een vertelling van Frans Tak
28 februari 2010.
Hevige rukwinden, afgewisseld met kletterende regenbuien, teisteren de muren van mijn huis. Daarbinnen weet ik mij veilig ondanks het natuurgeweld, dat zich buiten de vensters afspeelt. Vensters waarlangs het hemelwater afdruipt. Achter mijn bureau in mijn werkkamer op de eerste verdieping blader ik door de Plus-Magazine, die op het scherm van mijn computer oplicht. Een tijdschrift, passend bij mijn leeftijd. Uitsluitend de artikelen die ik interessant vind klik ik aan. Een beker koffie staat binnen handbereik. De geur ervan verhoogt de huiselijke sfeer. Terwijl windvlagen een fluitend geluid produceren in de kappen van de rolluiken, lees ik een artikel over het zonnige Madeira dat als een toeristische parel in de Atlantic ligt. Maar van veel zon valt daar op het moment niet veel te genieten. Het eiland kampt met ongewoon hevige regenval. Er is sprake van overstromingen en modderstromen. Het zal Eddie Christiani verdrieten, want eens was hij de vertolker van het lied 'Zonnig Madeira.'
Dwars door het natuurgeweld dat zich buiten mijn gezichtsveld afspeelt, mijn oren bezwaart, klinkt de dubbeltoon van een politie of brandweerwagen, spoedend door de straat. Misschien wel op weg naar een plofkraak of een omgewaaide boom. Ondertussen babbelt mijn computer onverstoorbaar door over het zonovergoten eiland. Strauss speelt met zijn bot. Smijt het ding naast mijn stoel. Ik moet het weer weggooien. Het is een spelletje dat hem nooit verveelt. Je kunt hem er uren mee bezig houden, als je daar tenminste zin en tijd voor hebt. Simpel toch zo'n dier eigenlijk. Alhoewel, in het geleiden is er sprake van voortschrijdend inzicht in het ontwijken van hinderlijke obstakels. Zelfs de door zijn soortgenoten ongegeneerd uitgeperste keutels, midden op de stoep nota bene, laat hij links liggen. Met het bot in de bek komt hij terug. Gromt uitdagend. Ik moet proberen het van hem af te pakken. Dat lukt uiteraard nooit, dus reageer ik niet. Dan smakt hij het inmiddels kleverige voorwerp weer naast mijn stoel. Intussen raast buiten het noodweer voort. Slagregens geselen de ruit. In combinatie met de rukwinden is het lawaai oorverdovend. Het doet me denken aan de februaristorm van 1953. Gek, dat je op zo'n moment ver terug gaat in de tijd. De storm was destijds op z'n hevigst rond middernacht. Mijn slaapstee lag onder het puntdak van ons huis, gelegen aan 'het IJ' in Amsterdam. Het dak stak net boven de spoordijk uit en gaf de noordwester vrij spel. Een immens gierend kabaal hield me uit de slaap. Vreemde trillingen veroorzaakten krakende geluiden; deden het dakraam rammelen. De volgende morgen meldde de nieuwsberichten via de radio, dat in het zuidwesten van ons land, voornamelijk in Zeeland, op veel plaatsen de dijken waren doorgebroken, met rampzalige gevolgen. Grote stukken land werden door het binnenstromende, tot razernij opgezweepte zeewater verzwolgen. Bijna tweeduizend mensen kwamen om. Werden in de slaap verrast.
De computer valt stil en even snel als de herinnering uit mijn geheugen is opgeroepen verdwijnt zij ook weer. Ik moet het artikel afsluiten en een volgend openen. Maar daarvoor ontbreekt mij de zin en dus voorzie ik het artikel van een bladwijzer, sluit af en keer terug naar het bureaublad. De computer uitschakelen is slechts een routinehandeling. Terwijl het apparaat de opdracht begint uit te voeren start ik de daisyspeler. Alvorens Strauss uit te laten heb ik nog wel even tijd om wat te lezen. Nog even genieten van een spannend boek en een restant koffie. Het vooruitzicht om met dit weer naar buiten te gaan trekt mij niet aan. Alhoewel. Het is hondenweer en dus passend voor Strauss. Hij wel!
Een half uur later verlaten we de veilige beschutting van het huis. Een hevige rukwind grijpt mij aan wanneer ik mij met Strauss in tuig naar de stoeprand begeef. Het is gelukkig droog, zodat een nat pak mij bespaard blijft. Vooralsnog tenminste. Onzichtbare windstoten worden gierend hoorbaar in de boomkruinen. Dat maakt het oversteken extra riskant, omdat mijn gehoor vrijwel wordt uitgeschakeld. Ik moet me schrap zetten om het evenwicht te bewaren. Met slechts twee benen en in verticale stand voortgaande, is het moeilijk opboksen tegen de onberekenbare windvlagen. Mijn hond heeft daar nauwelijks last van. Hij staat met twee voor- en twee achterpoten stevig op de grond. Gefokt voor het buitenleven als hij is, moet ik onder de huidige omstandigheden zijn superioriteit erkennen. Hij beweegt als een torpedo onvermoeibaar voort terwijl ik volledig blindvarend op mijn evenwichtsorgaan achter hem aan strompel, om niet te zeggen, mij voort laat slepen. Zou de homo sapiens in de evolutie van de soorten wellicht dan toch doorgeschoten zijn? Zo'n gedachte zet een mens aan het denken. Begiftigd met een brein dat ons in staat stelt te heersen over de dieren, ziekten te bestrijden, grootse bouwwerken en tot de verbeelding sprekende kunstschatten te creëren; ja zelfs in staat zijn, mensen naar een andere planeet te transporteren, zijn wij er niet in geslaagd, met elkander in vrede te leven. Integendeel. Met hetzelfde brein heeft men de meest gruwelijke wapens ontwikkeld om, zonodig, al dat moois weer te vernietigen. Het ene volk wenst het andere te overheersen. En voor het ontketende natuurgeweld moeten we ons schuilhouden in onze huizen. Maar dat gefilosofeer levert ook niets op. Doorlopen en proberen staande te blijven. Dat is onder de gegeven omstandigheden het belangrijkste.
Strauss doet een flinke plas en op de vleugels van de wind laten we ons huiswaarts blazen. En eenmaal ontsnapt aan de grillen van de natuur, sluit ik de voordeur. In vergelijking met het tumult buiten ben ik in een oase van stilte beland. Een stille zondagmiddag, ondanks het geraas buiten de muren. Strauss kruipt in zijn mand. Ik zoek een cd uit. Het wordt Beethoven. Zijn zesde symfonie. Lijkt me wel passend bij dit weer. Even later klinken de eerste maten van de Pastorale uit de boxen. Wekken de suggestie van een wijds zomes landschap op een stille zondagmiddag. Daarna even verpozen bij de kabbelende beek en een bezoekje aan de taveerne voor een koele dronk op het terras. Zittend tussen het boeren volkje en luisterend naar de muzikanten met hun slaperig makende hoempamuziek. De sfeer wordt drukkender en plotseling vallen er lauwe druppels uit de hemel. De gasten vluchten in het etablissement. Er barst een hevig onweer los. Bliksem en donder volgen elkaar op, afgewisseld door hevige windvlagen. En tenslotte, wanneer het onweer is overgedreven, de magistrale lofzang, die de terugkeer van het zonlicht inluidt. Dit alles door Beethoven op meesterlijke wijze getoonzet ruim tweehonderd jaar geleden en subliem vertolkt door het Koninklijk Concertgebouw Orkest, anno 2010. Tijd voor een korte pauze, die ik benut om een glas te vullen met een voortreffelijke rode wijn. Niet te droog. Even nippen en vervolgens een nieuwe cd uitzoeken. Het wordt en vioolconcert van Max Bruch. Romantiek in optima forma. Achterover gezakt in mijn favoriete luie stoel laat ik mij volledig meeslepen door de soms melancholieke muzikale lijnen van de viool die gedragen door strijkers en blazers van het orkest tezamen de compositie hoorbaar weten te verklanken. Van dode partituur tot een streling voor het oor. Het nodigt uit tot het bijvullen van het wijnglas. En luisterend naar de virtuoze vertolking en af en toe nippend aan het glas, sluit ik het natuurgeweld buiten en wordt een stille zondagmiddag, zonder bezoek of een telefoontje, toch nog gezellig...
***
terug naar de inhoudsopgave
terug naar de beginpagina van Pointe
terug naar de beginpagina van de website