Zij veegde haar handen aan haar schort af en stond op van de pianokruk die haar in de keuken als zitplaats diende. Zij nam de hoorn op in de vestibule. "Mamma." Voordat zij haar naam kon zeggen, klonk zijn gebiedende stem reeds, van vlakbij, alsof hij niet van ver weg opbelde. "Mamma, het spijt me, maar het wordt te laat om nog voor eten thuis te zijn. De vergadering hier is uitgelopen. We hebben problemen. We willen daarom na het eten nog doorgaan. We willen vanavond nog een oplossing vinden. Als het te laat wordt, moet ik hier nog overnachten ook ..." Andreas loosde duidelijk hoorbaar een zucht. Madeleine keek op de Friese standklok. Het was vijf uur. Hij had eerder moeten opbellen, op zijn laatst om vier uur, maar misschien hadden ze toen nog gedacht de vergadering op tijd te kunnen sluiten. Vier uur? Maar dan was zij zelf nog niet thuis geweest, bedacht zij met een vonk van vermaak. "Goed, pappa," antwoordde zij daarom inschikkelijk. Zij was deze afzeggingen gewoon geworden de laatste jaren en haar teleurstelling erover bijna kwijt geraakt. "Ik begrijp het. Het is erg vervelend voor je." "Ging alles goed vandaag, mamma?" Die vraag werd door hem altijd gesteld, werktuiglijk, en de belangstelling voor haar, die uit de vraag moest blijken, was bedoeld als pleister op haar teleurstelling. "Misschien komt Gonne wel." "Gonne komt niet. Zij is van de week al geweest," antwoordde zij op de laatste vraag zonder op de eerste in te gaan. "Zij heeft gezegd eenmaal per week te zullen komen en daar houdt zij zich aan. Je kent je dochter." "Goed, mamma. Ik hang nu op, want er moeten meer mannen naar hun vrouwen bellen. Dat begrijp je. Dus ..." Andreas' stem nam even een pauze in acht. "Dus mocht ik om elf uur nog niet thuis zijn, wacht dan niet meer op me. Dan zit ik nog in vergadering en kan ik je niet bellen. Het spijt me, mamma, maar we zitten weer eens in een heksenketel." Weer even een pauze. Dan: "In dat geval, voor straks: slaap gerust en maak je geen zorgen. Ik bel je dan meteen morgen, voor de middag. Groet Heddie van me en wens haar ook een goede nacht van me. Tot morgen dan en slaap wel." "God waakt over je," vulde Madeleine in gedachten aan, nadat zij met een "Dank je" en "Tot morgen" de hoorn op de haak had gelegd, want zij had al begrepen dat haar gemaal de komende nacht niet onder het eigen dak zou doorbrengen.

Madeleine ging terug naar de keuken en keek naar de ingrediënten die zij voor het maal van die avond op het aanrecht had uitgestald: sla in een netje, al fris gewassen, gereed om droog geslagen te worden; aardappels klaar om tot patat gesneden te worden; schijven tomaat die wachtten op de schijven ui; een lap vlees dat gereed lag om tot tournedos gebraden te worden. Het was te veel, zag zij, want zij had erop gerekend dat Andreas Pat zou meebrengen, zoals altijd wanneer ze samen van een vergadering in het land naar huis kwamen. Zij sneed een stuk van het vlees af, plukte wat slabladen uit het net en schoof een deel van de tomaat en de ui in een tuppertje, borg alles in de koelkast. Zij ging op de pianokruk zitten en staarde een ogenblik stil uit het raam van de keuken de lange tuin in. De zomer is bijna voorbij. Je kunt al zien dat de dagen korter worden. De schemer krabbelt de linde al in haar kruin, mijmerde zij en strekte toen haar rug en haar arm om naar de streng knoflook te grijpen die als een guirlande voor het venster hing als versiering voor de keuken. Zij sneed er een bol van af. "Wij moeten er toch eens mee ophouden elkaar pappa en mamma te noemen," overwoog zij terwijl zij twee teentjes uit de bol plukte. "Wij zijn toch geen pappa en mamma meer met dochters van zeventien en negentien die allebei langer zijn dan hun moeder en even lang als hun vader?"

Madeleine zag aan het gezicht van Heddie dat zij ontstemd was. Dat was niets bijzonders. Heddie's gezicht stond eigenlijk altijd enigszins wrevelig, klaar om een snijdende opmerking te maken. "Kijk niet zo boos," had zij vroeger vaker tegen Heddie gezegd. "Als de klok slaat, blijft je gezicht zo staan." "Wat is er met haar gezicht?" had Andreas willen weten die een keer de kamer was binnengekomen en meteen bezorgd naar zijn jongste, zijn oogappel, had gestaard. "Ik zie niets aan haar gezicht." "Ik ben moe," snibde Heddie die haar moeder naar zich zag kijken. "Een hele waslijst schoolonderzoeken besproken. Dat wordt aanpoten. Het hele jaar door." Heddie zuchtte dramatisch. "Het is je laatste jaar," zei Madeleine sussend die van het voortdurend geklaag over moeheid van haar dochter niets begreep. "Dat is toch altijd zo? Dan ga je gewoon minder hockeyen." "Hè, moeder!" riep Heddie verstoord die vanaf het moment dat zij naar het vwo ging niet meer mamma tegen haar had willen zeggen; "jij snapt er ook helemaal niks van. Het is niet het huiswerk dat me zo moe maakt, maar dat vergaderen, dat gez..." - Heddie slikte het woord bijtijds in - "van de anderen, van de docenten vooral." Gezeik, voltooide Madeleine het woord in gedachten. Die jonge meisjes nemen woorden in hun mond waaraan ik als jonge vrouw niet eens dacht. "Nee moeder," hoorde zij Heddie schetteren, "ik hoef geen thee meer. Het is bijna zes uur. Waar zitten je gedachten? Ik heb alleen maar honger." Madeleine schrok op. Haar dochter had gelijk. Zij had uit gewoonte thee gezet zonder op de klok te kijken. Heddie had die middag gezegd dat zij later zou thuiskomen wegens de klassevergadering. Zij had helemaal geen thee behoeven te zetten. Zelf had zij die middag ook genoeg thee gedronken. "Jasses, moeder, alles stinkt hier naar de knoflook," riep Heddie uit, toen zij in de keuken kwam kijken. "Pappa heeft toch gezegd dat ..." "Je vader komt niet thuis eten," sneed Madeleine de boutade van haar dochter af. "Zijn vergadering is uitgelopen. Grote problemen. Hij blijft vanavond in, eh, waar hij nu is." "In Maastricht, moeder," bitste haar dochter. "Voor een bespreking met de televisie van de Duitse kerk. Die willen een Duitse versie van Gods Kinderen. O, wacht eens, Pat is natuurlijk bij hem." "Dat zal wel," antwoordde Madeleine gelaten. "Die is toch altijd bij hem?" "Jawel," zei Heddie in gedachten, "zonder haar kan pappa geen stap meer verzetten, lijkt het wel. Maar ja, Pat is ook erg goed; denkt aan alles; bij de tijd en van deze tijd." "Ik heb jouw eten zorgvuldig gescheiden van het mijne," zei Madeleine bezwerend toen zij het eten opdiende. "Je hoeft dus niet bang te zijn knoflook binnen te krijgen." "Je hoeft anders niet zelf knoflook gegeten te hebben om er toch naar te stinken," bromde Heddie terwijl zij zich op haar gewone onverschillige wijze opschepte. "Ze zullen het vanavond toch aan me ruiken." "Ga je vanavond dan nog uit?" vroeg Madeleine verwonderd. "Hè, moeder," riep Heddie weer geërgerd uit; "luister je nog wel eens naar ons? Ik heb vanmiddag gezegd dat ik vanavond naar Annet ga, omdat Tobias vanavond komt en hij ons zal helpen met wis." "Stil maar," zei Madeleine geschrokken. "Neem me niet kwalijk. Ik was het vergeten. Ik had het ook druk vandaag."

Madeleine keek naar haar dochter die met de elleboog op tafel het eten in haar mond stopte. Die onverschilligheid voor het eten had zij van haar vader overgenomen, die het in wezen niet kon schelen wat hij at, als het maar niet naar iets rook. Andreas had alle dagen aardappelen met andijvie en een bal gehakt kunnen eten zonder dat hem dat opviel, mits hij aan tafel maar genoeg gesprekstof had. Van haar moeder had zij de eerbied voor een goed bereid maal overgenomen en zij had geprobeerd die eerbied op haar gezin over te brengen. Eigenlijk had zij gemeend dat die eerbied vanzelf zou komen. Misschien zouden haar man en dochters het eten hoger hebben gewaardeerd, wanneer zij wel had getracht hun de smaak van het eten bij te brengen. Misschien zou het tafelen dan ook gezelliger zijn geweest en de tafelmanieren van haar gezinsleden beter. Misschien had het laatste ook te maken met het geleidelijk aan vergeten van het dankgebed aan het einde van de maaltijd. Te bidden om en te danken voor het dagelijks brood lijkt ook ietwat overdreven, wanneer je aan een overladen dis zit. De Bijbellezing ter afsluiting van de maaltijd hadden ze al achterwege gelaten toen ze in dit grote huis waren getrokken en Andreas steeds vaker verstek liet gaan aan de huiselijke dis, omdat hij moest aanzitten aan de tafel der wereld. "Wat eten betreft is jullie moeder Frans," had Andreas zijn dochters voorgehouden, toen zij Gonne eens had berispt om de wijze waarop zij zat te schransen. "Fransen doen altijd net alsof elke hap van je bord een delicatesse is. Een stukje aardappel, een snijboon, een stukje vlees; alles moet gesavoureerd worden alsof het een bonbon is. Voor ons, nuchtere Hollanders, dient eten alleen om je buik vol te krijgen zodat je geen honger hebt." "Er is heus niet zoveel verschil tussen een Franse maaltijd en een Hollandse maaltijd," had Andreas bij een andere gelegenheid zijn tafelgenoten onderricht. "De Fransen eten enkel na elkaar wat wij tegelijk op ons bord scheppen. Eerst de sla, daarna het vlees en daarna de aardappelen, misschien nog gevolgd door boontjes. Dat is Frans en het enige verschil met Hollands. Dat apart opdienen maakt wel dat het Franse avondmaal op een diner lijkt." Madeleine had zich al snel gewonnen gegeven en het maal op z'n Hollands opgediend, vooral nadat Andreas naar zijn dochters had geroepen dat hun moeder zich verbeeldde een Française te zijn, omdat haar moeder, hun grootmoeder, uit Frankrijk kwam. Vanavond wilde Madeleine weer eens helemaal op z'n Frans eten, alles achtereenvolgend en met veel knoflook gekruid. Zij wilde zich ook niet storen aan haar knorrige dochter die flink door zat te happen om haar buik rond te krijgen. "Druk?" vroeg zij met haar mond half vol. "Waar had je het druk mee? Wat heb je gedaan?" "Ik ben toch kennis gaan maken?" antwoordde Madeleine met een licht verwijt in haar toon. "Ik heb gisteren toch een afspraak gemaakt. Die advertentie in ons kerkblad. Gonne en jij waren er zelf bij. Jullie hebben gezegd dat ik het moest doen." "O ja, met die blinde jongen," zei Heddie zonder belangstelling. "Dat is waar ook. Ik heb ook zoveel aan m'n hoofd. En? Hoe was het?" "Hoe was het?" zei Madeleine haar na, weifelend, zoekend naar een manier om haar kennismaking met Amber goed aan haar dochter over te brengen, precies te vertellen wat zij allemaal had ervaren. "Hoe? eh ..." Zij vond de manier niet, maar opeens gleden er woorden uit haar mond die zij niet had willen zeggen. "Het was bijzonder. Het was heerlijk.." Zij stokte verschrikt. "Was het niet vreemd, niet griezelig?" vroeg Heddie die haar moeders uitlating, vooral de toon ervan, niet gehoord scheen te hebben. "Zo'n blinde jongen, bedoel ik. Was hij niet een beetje zielig?" "Zielig? Hoezo zielig?" vroeg Madeleine en keek haar dochter verbluft aan. "Amber had niets zieligs." "Amber? Heet-ie Amber? Wat een rare naam, maar wel leuk," viel Heddie haar in de rede terwijl zij met het servet haar mond afveegde. "Leuk, hoor, dat je het meteen zo goed met hem kon vinden. Je moet bij zo'n advertentie toch altijd maar afwachten wie je tegenkomt." Zij stond op. "Moeder, ik moet hollen. Ik heb om zeven uur met Annet afgesproken." "Moet je niet een stukje kaas?" vroeg Madeleine nog. "Du frommage? Nee, hoor, dank je," bedankte Heddie opstaand en keerde zich bij de deur nog even om. "O, nou begrijp ik je Franse bevlieging. Je hebt met die Amber natuurlijk de hele middag over niks anders dan over Frans gesproken."

Madeleine luisterde naar haar dochter die de trap opsnelde en boven neuriënd in haar kamer heen en weer liep. Zij bleef rustig zitten om de salade en de tomaat te savoureren. Het speet haar dat zij niet een glas wijn voor zichzelf had ingeschonken. Zij had haar smaak niet laten bederven door het onverschillige eten van haar dochter. Zij zou ook rustig, heel rustig, haar stukje geitenkaas nuttigen, echt proeven, alsof zij samen met haar moeder aan tafel zat. "Kom je niet te laat thuis?" riep zij naar Heddie, toen die weer in de deuropening verscheen. "Maak je geen zorgen. Tobias brengt me naar huis," stelde Heddie haar op moederlijke toon gerust. "Tobias? Ken ik Tobias?" Net als bij Gonne kwamen en gingen bij Heddie de jongens. Zij, Madeleine, had populaire dochters; daar kon zij trots op zijn. En net als bij Gonne hield zij bij Heddie de namen van de jongens niet bij. "Tobias is de broer van Annet, moeder," antwoordde Heddie met langzame nadruk. "Heb ik je ook al verteld. Hij studeert wis- en natuurkunde of zoiets en zal ons helpen met wis." Ook al verteld, herinnerde Madeleine zich en zei: "Laat Tobias je niet te laat thuisbrengen. Voor elven, als het kan."

Madeleine deed de afwas op een heel trage wijze, zoals zij heel haar huishouden de laatste jaren traag deed. Zij had tijd in overvloed, had zij ervaren; zeeën van tijd. Eigenlijk was alles begonnen toen Andreas de toog aan de kapstok had gehangen en de kerk had verruild voor de omroep. Hij behoorde tot de pioniers van de E.R.T., de Evangelische Radio en Televisie, de E.R.T., erwt, zoals de andere omroepen de piepkleine omroepzuil van de rechtzinnige Christenen laatdunkend noemden. Hij had tot de oprichters van de omroepvereniging behoord en tot de stichters van het omroepbedrijf. Het had daarom voor de hand gelegen dat hij de eerste programmaleider werd toen hij daartoe de wens had kenbaar gemaakt. Zij was er trots op geweest, ja zeker, maar toch vooral blij, omdat ze daardoor uit het stadje, beter: het dorp, weg konden waar hun dochters de School met den Bijbel moesten bezoeken en ze evenzeer met kranten dreigden te worden dichtgeplakt als het dorp zelf. Het was de tweede standplaats van Andreas geweest en ze hadden beiden het gevoel gehad te zullen verstikken als ze op deze wijze doorgingen de Here te dienen. Andreas, de vlotte student eerst, de snelle pastor daarna, mocht dan wel zijn geest in het rechtzinnig gareel te houden, met zijn temperament en zijn ambities lukte hem dat niet. De kleine omroep kwam als een geschenk uit de hemel. Dat Andreas' succes bij de omroep haar vereenzaming zou inluiden, had zij niet kunnen bevroeden. Zij deed haar huishouden nu traag als een slak om de lange, lange dag door te komen. Dat zij nu een groot huis moest beredderen, maakte de dag niet korter, omdat dit huis slechts bij vlagen meerdere bewoners onderdak bood. Die lange dag weten haar huisgenoten overigens aan haarzelf. Zelf wist zij echter niet wat zij verkeerd deed. Dochters de gehele dag op school, echtgenoot de gehele dag in de studio of in een vergaderzaal ergens in den lande. Wat kon zij daaraan verhelpen? Zij waste traag de paar borden en pannen af en keek door het raam de tuin in waar de schemer zich had neergelegd op het geschoren gras. Hoe zou Amber mijn maal gevonden hebben? mijmerde zij voor zich heen. Wat at zo'n jongeman eigenlijk? Zo alleen op een kamer ... Ging hij buiten eten of kookte-ie zelf? Hij zal wel met die Theodora, die motorrijdster, samen eten. Zij stelde zich voor dat zij samen met Amber zat te eten; dat zij had gekookt, echt op z'n Frans, met alle pittige geuren en pikante smaken eraan. Zij zou hem vertellen hoe een Frans menu eruit zag, met alle bijbehorende Franse namen van de gerechten: des pommes frites, tournedos bien cui, des haricots verts, du frommage natuurlijk ... Madeleine kreeg opeens haast en maakte de afwas snel af. Ik moet, was haar ingevallen, mij toch op die Franse lessen voorbereiden. Ik kan dat toch niet uit de losse pols doen. Ik doe alsof ik zomaar Franse les kan geven, omdat ik toevallig vloeiend Frans spreek. Maar wat weet ik eigenlijk af van Franse grammatica en Franse literatuur? Wat ik op de middelbare school heb geleerd en dat was echt niet zoveel. Het meeste ervan ben ik ook allang vergeten. Haar dochters hadden Frans niet in hun pakket opgenomen. Die vonden Engels veel belangrijker. Met hen kon zij het niet meer over Frans hebben. Eigenlijk sprak zij nog alleen met haar moeder Frans en dat hoe langer hoe minder sinds die, na het emeritaat van haar man, vele maanden van het jaar in de Auvergne verbleef, waar ook haar andere dochter woonde, gehuwd met een wijnbouwer uit de streek. Eigenlijk was het verwonderlijk, dat dit verwaarloosde Frans vanmiddag weer zo snel haar geest was binnengestroomd. Dat Franse Frans had Amber gehoord in haar stem en die Franse stem had hem zo bekoord, zo zichtbaar bekoord; dat had zij gezien aan de aandacht waarmee hij naar haar stem luisterde, devoot bijna.

Madeleine liep vlug de trap op en nog een trap op naar de zolder. Hier kwam zij eigenlijk alleen in de koude maanden, wanneer de zolder warm was van de centrale verwarming en zij er de was te drogen hing. Als het even kon hing zij die was in de tuin te drogen zoals haar moeder dat meestal deed en de Franse huisvrouwen het altijd deden. De zolderverdieping was kleiner dan de verdieping van Amber, maar had eveneens een schuin dak. Het dak had echter geen dakkapel en dat maakte de ruimte donker en deed deze daardoor nog kleiner lijken. Enkel aan de voor- en achterkant viel schriel licht door patrijsvormige raampjes. Madeleine deed dan ook het licht aan. Snel liep zij naar de kant waar onder het schuine dak een kist stond, een flinke houten kist, een boekenkist. Hoe lang had zij niet naar die kist omgekeken? In elk geval zolang ze in dit huis in de Vogelwijk woonden en dat was vanaf de dag dat Andreas programmaleider was geworden. Zij had die kist trouwens helemaal vergeten en had zich deze eerst nu herinnnerd, onder de afwas, toen zij met haar gedachten bij Amber op diens zolderverdieping vertoefde. Snel deed zij het deksel omhoog. De geur die uit de geopende kist opwoei, deed haar terugdenken aan haar jeugd, aan haar meisjesjaren in de pastorie aan de rand van Appeldoren, naast het grote kerkgebouw van gele baksteen, waarin met een weke klank het orgel neuzelde. Zij nam de boeken en boekjes die erin lagen in haar handen: schoolagenda's van haar en haar zuster, poëziealbums, een fotoalbum, een stapeltje schriften met een haarband aan elkaar gebonden, een kleine atlas ... Zij selecteerde de boeken met een Franse titel: Sans Famille par Hector Malot las zij en dacht aan de stille dagen dat zij dat boek steeds weer had gelezen met tranen van woede en tranen van verdriet in haar ogen. Mon petit Trott en Les pecheurs d'Islande, boeken op de lijst van de middelbare meisjesschool; vervelende boeken, omdat de Hollandse lerares van haar eiste de teksten letterlijk te vertalen en toch in goed Nederlands. Zij had bijna nooit de goede Nederlandse vertaling gevonden. Zij moest niet net doen alsof zij een Française was, had de lerares gesmaald; zij woonde niet alleen in Holland, zij was ook een Hollandse, al was haar moeder Frans. Hier is goed Hollands belangrijker dan goed Frans, meisje. Madeleine had naar vermogen haar best gedaan, want zij was altijd een gezeglijke leerling geweest, maar de Franse woorden, beter: de Franse zinnen, zeiden haar altijd veel meer dan ze dat kennelijk haar lerares en de andere leerlingen deden. Met een kreet van plezier vond zij het onvolprezen Mots et tournures, dat haar moest behoeden voor al te grove fouten bij Amber. Naast de melodie komt het in het Frans op het idioom aan dat voor de Nederlanders zo buitenissig is. Zij pakte alle Franse boeken bij elkaar en nam die mee naar beneden, naar haar slaapkamer. Zij wilde alle boeken weer gaan lezen, maar nu met volle aandacht, nauwlettend, als een lerares. Zo zou zij ook weer de hele Franse grammatica gaan doorwerken. Haar beide dochters konden goed leren en dat moest zij daarom ook kunnen. Zij had er alleen nooit aan gedacht dat zij dat zou kunnen.

Madeleine zat op haar deel van het brede lits-jumeaux. Zij had haar boeken en haar themaschriften Frans op het bed van haar echtgenoot op een rij gelegd. Het viel haar eerst nu op hoe onbeslapen dat andere bed eruit zag. Alsof het in geen jaren was beslapen en misschien was dat ook wel zo. Hoe lang geleden was het nu alweer dat Andreas pas in het holst van de nacht thuiskwam; dat zij zijn auto pas na haar eerste slaap op het tuinpad hoorde ronken en dichtklikken? Dan ging Andreas liever in de logeerkamer slapen, om haar niet wakker te maken. De kamer waar nu al permanent zijn koffertje met toiletgerei stond. Zij legde zich languit op haar bed en pakte het eerste boek. Le petit prince. Dat had Amber ook, zij het met een eigentijdse omslag en een eigentijdse typografie; vlotter, minder deftig, net als de mensen, ook de dominees, van nu. Zij raakte geheel verdiept in haar lectuur.

Madeleine schrok op toen zij beneden de deur hoorde dichtslaan en pratende stemmen de trap hoorde opkomen. "Moeder!" riep Heddie's stem verwijtend. "Zit je hier? Ik schrok me wild toen ik beneden alles donker zag en je niet op mijn roepen antwoordde. Wat doe je hier?" Madeleine keek op naar de magere jongeman met kortgeknipt rechtopstaand haar die naast Heddie in de deuropening stond. "Hé hallo," begroette zij hen wat beschaamd. "Is het al zo laat?" "Klokslag elf, mevrouw," antwoordde de jongeman die haar nieuwsgierig opnam. "Heddie zei dat ik haar om elf uur thuis moest afleveren. Nou, dat geschiedt dan bij deze." "Dit is de broer van Annet, moeder," stelde Heddie voor. "Hij studeert wis- en natuur aan de Gemeentelijke. Hij heeft al kennisgemaakt met Gonne. Bij een maatje van hem." Madeleine stond moeilijk op van het bed en stak een hand uit. Met een snelle blik monsterde zij de student die een pantalon met keurige vouw aan had en een blauwe blazer. Een echte corpsbal, dacht zij en verbaasde zich erover dat die beoordeling in haar was opgekomen. Geef mij maar Amber, dacht zij. "Ik ben Tobias," zei de student terwijl hij haar hand in de zijne nam en haar daarbij keurend bekeek. "Ik ben Madeleine," antwoordde zij zonder erbij na te denken en schrok door de schreeuw van Heddie en haar stampende voet op de vloer. "Moeder, nee! Doe niet zo modern! Dat past helemaal niet bij je." "Mevrouw Van Daal," verbeterde zij zich daarop gehoorzaam en verbaasde zich erover dat dit alles haar zo gemakkelijk afging, haar eigenlijk niets deed. De hele avond al was de stemming afwezig geweest die haar altijd bezocht wanneer zij een lange avond alleen in haar huis was, in ledigheid in de woonkamer neerzittend, eigenlijk wachtend; de stemming van mistroostigheid, van druilerige regen in je hersens, van neerslachtigheid, van verveling op zijn minst. Zij keek lachend naar de student naast haar dochter. "Mots et tournures," zei de eerste op het boekje in haar andere hand wijzend. "Frans. Dat is Latijn voor mij." Ze lachten er allebei om, Madeleine en Tobias, en Madeleine het meest voluit, want zij merkte op dat hun blikken haar niet meer deerden; de goedkeurende blik van de student niet en de afkeurende blik van haar dochter al helemaal niet.

***
terug naar de inhoudsopgave
terug naar de eerste pagina van de website