DE KLEINE RECHTERS

een gedicht van Jean Bos

Ik zag de kleine rechters
Over grote mensen,
Met zwaard en weegschaal in de hand,
Omgeven door het licht van al de dagen
Die hun niet werden gegund,
Gezeten op de stoelen van het huis
Dat hen verwierp
En voor hun ogen tafels met het brood
Dat hun op aarde werd ontzegd.

Ik hoorde een ontzaglijk koor
Van stemmen die nooit hadden gesproken;
En hun woord was het zwaard in hun hand:
"Welaan, sta op, Herodes!
En ook gij, Farao!
Want ten tijde van het leven
Hebt gij gemoord;
Ten dage dat men leven wekte,
Hebt gij gemeend u rijk te moeten maken
Met de armoede van de dood."

En langzaam rezen tot een staande massa
Alle Herodessen en alle Farao's;
Ze bogen het hoofd, maar konden
De blikken der kleinen niet ontwijken,
Niet vluchten voor het onbarmhartig stemmenkoor:
"Gij hebt gestolen uit het broodhuis
En andermans graanschuur geplunderd;
Met tweemaal bloedschuld hebt gij u bezwaard,
Aan twee verbonden u vergrepen;
Wij kunnen zelfs niet wenen om uw lot."

Daarop kwam Rachel, met in haar gevolg
Geweldenaars, die molenstenen torsten.
En terwijl aan elke Herodes,
Aan elke Farao het vonnis werd voltrokken,
Legden de kleine rechters één na één
Hun weegschaal neer en spraken:
"Recht is geschied. Gij hebt voorgoed verloren
Uw macht en zegel, land en huis,
Uw rijke tafel en uw levenslicht."


(Noot: Betlehem betekent 'broodhuis')



***
terug naar de inhoudsopgave
terug naar de beginpagina van Pointe
terug naar de beginpagina van de website