een verhaal van Jacob Batoeck
Een alarm klonk. "Een slow-whoop", dacht hij. Door de luidsprekers in het kantoorgebouw sprak een stem: "U dient onmiddellijk het gebouw te verlaten zonder gebruik te maken van de liften. Kies voor de nooduitgangen en volg de aangegeven routes".
Hij stond op uit zijn bureaustoel en blikte rond. Fluisterend tegen zichzelf pakte hij zijn colbertje van het kapstokje: "Wat nog meer? Tas, laptop, smartphone
en ...mijn leesbril, natuurlijk". Hij stapte zijn werkkamer uit.
"Paul", hoorde hij roepen. "Ja-ah", antwoordde hij, zoekend naar wie hem zocht. Snel ontdekte hij van wie de stem was.
"Suzan, kom we moeten naar buiten voor onze veiligheid".
"Ik wil nog vlug even naar de wc. Zenuwen, denk ik. Wil je op me wachten? "
"Dat kan eigenlijk niet. Schiet op dan".
"Ja, ik ben al op weg". Hij zag haar op een soort drafje naar het damestoilet gaan. Ze was eerder terug dan hij had vermoed.
"Gebeurd?", vroeg hij.
"Nou, ja. Op je gemak is anders".
Zichtbaar fatsoeneerde zij haar kleding.
"Opschieten, vlug, Paul en Suzan". Het was collega John, die met zijn assistente Tanja naast zich de oproep deed. Met gebaren onderstreepte hij zijn aanmaning tot spoed.
Met z’n vieren volgden zij de aangegeven vluchtroute. Ze passeerden een bedrijfshulpverlener in een hesje met de letters BHV, die aanzette tot doorlopen.
"Lastig, dat doorlopen met hakken", zei Tanja met harde stem.
"Ja, zeker", bevestigde Suzan.
"Het kan niet anders. Of jullie moeten op je kousenvoeten verder", zei Paul luid.
De twee vrouwen reageerden gezamenlijk: "Nee, dat niet".
Ze kwamen bij de trap. Daar liep een stroom kantoorgenoten naar beneden. Ze moesten invoegen. Dat veroorzaakte vertraging, wat op hogere verdiepingen ook al het geval moest zijn geweest.
"Al iets gemerkt van rook of brand?" vroeg iemand.
"Nee, niks gezien en niks geroken", klonk het.
"Een ontruimingsoefening zeker", werd geroepen.
"Dat gebeurt zo vaak. Als het echt is, wordt het niet meer geloofd". Van wie deze reactie kwam, was niet duidelijk. Met een "ja" uit verschillende monden bleek dat een ontruimingsoefening niet geliefd was.
De vluchtroute via de trap kwam uit op een deur naar buiten. Daar, op een plein met een plantsoen, groeide een groot geheel van ontruimd personeel aan. Paul, Suzan, Tanja en John bleven bij elkaar staan. Ze wezen elkaar op twee wagens van de brandweer die met zwaailicht en de laatste klanken van sirenes verschenen. Er sprongen brandweerlieden uit die met rappe tred het kantoorgebouw binnengingen.
"Als dat niet echt is", zei Tanja.
"Dat hoeft niet", reageerde Paul, "Het kan bij de oefening horen".
Op één of andere verhoging stond ineens een vrouw. Ze stak boven de hoofden van de verzamelde vluchtelingen uit. Met haar handen omhoog wist zij aandacht te krijgen. Zij wilde onmiskenbaar de aanwezigen iets zeggen.
"De nieuwe directeur", vertelde John, "die haar vrouwtje kan staan. Dat heb ik al gemerkt". Zijn omstanders hielden hun wijsvingers tegen hun lippen. Hij moest zwijgen.
Met "Beste mensen", begon de vrouw, "Wij hebben ons kantoorgebouw moeten verlaten, omdat brandmelders zijn ingedrukt. Ook is er rook gezien. Wat er aan de hand is, weet ik nog niet. De brandweer onderzoekt de situatie. Als alles veilig is, kunnen we weer naar binnen. Ik vraag om geduld".
Niet iedereen toonde zich geduldig. Er werd om koffie geroepen, gevolgd door een vraag om erwtensoep, die het Leger des Heils zou kunnen brengen, zoals bij een ramp. Op vragende blikken kwam een reactie: "Het Leger des Heils moet toch ook oefenen".
"En wat vinden jullie van de nieuwe directeur?" John vulde zijn vraag aan met een afwachtende blik.
Het duurde even voordat Suzan reageerde: "Ze draagt een mooi mantelpakje. Haar haar ziet er goed uit. En ook met meer van dat soort dingen is het wel oké. Maar dat zegt niet alles. Zij lijkt mij een managers type en geen mensenmens. Ik heb liever mensenmensen".
"Zoals ik ben, bedoel je?", vroeg Paul op lacherige toon.
Drie paar ogen richtten zich op Suzan, wachtend op haar reactie. Zij prikte met haar wijsvinger in haar wang en licht omhoog kijkend zei ze: "Je bent een aardige man die rekening houdt met anderen en lief is voor vrouwen. Zo ervaar ik jou. Ik zou je een mensenmens kunnen noemen, omdat je sociaal bent en warm".
"Je zou het kunnen. Maar waarom doe je het niet?", vroeg Tanja op benadrukkende toon en Suzan aankijkend. Die keek daarop verlegen Paul aan, wachtte even en zei toen: "Hij is voor mij veel meer dan een mensenmens. Suzan-mens is beter, maar dat klinkt raar. Ik maak er maar een Suzan-vriend van".
John liet merken het fijne ervan te willen weten. "Dus jullie zijn een stel?".
Paul nam het antwoord voor zijn rekening:
"Wij zijn een paar apart en zorgen voor elkaar als dat nodig is, bijvoorbeeld bij een ontruiming".
Tanja keek met een zachte blik naar John, die haar met een bijzondere glimlach beantwoordde. Hij legde zijn arm over haar schouder, waarna zij toevoegde:
"Op zo’n soort manier zijn wij ook samen".
Het bleef onduidelijk wat er in het kantoorgebouw aan de hand was. Aan de buitenkant was in ieder geval niets te zien, zelfs geen sliertje rook. Er kwam evenmin een bedrijfshulpverlener naar het afwachtende en ongeduld vertonende kantoorpersoneel toe.
"Kijk", zei Paul ineens, "Ze begeeft zich onder de mensen".
Hij werd vragend aangekeken.
"De directeur loopt rond. Ik denk dat ze wil laten zien dat ze solidair is met haar mensen die zich niet fijn voelen in deze situatie".
"Ik zie nog iets". Met een hoofdbeweging naar waar zij ongeveer moest zijn maakte John – over hoofden heen blikkend -duidelijk de directeur te bedoelen. "Ze spreekt hier en daar iemand aan en komt nu, ja echt, in onze richting".
"Goede middag, jullie vormen kennelijk een clubje. Op jullie gezichten lees ik geen ellende van het wachten. Vervelen jullie je niet?"
Paul keek eerst even rond. Toen niemand leek te reageren, richtte hij zich tot de directeur.
"Mevrouw, wij
.."
"Geen mevrouw alsjeblieft. Dat schept afstand. Ik word liever met mijn naam aangesproken: Natasja".
Met een subtiel handgebaar liet ze Paul weten, dat hij verder kon praten.
"Natasja, we moeten wachten. Daar kunnen we niets aan veranderen. Daarom zijn we met elkaar gaan praten. En dat is een aardig gesprek geworden over wat de één voor de ander betekent, ook nu bij deze ontruiming".
Haar gezicht kreeg een andere uitdrukking, werd zacht.
"Bijzonder, dat jullie samen een vervelende situatie opvangen. Ja, zoiets moet uit mensen zelf komen. Dat valt niet af te dwingen. Dat probeer ik ook niet. Dan zou ik de manager spelen. Ik ben weliswaar directeur, maar dat neemt niet weg dat ik mens ben. En als mens wil ik met andere mensen omgaan".
Ze maakte duidelijk verder te willen lopen. Eerst gaf zij Paul, Suzan, Tanja en John een hand en over en weer werd vriendelijk toegeknikt.
"Ik heb me vergist", zei Suzan. "Natasja is geen managers type. Niet alleen kan zij haar woordje goed doen, ze heeft ook als mens contact met je".
"Of zij kan toneelspelen", reageerde John.
Alsof ze uit het niets opdoken, liepen er van het ene op het andere moment bedrijfshulpverleners in hun hesjes tussen het ontruimde personeel. Links en rechts deelden ze mee, dat alles gecontroleerd en veilig bevonden was in het kantoorgebouw. Dus kon iedereen naar binnen. Dat gebeurde ook. Een enkeling riep: "Allez, allez !!". Verder verliep de intocht in een sfeer van zwijgen.
***
terug naar de inhoudsopgave
terug naar de beginpagina van Pointe
terug naar de beginpagina van de website