BIJ HET HEENGAAN VAN HELLA S. HAASSE

van Jaap van der Hoest
In februari 2005 ontving ik van uitgeverij Querido een brief, waarin mij het volgende werd geschreven:
“Vorig jaar bent u uitgekozen als één van de drie winnaars van de Hella S. Haasse-recensie-prijsvraag. Wij beloofden u een gesigneerd pakket van drie titels. Helaas moeten wij constateren dat deze belofte niet na te komen is. Wegens reuma in de schrijfhand van Hella S. Haasse is het niet langer mogelijk om gesigneerde exemplaren weg te geven. Eerder hadden we nog hoop op een verbetering rondom de gezondheid van mevrouw Haasse.
Helaas is dit niet aan de orde, zodat wij u alleen kunnen verblijden met drie ongesigneerde edities. Om uw geduld enigszins te belonen en u tegemoet te komen binnen de beloofde prijs voegen wij een cadeauexemplaar van Retour Grenoble, Anthony Mertens in gesprek met Hella Haasse toe”.
Deze brief dateert van zes-en-half jaar geleden. Op 29 september j.l. is Hella S. Haasse overleden. De laatste jaren van haar leven heeft zij het ongetwijfeld moeilijk gehad, want een fysieke belemmering aan haar schrijfhand vanwege reuma moet haar – die vanaf jonge leeftijd schreef – een frustratie geweest zijn. Het laatste boek dat van haar is verschenen, is de verhalenbundel 'Het tuinhuis', dat in 2006 uitkwam. De erin opgenomen verhalen had zij eerder geschreven. Zodoende moet haar roman 'Sleuteloog', uitgekomen in 2003, eigenlijk als haar laatste werk beschouwd worden. Hella S. Haasse heeft haar oeuvre afgerond zoals zij er in 1948 met 'Oeroeg' een begin mee had gemaakt, met een Indische roman.
Welbeschouwd had Hella niet gekozen voor Indië, dat later Indonesië zou gaan heten. Zij zag er – op 2 februari 1918 in Batavia – haar eerste levenslicht. Haar ouders hadden slechts Europees bloed, maar toch wortelde zij in Indië. In haar jeugd was zij – vanwege ziekte van haar moeder – noodgedwongen twee jaar in Europa geweest. In 1938, nadat zij haar middelbare school in het Oosten had afgerond, ging zij naar Nederland, om hier te studeren. Zij koos voor een studie Scandinavische talen. Na ongeveer een jaar stopte zij hiermee en ging zij naar de toneelschool in Amsterdam. Voordat zij voor de romanvorm koos, schreef zij gedichten – uitgegeven in de bundel 'Stroomversnelling' - en teksten voor cabaretier Wim Sonneveld, met wie zij enige tijd samenwerkte.
Na 'Oeroeg' kwam in 1949 'Het woud der verwachting' uit, een historische roman. Hella S. Haasse had een voorkeur voor dit genre, waarmee zij de mogelijkheid schiep zich in perioden uit de geschiedenis te verplaatsen en vanuit gekozen personen oude tijden en omstandigheden te beleven. Zo begaf zij zich in de wereld vam Charles d'Orléans en in het Rome van de oudheid en van de renaissance. Ook verplaatste zij zich in de achttiende eeuwse leefomstandigheden van Charlotte Sophie Bemtinck en Joan Derk van der Capellen.
Literatuur Hield voor Hella S. Haasse niet op bij gedichten en romans. Zij schreef ook op literaire wijze over onderwerpen die haar bezig hielden, haar leven en achtergronden van haar bestaan en haar denken. In dit verband kan het omvangrijke essay De tuinen van Bomarzo (verschenen in 1968) niet onvermeld blijven. Over dit werk heb ik in het kader van een door uitgeverij Querido gehouden wedstrijd in 2003 – het jaar, waarin Hella Haasse 85 was geworden – een recensie geschreven, waarvoor ik het hiervoor genoemde prijsje won.
In 1992 verscheen haar Indische roman 'Heren van de thee', die over theeplanters op West-Java, in het gebied van de Préanger gaat. Hoewel dit werk op onderdelen met verbeelding is aangevuld, vormen resultaten van eigen archiefonderzoek er de wezenlijke inhoud van.
In Nederland is jarenlang – vanaf de jaren vijftig tot in de jaren negentig van de vorige eeuw – gesproken van 'de grote drie' literaire schrijvers, een trio dat gevormd werd door Hermans, Mullisch en Reve. Direct achter hen werden Claus en Wolkers wel genoemd. Het is pas van de laatste jaren dat Hella S. Haasse ook een plaats in de top van de grootste Nederlandse auteurs wordt toegedacht. Zou het bij nader inzien met haar erbij alsnog 'de grote vier' moeten zijn? Dat is dan posthuum, nu zij is overleden.
In 2004 ontving zij, uit handen van koningin Beatrix, de Prijs der Nederlandse Letteren. Dat was niet de enige grote prijs die zij in haar lange leven ontving. Eerder had zij de Constantijn Huygensprijs, de P.C. Hooftprijs en de Annie Romeinprijs gekregen. Zij ontving tweemaal een ere-doctoraat in de Letteren, één aan de Universiteit van Utrecht en één aan de Universiteit van Leuven. Heel bijzonder waren twee onderscheidingen die Frankrijk haar toekende. Van het Franse Ministerie van Cultuur kreeg zij in 1995 de onderscheiding Officier de l'Ordre des Arts et des Lettres, vervolgens Commandeur. In 2000 werd zij benoemd tot Officier de la Légion d'honneur.
Van 1981 tot 1990 woonden Hella S. Haasse en haar man Jan van Lelyveld in Frankrijk, in een dorp ten noorden van Parijs. Haar grote werken zijn in het Frans vertaald.
In 2007 verscheen 'Sterrenjacht', een feuilleton dat zij onder het pseudoniem S.J. van der Sevensterre in de jaren 1949 en 1950 voor Het Parool had geschreven. Zij had het in haar archief aangetroffen.
Op haar negentigste verjaardag, in 2008, werd Het Hella Haasse Museum geopend, een museum in de vorm van de website www.hellahaassemuseum.nl.
In een interview met Elsbeth Etty zei de schrijfster zelf over deze vorm: “Het grote verschil met een biografie is, dat deze site het neutrale materiaal biedt. Het zijn bouwstenen, niet door een biograaf geïnterpreteerd”
Daarna kwam Hella S. Haasse niet meer in de publiciteit. Het was een tijd waarin zij voor haar zieke man heeft gezorgd. In een radio-interview in december 2003 – een paar maanden nadat haar laatste roman 'Sleuteloog' was verschenen – sprak zij over zijn ziekte en haar voornemen om prioriteit aan hem te geven. In juli 2008 is haar echtgenoot Jan van Lelyveld overleden.
Het laatste interview met Hella S. Haasse verscheen in de Groene Amsterdammer van 11 augustus 2011. Het is afgenomen en uitgewerkt door Daan Heerma van Voss en Daniël van der Meer. De erboven staande kop luidt: 'Een heerlijk instrument, die shredder'. Het intro geeft als kenschets: “In een stoel aan het raam wil Hella S. Haasse, de grootste schrijver die Nederland nog heeft, nog één keer zeggen wat ze te zeggen heeft. Over Indonesië, het Nederland van nu, het schrijven en de papierversnipperaar. 'Het is het einde van de rit'.”
In dit vraaggesprek komt veel aan de orde: de dood van haar man als belangrijkste gebeurtenis in de afgelopen tien jaar, het schrijven dat al jaren niet meer gaat, haar leven dat zij heeft geleid in haar verhalen, haar verbeelding, haar leven in Indië. Hella Haasse zegt dat zij zich als een Indische Nederlander beschouwt en niet als Hollandse Nederlander, omdat zij in Indië is geboren en opgegroeid. Zij ziet echter wel in dat zij daar niet thuishoort. Zij is niet van hier en niet van daar.
Ter sprake komt, dat Hella S. Haasse zich niet echt verbonden voelt met deze tijd. Zij heeft de indruk dat niemend nu weet hoe de wereld in elkaar zit. De veranderde technonologie en de toegenomen communicatiemiddelen hebben ervoor gezorgd dat mensen radicaal anders zijn gaan denken over de maatschappij en over zichzelf. Ze zijn zelfs niet echt individualistisch door achter trends aan te lopen. Voor creativiteiteit is geen ruimte meer en er is ook geen behoefte aan. Hella Haase ziet verschraling van het besef van de werkelijkheid. De interviewers tekenen uit haar mond op: “Het reliëf, de fantasie, dat is toch de jus van het leven”.
Desgevraagd zet zij uiteen dat er meer verzet moet komen tegen de teruglopende culturele interesse, primair van jonge mensen en niet direct van de cultuurdragers zelf.
Een laatste roman – in 2009 noemde zij de titel 'De ontbladering' – blijft uit: “De bladeren zijn nu zo gevallen dat er niets meer aan de takken zit om over te schrijven”. Als het over haar nalatenschap gaat en het uitzoekwerk dat Hella Haasse hiertoe verricht komt de shredder ter sprake. Wat voor de reconstructie van haar literaire leven gebruikt kan worden, mag bewaard blijven. De relatie met haar man wil zij met niemand delen. Als haar slotsom hebben de interviewers opgeschreven: “Als ik maar met een fractie van het genoegen waarmee ik geschreven heb, gelezen wordt, dan is het prachtig. En verder? Als ik terugkijk op alles wat ik heb gedaan en gezien, ja, dan kan ik gerust zeggen: ik ben gelukkig geweest”.
Nu Hella S. Haasse is overleden, kan zij definitief niet meer in aanmerking komen voor de Nobelprijs voor Literatuur. In mijn visie heeft zij de kans wel gehad. Het is nu aan de lezers om haar in haar boeken voort te laten bestaan. En hoewel zij zich er geen voorstandster van toonde, is het niet onwaarschijnlijk dat er een biografie van haar zal verschijnen.
Hierna volgt de recensie die ik in 2004 over haar boek 'De tuinen van Bomarzo' heb geschreven en waarvoor ik het prijsje heb ontvangen, waarover de brief gaat die ik in het begin van deze beschouwing aanhaal.

BOMARZO, TUINEN EN EEN SPEURTOCHT (geschreven in 2004)
Een zoektocht kan eenvoudig zijn en langs gebaande wegen gaan. Er is dan een vertrekpunt en via een ongecompliceerde route, eventueel met een enkel zijweggetje, wordt een einde bereikt. Onderweg is mogelijk gevonden wat gezocht werd. Een variant kan zijn, dat er iets anders werd gevonden dan het gezochte.
Wat moet een lezer die de eenvoudige zoektocht voorbij is en bovendien van bijzondere geschiedenissen weet te proeven? Ik denk, dat een dergelijk lezer een boek als De tuinen van Bomarzo van Hella S. Haasse ter hand moet nemen. Een enkele confrontatie met deze conclusie leidt natuurlijk niet tot overtuiging. Ik plaats een vraagteken en bied een beantwoording.
Hella S. Haasse houdt van doolhoven, van labyrinten. Zij kan erover dromen. Zo begint zij ook in De tuinen van Bomarzo. Dit betekent echter niet dat er een opening gemaakt wordt naar een wereld van fantasie. Er is juist een beweging vanuit het ongrijpbare naar het concrete. Hella Haasse kent aanvankelijk de tuinen van Bomarzo niet anders dan door middel van geschreven woorden en illustraties uit een tijdschrift. Bij haar groeit de behoefte aan directe waarneming. Haar eigen ogen moeten daarvoor in Italië ter plaatse komen en het duurt een paar jaar voordat zij, gebonden aan haar gezin, in een vakantie voor het hek van de tuinen komt te staan. En na de betreding begint de zoektocht pas echt. De schrijfster speurt echter de tuinen niet als een archeologe af. Zij maakt eerder een terugtrekkende beweging en via de tijd waarin zij meent dat de tuinen ontstaan zijn en relevante personen die toen leefden probeert zij er meer over te weten te komen.
Het (verbrokkelde) Italië van rond 1500 is de tijdsruimte in haar zoektocht. Hella Haasse wil weten aan wie de villa met de tuinen van Bomarzo toebehoorden en wie voor het op die locatie geschapen doolhof met bijzondere uiterlijkheden opdracht gaf en komt terecht bij het geslacht van de Orsini, dat verweven raakte met o.a. dat van de Farnese. Ook het geslacht Borgia en de rol die deze familie speelde wordt onderzocht. Voorstelbaar wordt het leven om het verkrijgen van macht op wereldlijk en op kerkelijk gebied. Kardinalen en pausen kwamen voort uit de voorname en machtige families. Italië verkeerde in de door Hella Haasse aangeboorde tijd in de Renaissance. De donkere Middeleeuwen waren verlaten en allerlei veranderingen werkten door. Er ontstond ruimte voor invloeden van oude mythologie. Het is voor de schrijfster echter moeilijk om vat te krijgen op de betekenis en het ontstaan van de tuinen van Bomarzo, in het bijzonder op de erin aanwezige beelden. Het lijken –mede door hun grove uitvoering- monsters in hun manifestatie. Hebben de makers ervan deze verschijningsvormen veroorzaakt of heeft de tand des tijds zo ingrijpend gewerkt?

Hella S. Haasse blijft na haar onderzoekingen, die het respect van de lezer verdienen, bescheiden. Zij vraagt zich zelfs aan het slot van het boek af of zij wel zorgvuldig genoeg is geweest. Het volgende citaat kenmerkt haar werkwijze en haar presentatie aan de lezer:
“Heb ik het verleden geweld aangedaan, mensen en feiten vervormd naar mijn eigen beeld, kortom mijn dromen van doolhoven en tuinen geprojecteerd in tijdperken en problemen die mij altijd al geboeid hebben en mij bij waarschijnlijk voortduring bezig zullen houden?”
De tuinen van Bomarzo is een boek met een bijzondere literaire vorm. Het is –door de wijze waarop de speurtocht en de naar voren komende bevindingen gepresenteerd worden- een lang essay. Toch zijn er voldoende elementen aanwezig waarmee–met bijvoorbeeld de introductie van personen die de speurtocht verrichten- van het geheel een roman gemaakt had kunnen worden. De schrijfster heeft echter niet voor die vorm -die onverbrekelijk samengaat met het als fictief beschouwen van de beschreven feiten- willen kiezen. Is er dan sprake van volledig non-fictief geheel? Ik meen van niet, nu Hella S. Haasse de door haar gevonden feiten tot haar verbeelding –en die van de lezer- heeft laten spreken.
De tuinen van Bomarzo verscheen 36 jaar geleden, in ´het revolutiejaar´ 1968. Tussen dat toen en nu hebben zich veel culturele veranderingen voltrokken. Wonderlijk vind ik, dat dit boek niet de culturele erosie heeft ondergaan die verwacht had kunnen worden. Wellicht levert een zoektocht in het doolhof van een eeuwenoud verleden een duurzaam karakter op voor het werk dat erover geschreven is. Natuurlijk moeten daar wel de literaire kwaliteiten bij komen die Hella S. Haasse erin heeft gelegd.

***
terug naar de inhoudsopgave
terug naar de beginpagina van Pointe
terug naar de beginpagina van de website