De lantaarn boven de deur


een verhaal van Joke Clazing

Met gemengde gevoelens stak ze haar telefoon weer in haar zak en keerde voorzichtig de auto. Toen ze de wielen opnieuw voelde glijden wist ze dat ze toch de juiste beslissing had genomen. Nu was het alleen nog zaak weer heelhuids thuis te komen. Intussen begon het steeds harder te regenen. Aanvankelijk had ze het niet gemerkt, maar al gauw was het volstrekt duidelijk: het ijzelde. En de situatie op de weg verslechterde in zo'n hoog tempo dat ze zich afvroeg of ze nog wel naar huis kon rijden.

Natuurlijk was haar zus teleurgesteld, toen ze belde om de afspraak af te zeggen. Ze hadden immers op haar gerekend. De twee jongetjes ook. Lichtjes in de boom aan, een verhaal voorlezen, samen kleinigheidjes uitpakken en daarna lekker eten. Niet overdadig, maar smakelijk en met elkaar. Maar toen ze belde had ze nog zo'n 20 kilometer voor de boeg.

Eigenlijk had ze vanavond thuis willen blijven. Zulk vrolijk gezelschap was ze nog steeds niet, hoe ze haar best ook deed. Het was allemaal al een half jaar geleden. Toch leek het alsof ze zich de laatste weken alleen maar verdrietiger ging voelen. Kon natuurlijk met de korte, donkere dagen voor kerstmis te maken hebben. Daarom had haar zus er op aangedrongen dat ze kwam. Wat had ze er aan om alleen thuis te blijven zitten. Bovendien, haar twee neefjes verheugden zich altijd op haar komst. Maar, dacht ze, dit is niet het goede moment om te piekeren. Ze moest al haar aandacht aan de auto geven. De weg was slecht verlicht. Links en rechts lagen verlaten weilanden met hier en daar een boom. Toen ze twee keer bijna de berm in geglibberd was, ontwaarde ze verderop een lichtje. Daar moest ze naartoe, bedacht ze met hernieuwde moed, terwijl haar handen het stuur omklemden. Dichtbij gekomen zag ze dat het een lantaarn onder een afdakje boven een deur was, die licht heen en weer zwaaide. Het betrof slechts een schuur, constateerde ze teleurgesteld, toen ze nu echt de weg afgleed en op een verhard plaatsje tot stilstand kwam. Er waren nog maar zo'n twintig centimeter tussen de muur en haar autootje, zag ze, nadat ze trillend van de schrik uitgestapt was. Meteen sloeg haar de ijskoude regen in het gezicht. Ze sloot af en opende de deur zo haastig, dat ze bijna naar binnen viel. Toen ze na enkele ogenblikken om zich heenkeek ontvouwde zich een wonderlijk stilleven. Tegen over de deur stond een brandende houtkachel met een oud vloerkleed ervoor. Er rondom had iemand een aantal luie stoelen gegroepeerd. Tegen één muur stond een bank en aan beide zijden hingen grote kandelaars, die haar aan fakkelhouders deden denken. Er brandden dikke kaarsen in. Op een tafeltje in de hoek zag ze een blad met mokken, een stapel schoteltjes, twee thermoskannen en een koekjestrommel. Alles leek ergens op te wachten, maar er was niemand in de stille warme schuur. Boven de kachel hing een verweerde spiegel in een lijst die betere tijden had gekend. Ze keek verbaasd naar haar intens bleke gezicht. Haar haren waren verwaaid en vochtig en ze zag kringen onder haar onrustige, donkere ogen. Op dat moment hoorde ze glijdende voetstappen buiten. Toen kwam er iemand achter haar binnen. "Hallo," klonk een diepe verbaasde stem. Ze draaide zich onzeker om en vond een man van gemiddelde lengte tegenover zich. Ook zíjn haar was vochtig; Het hing in grote krullen tot op zijn schouders. Zijn ogen waren verbazend licht, ten opzichte van zijn donkere haar en keken haar vriendelijk aan. Grijsblauw, dacht ze, zoals de luchten van de laatste maanden, alleen vonkte er een vrolijk lichtje in.
"Ik ben van de weg af gegleden en hoopte hier wat te kunnen schuilen," lichtte ze toe, terwijl ze haar ijskoude hand in de zijne legde.
"En ík had hier een kerstmiddag met verhalen, thee en koffie belegd," antwoordde hij, "maar vanwege het weer heb ik iedereen afgebeld. Ik ben trouwens Marick."
"Freya," antwoordde ze, "nóg iemand met een ongewone naam." Daarop lachten ze allebei wat verlegen.
"Ik was even bij de buren en kwam juist de schuiven in de kachel sluiten, de kaarsen doven en daarna..."
Hier aarzelde hij.
"Daarna had ik naar huis willen gaan, maar ik heb te lang gewacht. Nu is het te gevaarlijk, net als voor jou."
Op dat moment werd de stilte verbroken door het geluid van autoremmen, gevolgd door een bons.
"Daar heb je onze volgende gasten," merkte hij droog op. Maar in tegenspraak met zijn woorden draaide hij zich met een bezorgde blik om en opende de deur.

De zojuist gearriveerde auto stond broederlijk naast de hare, afgeremd door een paaltje. Er stapten drie geschrokken mensen uit, die aarzelend bleven staan, maar door Marick de schuur in werden genood. Hij moedigde iedereen aan de jassen uit te trekken en zich bij de houtkachel te komen warmen. Intussen presenteerde hij thee en koffie, met kerstcake uit de koekjestrommel.
"Die had ik van thuis meegenomen," vertelde hij, "om er mijn luisteraars mee te verwennen."
De enige man uit de andere auto stelde zich als Sietse voor, gevolgd door zijn vrouw Annetje en haar zus Marrie.
"Ik vermoed dat we hier voorlopig niet wegkomen, dus laten we het ons intussen maar gemakkelijk maken." Meteen gooide hij nog wat hout op het vuur.
"Wij waren voor het kerstdiner bij onze volwassen kinderen op bezoek," legde Sietse uit. "Maar omdat het weer steeds slechter werd hebben we na rijp beraad besloten vroeger naar huis te gaan. Omdat ze onze zoon met vrouw en kindjes van Terschelling te logeren hadden, konden we onmogelijk blijven slapen. Toch was het jammer dat we wegmoesten. We waren allemaal bij elkaar omdat onze dochter, na een lang en moeilijk traject, genezen verklaard is. Kerstmis, het feest van hoop en de terugkeer van het licht, vonden we bij uitstek dé gelegenheid om dit feit te vieren."
"Wat een fantastisch nieuws," verwoordde Marick ieders gevoelens. Sietse knikte en vervolgde:
"Ze was zó ziek. We dachten dat we haar voorgoed zouden moeten missen."
"Kanker komt als een dief in de nacht," vulde Annetje aan. "Ze bleek een ontzettende vechter, maar dat ze hersteld is, beschouwen we tóch als een wonder."
Toen veegde ze heimelijk een traan weg, waarop Marrie en Sietse een blik wisselden en hij even een hand op haar arm legde.
Je wist toch maar nooit wat er zich achter de voordeur van andere mensen afspeelde, bedacht Freya. Mensen waar je onverwachts mee in aanraking kwam, gestuurd door de ruwe hand van Koning Winter.

Plotseling verlichtte een bliksemschicht de schuur, gevolgd door een enorm harde donderslag. Freya schoot geschrokken overeind, om zich weer in haar stoel terug te laten vallen. Meteen daarna echter landde er een dikke gestreepte kat met een bons op haar schoot. Ze gaf een gilletje, maar Marick naast haar, legde zijn hand op de brede kop van de kat.
"Waar kwam die nou opeens vandaan?"
"Kijk," wees hij omhoog, "daar is het restant van een zoldertje. Er is nu alleen nog een tamelijk brede richel over. Via die oude kast gaat Pepper daar heel graag heen, om vanaf z'n hoge post alles in de gaten te kunnen houden. Ik hád je er voor moeten waarschuwen. Waarschijnlijk is hij ook van het onweer geschrokken. Ben je bang van katten?"
Freya schudde haar hoofd, niet bij machte een woord uit te brengen. Waar ze zo opeens vandaan kwamen wist ze niet, maar de tranen liepen over haar gezicht en drupten op Peppers vacht. Daarop voelde ze Marries hand troostend op de hare. "Ben je zo geschrokken, meisje? Of is er meer aan de hand?"
De regen roffelde nu op het dak, hetgeen iets heel beslotens aan de sfeer verleende. Ze zocht een zakdoek en wreef over haar natte gezicht.
"Ik zit op dit moment een beetje in een lastige periode," begon ze aarzelend.
"Vanaf mijn studententijd had ik namelijk een ontzettend lieve vriend. We waren áltijd samen. Tijdens de lessen, als we studeerden en ook als we uitgingen. Tussendoor is hij wel een aantal maanden in zijn eentje Australië rondgetrokken. Maar ondanks de afstand bleven we geliefden. We hebben daarna zo'n vijf jaar samengewoond. We hadden het zelfs af en toe over kinderen..."
Hier pauzeerde ze even. Keek naar de anderen en vroeg onzeker: "O jee, willen jullie dit wel horen? Het is geen kerstverhaal."
Van om haar heen kwamen bemoedigende geluiden. Toch kostte het haar moeite om door te praten. Maar nu móest ze verder, vond ze.
"Op een avond, net voor de zomer, vertelde hij dat hij wegwilde. Niet om mij, maar vanwege Nederland en alles wat er bij hoorde. De regelgeving, het onderhuidse verzet tegen vreemdelingen, de ontevredenheid... Enfin, hoe we ook samen praatten, er was geen houwen meer aan."
Er viel een stilte waarin iedereen afwachtte of ze nog verder zou vertellen. Ze zuchtte.
"Toen is hij vertrokken. Hij, met zijn filmcamera. Het kon hem niet schelen waarheen. Egypte of Libië, misschien Syrië ...of de Centraal Afrikaanse republiek... Ik moest niet op hem wachten, zei hij bij het afscheid. Hij wilde mij niet binden. Maar... natuurlijk voelde ik me wél aan hem gebonden. Hij is... hij was jarenlang een deel van mijn leven."
"Heb je nog iets van hem gehoord?" vroeg Annetje zacht, in de stilte die volgde.
Freya schudde haar hoofd.
"Al een paar weken niet meer. Ik ben zo bang dat hem iets overkomen is. Als hij nou maar wat liet horen, al was het maar 'n sms-je, dan konden zijn familie en ik weer ademhalen." Ze zuchtte 'ns diep en vatte moed.
"Maar nu is er nog een probleem bijgekomen, ik begin me de laatste tijd af te vragen of ik nog steeds van hem houd. Op de manier zoals ik altijd van hem hield, bedoel ik."
Haar stem piepte benauwd. Ze aaide Pepper over z'n zachte vacht, iets dat haar troost leek te bieden.
"Ik heb een aantal jaren geleden ook iets dergelijks meegemaakt," vertelde Marrie. "De leegte, het opeens alleen beslissingen moeten nemen, dát waren de dingen die me toen het meest beangstigden. Uiteindelijk ben ik er sterker uitgekomen; kon ik als een zelfstandiger mens andere contacten aangaan. Maar makkelijk vond ik het toen niet. En dat hij je zo in onzekerheid laat, dát is echt moeilijk."
"Dus, het is niet gek dat ik van streek ben?" vroeg Freya en ze hoorde zelf dat er hoop in haar stem was geslopen.
"Dat sowieso niet, denk ik," bromde Marick, terwijl hij heel even haar hand op de warme kattenrug aanraakte.
Vreemd, dacht ze. Ik heb het verhaal zo dikwijls met mijn zus besproken. Maar op de een of andere manier voel ik me nu lichter dan in tijden.

"Mag ik even een praktisch voorstel doen?" vroeg Annetje.
"Onze kinderen hebben ons een quiche mee naar huis gegeven. Waarom halen we die niet uit de auto, zodat we 'm kunnen delen?"
Dit werd zo enthousiast ontvangen dat Freya haar duit ook in het zakje durfde te doen.
"Ik was op weg naar het kerstfeestje van mijn zus en haar kinderen. Ik had beloofd het toetje mee te nemen." Ze bloosde opeens, verlegen, opnieuw in het middelpunt van de belangstelling, na haar ontboezemingen van daarnet. "Bovendien heb ik m'n autootje zo ingericht dat ik elk moment, dat het weer het toelaat, kan gaan kamperen. Daarom heb ik borden en bestek in een kastje achterin. Als ik die ook 'ns haal..."
Iedereen reageerde opgetogen.
"Dan krijgen we een heus kerstdiner!" riep Sietse, "wie had dát nog gedacht."

Vanwege de ontstane opwinding liet Pepper zich van Freya's schoot glijden en nestelde zich op een oud kussentje achter de kachel. Dat had hij duidelijk vaker gedaan, bedacht ze en voelde hoe ze glimlachte.

Daarna gingen ze samen aan het werk. In de hoek stond een lange plank die met een paar oude schragen tot een provisorische tafel werd omgetoverd. Marrie en Annetje haalden de opgevouwen geruite plaid van de achterbank en legden die er bij wijze van tafelkleed overheen. De quiche werd op de houtkachel gezet om warm te worden. Vervolgens brachten Marick en Freya de borden, het bestek én... een heerlijk uitziende frambozenkwarktaart naar binnen. Sietse kwam met in elke hand een fles de schuur ingegleden, terwijl hij triomfantelijk: "wijn en vruchtensap." aankondigde. Gelukkig wist Marick hem nog juist voor een val te behoeden. Annetje, Marrie en Sietse kozen voor de bank achter de tafel, terwijl Marick en Freya de twee minst luie stoelen aanschoven. Als een ervaren tafelheer schonk Sietse de drank in de mokken. Ze klonken, wensten elkaar een prettig kerstfeest toe en gingen voorzichtig aan de met blauwe campingborden gedekte tafel zitten.

Wat volgde was een heel ongewoon kerstdiner. Eerst reikten Annetje en Marrie naar Freya en Maricks handen. Aan hun andere kant hadden ze Sietse tussen zich in. Terwijl ze elkaar vasthielden, hulden ze zich in de stilte. Nu was het snorren van de kachel te horen, met het knappen van het hout. De kaarsen knetterden zacht in hun houders. Aarzelend zette Marick een kerstlied in, en al gauw zongen ze samen, alsof ze niet op een ijskoude kerstavond door een striemende regen, over spiegelgladde wegen bij elkaar waren gebracht.
Annetje sneed de quiche, toen iedereen vond dat-ie maar warm genoeg moest zijn.
Dit is iets heel bijzonders, realiseerde Freya zich, terwijl ze tevreden naar Sietse keek. Met zijn korte grijze haar en zijn puntbaardje was hij bepaald een markante man om te zien. Zijn intens blauwe ogen lachten tegen haar of keken vol genegenheid naar zijn Annetje. Dan hapte hij met smaak een stukje quiche van zijn vork. Hij was hoofdonderwijzer, vertelde hij. Maar zijn langste tijd zat er onvermijdelijk op.
"Dan komt hij me gewoon in de bloemenwinkel helpen," lachte Marrie.
"Of mij, in de tuin," voegde Annetje plagend toe. Omdat ze wel wist, vertelde ze, dat hij daar een paar broertjes dood aan had. Marrie, met haar in een vlot model geknipte haren en twinkelende ogen, keek verwachtingsvol naar Freya. Die vertelde daarom dat ze met een al oudere arts in een dierenkliniekje werkte. Heerlijk vond ze het er, ofschoon haar ouders het in hun hart betreurden dat ze nu niks met haar studie deed. En hoewel de zussen dezelfde liefde voor bloemen en planten deelden, was Annetje, toen de kinderen groter waren, als speltherapeut aan de gang gegaan. Ze vond het fascinerend, legde ze uit, om die gekneusde kindertjes na verloop van tijd weer op te zien bloeien. Tijdens het wroeten in de aarde kon ze dan al die schrijnende zaken een beetje van zich af zetten.

Toen ze allemaal voldaan achterover leunden, sneed Freya zelf het toetje aan en verdeelde de stukken over de schoteltjes. Marick tikte met een lepeltje tegen z'n mok om ieders aandacht.
"Ik weet wel dat we hier bij toeval zijn beland, maar toch wil ik jullie bedanken voor deze bijzondere avond. Als de zon wat vroeger opkomt, misschien rond carnaval, wil ik jullie allemaal uitnodigen voor een wandeling in mijn bos."
"Jouw bos!" riepen ze in koor.
"Nee hoor, het is natuurlijk niet van mij. Maar als boswachter voel ik dat soms wel zo. Daarom zou ik jullie graag 'ns meenemen. Daarna kunnen we dan hier weer iets gaan drinken, mét zelfgebakken koek natuurlijk, dat ben ik nu aan Freya verplicht." Hij grijnsde.
"En als jullie daar zin in hebben, vertel ik een paar oude verhalen."
Dit voorstel kon op ieders volledige instemming rekenen. Dus legde Marick een adresboekje op tafel, zodat hij tegen die tijd met iedereen contact kon opnemen.
"Goh," merkte Freya op, "wat doen jullie allemaal verantwoorde dingen in het leven."
"Wij vormen gewoon toevallig een belangrijke afspiegeling van wat je zoal voor de mensheid kunt betekenen." reageerde Annetje lakoniek, terwijl ze haar zilverdoorschoten vlecht naar achteren zwaaide. "De kinderen, de bloemen en bomen, en jij de dieren. Mooi toch?"

Juist toen Freya de borden en het bestek begon te verzamelen, drong het geluid van een diep motorgeronk tot in de schuur door.
"De strooiwagens," constateerde Marick, "het is ook al even opgehouden met regenen. Dus wie wil, kan over niet al te lange tijd veilig naar huis."
Tijdens de opruimwerkzaamheden, zat Marrie nog even stilletjes bij de kachel van haar wijntje te genieten. Pepper was inmiddels op haar schoot geklommen en samen lieten ze de algehele drukte over zich heenkomen.
"Om de een of andere reden kreeg jouw opmerking opeens voet aan de grond bij mij," fluisterde Freya zachtjes tegen Marrie, "heel erg bedankt."
Marrie tracteerde haar op d'r lieve glimlach, waarna ze zich allemaal toch écht klaar gingen maken voor vertrek.
De schade aan de auto bleek erg mee te vallen, aldus Sietse. "Alleen maar een fikse deuk." Maar die had hij in zijn leven zelf ook al een aantal opgelopen, en, grapte hij: Hij had ook altijd verder moeten gaan.

Marick en Freya bleven met hun jas aan in de deuropening staan kijken hoe de auto in de verte verdween. De wolken waren weggetrokken en de hemel had de kerstverlichting ontstoken. Morgen was het volle maan.
"Zullen we ons nog heel even bij de kachel warmen?" vroeg Freya.
"Prima. En daarna ga ik jou uitgeleide doen en dan blijf ik hier slapen. Dat doe ik wel vaker, als het zo uitkomt. Daarom is Pepper, eigenlijk de buurkater, zo'n bekende gast in deze schuur. Zo gauw ik de deur open doe, glipt hij naar binnen. Maar eerlijk gezegd geeft het ook een extra dimensie aan deze ruimte.
Toen ze helemaal rozig en vredig was geworden, borgen ze samen haar spulletjes in de auto. Daarbij was hij verrast over haar opvouwmatras, opklapfornuis en huishoudkastje.
"Marick," begon ze, toen ze nog even naar de hemel stonden te kijken, "heb jij nog een goeie raad voor me?"
"Een goeie raad? Waarom zou ík die voor jou hebben."
"Misschien heb je een frisse blik?"
Marick zuchtte.
"Voor wat het waard is: Als ík destijds een time out in mijn relatie gehad had, zou ik misschien niet op zo'n jonge leeftijd vader geworden zijn. Houd me ten goede, ik wil mijn zoon voor geen goud meer missen. Maar wij waren toen te jong, te onervaren en teveel met onze eigen ontdekkingstocht bezig om er iets van terecht te brengen. Het is uiteindelijk wel goed gekomen, geloof ik. Tenminste... mijn zoon van 16 vindt het maar wát gaaf om een vader van 35 te hebben. Als hij bij mij is, en dat is hij de laatste tijd steeds vaker, dan gaan we samen wildwatervaren, door de bossen struinen, fimpjes maken... en diepzinnige gesprekken bij de houtkachel voeren. Maar de eerste jaren hebben we allebei, Toms moeder en ik, behoorlijk met onszelf en elkaar in de knoop gezeten."
Freya keek hem met open mond aan. "Ben je vader van een tiener? Dat lijkt me wel bijzonder."
Marick lachte. "Ja, het is leuk. Gelukkig is hij geen lastige jongen. Misschien is hij wel te vroeg volwassen geworden. Wie zal het zeggen. Hij en ik proberen er nu het beste van te maken. En dat lijkt op dit moment aardig te lukken."
"Dus, áls ik je al 'n goeie raad kan geven dan is het: pak je leven in je eigen handen. Ik weet dat het gemakkelijker gezegd dan gedaan is. Zorg dat hij je terugvindt als een sterke meid, die hij de moeite waard vindt om bij thuis te komen. Of, eentje die haar eigen weg kan gaan. Uit het beeld dat ik van hem gekregen heb, kan hij ook dát waarderen."
"Dank je wel," zei ze uit de grond van haar hart. "Dank je wel en ik gá het proberen. Vandaag was een mooi begin."
Daarna ging ze op haar tenen staan en kuste hem vriendschappelijk op z'n mond.
"Tot ziens bij die wandeling en in die fantastische ruimte van je."
Ze lachten naar elkaar, toen hij het portier achter haar sloot, zij wegreed en hij haar uitzwaaide.

1 februari 2014

***
terug naar de inhoudsopgave
terug naar de beginpagina van Pointe
terug naar de beginpagina van de website