Point of view


een verhaal van Joke Clazing
(uit haar verhalenbundel 'Lichtsplinters')

Een


Toen ik Evelien voor het eerst werkelijk ontmoette, realiseerde ik me dat ik haar al tweemaal eerder had gezien. Bijna een jaar geleden was ik op een popfestival in België, toen ze met haar vrije hand over de stoep voelde alvorens te gaan zitten. Dat gebaar en iets aan haar blik vielen me op, terwijl ze aan haar ijsje likte.
De tweede keer stapte ze van een motor bij een tankstation bij mij in de buurt. Ze deed haar helm af en ging voorzichtig wat naar achteren om haar voorrijder de motor te laten keren, om te gaan tanken.
Op de school, waaraan ik als leraar aardrijkskunde verbonden was, zat ze op een tafel in het kantoortje van de conciërges. Deze stond tegenover haar grapjes te maken en wenkte mij, toen ik voorbij kwam. Hij vroeg mij of ik even tijd had om haar naar havo twee-c te brengen, aangezien hij toezicht moest houden op het repareren van de kopieermachine. "Dit is Evelien en ze komt deze week een serie voorlichtingen over blindzijn aan de tweede klassen geven. Evelien, dit is Floris van Well." En tegen mij, "je redt het wel hè? ik kan hier onmogelijk weg."
Ze bedankte hem en stak haar hand naar mij uit om meegenomen te worden. Ik dacht na.
Wie gaf daar dan les op deze tijd en waarom was die er niet zelf om Evelien mee naar de klas te begeleiden.
"Anja Dirks heeft zojuist opgebeld dat ze iets later komt, vanwege een onverwachte file." Sprak ze alsof ik mijn vraag hardop had gesteld. "De technisch assistent is al in de klas en die vangt me op."
"Ja, ik vroeg me al af waarom er niemand was, die in die klas lesgeeft." antwoordde ik, haar en mezelf door de klapdeur manoeuvrerend, haar smalle hand in de mijne.
Toen ik haar even later goed en wel op de plaats van bestemming had ‘afgeleverd’ ging ik in gedachten naar mijn klas. Voor iemand die blind was, en dat was het dus, wat ik aan haar blik had gezien, was ik haar voor mijn gevoel in bijzondere omstandigheden tegengekomen. Okee, bij een popfestival kwam je voor de muziek, hoewel ik me niet moest voorstellen er met mijn ogen dicht te lopen, door zoveel lawaai overspoeld. En wat voor lol was er aan, achter op een motor te zitten, met een helm op je hoofd, terwijl je niets van de omgeving kon waarnemen. Onmiddellijk daarna werd ik door mijn leerlingen zo in beslag genomen, dat ik geen tijd meer had naar antwoorden te gissen. Tot ik aan het einde van het uur bemerkte dat mijn 'kinderen' vol verwachting naar de les van Anja Dirks gingen. Want, zo werd mij gezegd, er was een mevrouw, die alles over blinden kwam vertellen.
Aan het einde van de morgen streek ik met een zucht in de lerarenkamer neer. Ik had een dringende behoefte aan koffie en buitenlucht, maar ik moest ook nodig het een en ander op de computer doen. Evelien zat, bemerkte ik, in de vensterbank bij het open raam haar boterhammen op de eten. Ze was in druk gesprek gewikkeld met een van de wiskunde leraressen en in plaats van aan mijn werk te beginnen, bleef ik stilletjes naar haar kijken. Ze had opvallend licht haar, dat deze keer in een vlecht op haar rug hing. Ze droeg een t-shirt met een draak erop, waarschijnlijk op het een of andere festival gekocht. Haar dunne blauwe broek en sandalen getuigden van het warme weer, dat bijna elk mens in dit schoolgebouw demotiveerde. Aangezien ze geen enkele keer van de lerares weg keek, moest ik naar haar kleur ogen raden. Ze zouden wel blauw zijn, afgaand op de rest van haar uiterlijk. Op dat moment kwam mij een collega storen. Ik wist ook eigenlijk wel dat je hier in de pauze nauwelijks rustig kon werken. En toen ik weer vrije aandacht had, pakte ze juist haar telefoon. Ik wil met haar praten, dacht ik, en dadelijk gaat ze naar huis. Vlug stond ik op om haar aan te spreken. Even keek ze aarzelend naar me op, zie je wel, blauw, registreerde ik snel.
"Ik heb je vanmorgen mee naar de klas genomen," bracht ik haar in herinnering, zodat haar gezicht opklaarde.
"Het tweede uur had jij mijn 'kinderen' en ik was benieuwd of ze zich hadden gedragen, ze zijn nog al moeilijk, zie je."
Fout, dacht ik, je zegt toch geen zie je, tegen iemand die niet kan kijken! Maar voor ik er iets verontschuldigends over kon zeggen begon ze enthousiast van mijn klas te vertellen. Dat ze zo goed hadden geluisterd, naar haar verhaal over haar opleiding en haar werk. Dat ze zulke goede en leuke vragen hadden gesteld, vooral die ene jongen, die met de aankomende baard in de keel, die toch al zo onzeker praatte. Ik kon mijn verbazing ter nauwernood verbergen.
"Was het Daan?" vroeg ik, "die met zijn hanekam? oh sorry, dat kun je natuurlijk niet weten."
Ze lachte, "Jawel, dat was 'm, die hanekam heeft hij me na afloop laten voelen".
Ik ging aan de andere kant in de vensterbank zitten. Met die jongen had ik altijd zo'n last tijdens de lessen. Het leek wel of hij gewoon niet wilde deugen. Toch had ik altijd een slimme indruk van hem en hoorde ik van sommige leraressen ook zeer positieve geluiden. Dat vertelde ik haar, terwijl de lerarenkamer langzaam leegliep en Evelien daar maar zat, met haar telefoon in haar hand.
"Moet je soms bellen?' vroeg ik onzinnig, midden in mijn relaas.
'Nee, ik zat te twijfelen tussen de taxi en mijn eigen voeten," legde ze uit. "Maar ondertussen heeft het mooie weer het pleit al beslecht, aangezien ik aan zo'n warme auto niet moet denken."
"Ik ga met mijn hond naar het strand, zin om mee te lopen?" stelde ik voor, verbaasd over mijn eigen overmoed.
Enigszins in verlegenheid keek ik even weg en hoorde ik haar zeggen dat het, net pas half een geweest, nog wel moest kunnen.
"Hoe weet je dat?" vroeg ik verbaasd en bedacht dat ik evenals de kinderen best een voorlichting zou kunnen gebruiken. Dus liet ze me haar horloge met puntjes zien, dat ze open kon maken. Door even mijn hand aan te raken, beduidde ze hoe zacht ze kon voelen, zodat er voor de wijzers geen gevaar bestond.

Omdat ik tegenover de school woonde, had ik mijn hond in een oogwenk gehaald. Het was maar een kwartiertje lopen naar het strand. Na de kennismaking met Bark, die alleszins gunstig verliep, gingen we hand in hand op pad.
"Het is een beetje de omgekeerde wereld," bracht ik te berde. "ik kan zien en loop met een hond,"
"En ik ben blind en loop met een stok, ten minste, als ik alleen ben." Vulde ze aan, met een lach in haar stem.
"Ik heb een dochter van zes, die me, hoe lief ze ook is, al een heleboel werk bezorgt." Vertrouwde ze me toe.
"Ik moet er niet aan denken, na een lange dag, 's avonds nog verplicht te zijn zo'n dier uitgebreid uit te laten. En als het dan ook nog regent … "
Ik bekende dat ik mezelf ook wel eens bij mijn haren moest vatten, wanneer ik zo gezellig in mijn warme kamer zat te lezen. Ze keek even vlug opzij en ik meende te zien dat ze iets vaststelde.
In stilte benijdde ik mijn klas. Zij hadden gedurende een heel uur mogen luisteren en vragen stellen. Ik wilde van alles weten, maar ik kon toch moeilijk eerst mijn nieuwsgierigheid ten aanzien van haar blindheid bevredigen, om daarna nog eens naar haar leven te vragen. Haar wereld fascineerde me, echter niet alleen haar wereld, zo langzaam ook haar zelf.
Eigenlijk was er iets heel bijzonders aan de situatie. Ik zou niet kunnen zeggen dat ik vreselijk moeilijk was in het maken van contact, maar een losse jongen was ik nou ook weer niet. Iemand voorstellen om mee naar het strand te gaan, die ik helemaal niet goed kende, was niet mijn gewoonte. Toch, en dat had vooral met het feit te maken dat ik Evelien bij de hand hield, was er iets gemakkelijks, iets vertrouwds. Daardoor overwoog ik haar toch het een en ander te vragen, maar ze was me voor. Ze legde uit dat ze eerst aan de jongens en meiden vertelde hoe ze was opgevoed en opgeleid. Dan kwam aan bod op welke manier ze bijna blind was geworden, aangezien dat bij mensen nogal verschilde. Ze liet hulpmiddelen rondgaan, las een stukje braille voor en liep even met haar stok door de klas. Ze beschreef haar huishouden, hoe ze het wasgoed uit elkaar hield en hoe ze wist wat haar dochter uitvoerde. Natuurlijk wilden ze weten hoe ze kon koken, hoe ze kleuren ervoer, of op welke manier ze kleren ging uitzoeken. Had ze een man en ging ze wel eens uit? Aan het eind van de les kregen ze allemaal hun naam in braille. "Als je wilt, zal ik er morgen in de pauze ook wel eentje voor jou maken." Besloot ze.
Toen … en ze was me weer voor:
"Je woont alleen, denk ik?"
Ik knikte, maar herstelde me om vlug bevestigend te antwoorden.
"Het klinkt alsof je dat verbaast," gaf ik haar terug.
Er kwam even een klein lachje bij haar mondhoek en ze keek naar me op.
"Ja," zei ze nadenkend, "ik weet ook niet waarom me dat verbaast. Je lijkt me gewoon wel een aardig mens."
Bij deze woorden kwam er een waas van rood over haar gezicht. Dan verontschuldigend:
"je moet niet denken dat ik geloof dat iemand die alleen is minder aardig zou zijn."
Ik schoot in de lach en vertelde dat er nog geen gelegenheid was geweest voor die gedachte.
"Overigens was er een tijd dat ik wel met iemand woonde." Hoorde ik mezelf vertellen.
"En waarom is dat dan nu niet meer zo? Of is dat een te persoonlijke vraag.
"Dat antwoord is niet in een zin samen te vatten."
"We zijn ook nog niet terug." sprak ze, en de sfeer was plotseling niet onprettig serieus.
"Ik woonde al zo'n drie jaar met Marrie, toen we allebei kinderen wilden. Eerst waren we niet ongerust toen het niet meteen lukte; we waren nog vrij jong. Maar na wat heen en weer geloop bij de huisarts kwamen we in het ziekenhuis terecht, en sneller dan bij de meeste mensen, kregen we te horen dat we geen kinderen konden krijgen. Misschien heb je er wel eens iets over gelezen of gehoord, maar het was een heel moeilijke en gecompliceerde tijd. Ik veronderstel, dat ik nu ik er op terugkijk, me misschien te weinig in Marrie's gevoelens heb verdiept. Aanvankelijk konden we er heel goed samen over praten, maar na verloop van tijd merkte ik dat ik mijn aandacht weer op de 'buitenwereld' begon te richten."
Ik pauzeerde even om Evelien er op attent te maken dat we de strandtrap af gingen lopen. Ik liet Bark vrij en verbaasde me voor de zoveelste keer, over zoveel honden-enthousiasme.
"Maar voor Marrie was het nog lang niet klaar." Hervatte ik mijn verhaal, terwijl Evelien vlug haar sandalen in haar hand nam. Ik registreerde intussen hoe voorzichtig, doch effectief ze als het ware met haar voeten keek waar ze liep.
"We groeiden uit elkaar, zoals dat heet. Ze ging met een vriendin een weekje naar Rome en werd daar verliefd. Vreemd genoeg raakte ze van die jongen in verwachting en nu heeft ze inmiddels een kind van twee."
"Een wrange samenloop van omstandigheden, lijkt me." Bracht ze zacht mijn gevoelens onder woorden.
"Ja, da's waar, maar toch ben ik er ook schuldig aan."
"Was je nog te jong?"
"Misschien, maar het is geen afdoende excuus. Meer valt er eigenlijk niet over te zeggen. Bovendien word ik tot op heden gewoon niet verliefd."
Het deed me goed, dat ze bleef zwijgen. In feite had ik de hele geschiedenis nog nooit zo oprecht en met zoveel zelfreflectie tegen iemand kunnen vertellen. Teveel begrip of een afzwakken van mijn aandeel had ik niet kunnen verdragen.
Even deed ik in mijn geest een stapje terug en keek naar mezelf. Waarom vertelde ik dit aan Evelien? Ik kende haar nauwelijks.
"Toch ben ik niet ongelukkig." voegde ik nog toe en het klonk een beetje wonderlijk, vond ik. Doch in zulke situaties kan een hond soms een redding zijn om een ongemakkelijk gevoel te doorbreken. Hij had natuurlijk een zeebad genomen en stoof met ongebreideld optimisme naar ons toe. Om een heleboel natte en besmeurde kleren te voorkomen trok ik Evelien haastig achter me. Zo goed en zo kwaad als het ging probeerde ik die enorme natte Bark met mijn andere arm op te vangen.
"Wat een reactievermogen en wat een ontstuimigheid." lachte ze en pakte haar ene sandaal, die bij deze actie was gevallen.
"Daar is een terrasje!" merkte ze op. "Vind je niet dat we best een drankje of een ijsje zouden kunnen gebruiken, met deze overweldigende zon?"
Ik grijnsde, daar ik dacht dat ze het woordje hond in plaats van zon, zou gebruiken, hetgeen even waar zou zijn geweest.
"Hoe weet je dat?" kon ik echter ook niet nalaten te vragen.
"Hoor ik. Pratende mensen, schrapende stoeltjes, gerinkel van glazen en kopjes. Tevreden?"
Ik antwoordde dat dat natuurlijk nog niet het geval was, maar dat ik haar nou eenmaal niet alles kon vragen.
"Je zal de eerste niet zijn, en als het dan toch moet, kun je daar beter geen uren mee wachten. Tegen die tijd ben ik bovendien al naar huis, stel ik me zo voor."
En dan, met een beetje een ondeugende blik: "Ik tracteer, omdat ik vandaag de vragen heb gesteld."
"Zijn alle blinde mensen zo … " hier zocht ik even naar woorden, "bijdehand? Al vind ik de uitdrukking minder sympathiek dan ik het bedoel."
Ze schoot in de lach en we gingen aan een tafeltje zitten. Ik bestelde een Cola, een milkshake en een bakkie water voor de hond.
"Nee natuurlijk niet." kwam daarna het antwoord. "Mensen die kunnen zien zijn toch ook niet hetzelfde? Wat dat betreft is er geen verschil. In de klas geef ik daarvan ook voorbeelden. Dat er leuke en chagrijnige, hulpvaardige en contactarme blinden zijn. Dat de één heel lekker kan koken en de ander goed tuinieren. Ik ken zelfs iemand die matroos is op een zeilscheepje."
Toen de drankjes kwamen en ze alvast betaalde, kwam als vanzelf ook het geld ter sprake.
Tot nu toe had ze over dat hele blindzijn vrij goedmoedig en lichtvoetig gesproken, vond ik, maar toen de onherkenbaarheid van het briefgeld aan de orde kwam vlamde haar ergernis toch even op.
"Zie jij het voor je, dat ik hier op het terras, of bij de kassa van de supermarkt met zo'n plaatje in mijn handen ga staan, om de briefjes er omheen te passen? De herkenning van de munten vind ik geen probleem. Geen ziend mens zou er zich toch bij neerleggen, als ze zelf het geld niet konden lezen?"
"Maar vroeger waren de briefjes toch wèl gemerkt?" vroeg ik, opeens even aan het twijfelen.
"Jazeker, dat is nou juist ook het vreemde. Je zou zeggen, dat het alleen maar overgenomen hoefde te worden. Bovendien bleek het een goede herkenning bij valse briefjes, omdat ze daarbij vergaten die tekens voelbaar te maken."
We dronken onze drankjes in prettig zwijgen.
"Voor dat ik naar huis moet, zou ik nog zo graag even met de voetjes in de zee willen. Zit dat er nog aan, denk je?" Vroeg ze, hoopvol naar me omkijkend.
Even later stonden we allebei met opgerolde broekspijpen in de branding. Om ons heen was er het gepraat en gejoel van enkele strandgangers. Ook was Bark niet de enige enthousiasteling. Maar we stonden daar en lieten het oneindige rollen van het geluid van de golven over ons heen gaan.
Wat wist ik goed beschouwd van deze Evelien, dacht ik. Haar anders zijn had ons in contact gebracht, maar het gewone, haar persoon had uiteindelijk meer mijn belangstelling.

Twee


Toen Floris mij gisteren, na ons voetenbad, naar de bushalte had gebracht, was ik, terwijl ik naar huis hobbelde, enigszins verbaasd over het verloop van mijn dag. Ik had met een vrijwilliger mijn dochter Emma naar de klas gebracht. In plaats van naar huis terug te keren, waren we doorgefietst naar school, waar ik aan mijn reeks voorlichtingen over blindzijn zou beginnen. Omdat mijn man Damian vanwege archeologische opgravingen een behoorlijk deel van ons leven in het buitenland doorbracht, moest ik de huishoudelijke en organisatorische problemen hoofdzakelijk zelf het hoofd bieden. Aanvankelijk had ik gehoopt dat mijn dochter met buurtgenootjes mee naar school en naar huis zou kunnen. Zoveel mensen brachten hun kinderen immers met de auto. Alle moeilijkheden, die ik bij het krijgen van mijn dochter voorzien had, waren uiteindelijk best oplosbaar. Maar een schoolregeling was, om het zo maar te noemen: een onderwerp van aanhoudende zorg. De thuishulp nam twee ochtenden voor haar rekening, omdat ze dan toch kwam om mij met het huishoudelijke werk te helpen. De andere dagen kon er wel iemand komen, maar dan mocht ik zelf niet mee. Alhoewel ik dus afwezig was onderweg, bleef ik zelf verantwoordelijk. Aangezien mijn kleine Emma met ernstige tegenzin de schooldag tegemoet ging, was het erg belangrijk, dat ik meereed. Ze was immers nog zo klein. Maar wat ik ook met overreding probeerde, men van de thuiszorg, was niet te vermurwen.
Vrijwilligers waren er met een beetje goede wil wel te vinden, maar de samenwerking was niet altijd van lange duur. Niet omdat ze het niet leuk vonden, zoals mij werd verzekerd. Men kreeg een baan, versliep zich of vergat te komen en af te bellen. Gelukkig waren er enkele mensen mijn grote steun en toeverlaat. Een moeder, die al twee keer per week met mij op de tandem naar school fietste, trof mij soms in tranen in de deuropening aan en bracht ons dan alsnog weg.
Om al deze problemen te minimaliseren, liet ik Emma van meet af aan overblijven. Ik bleek dus vrij om mij tot zo'n onverwacht genoegen als een strandwandeling te laten overhalen. Hij, Floris had een aardige ietwat verlegen indruk gemaakt. En hoe duidelijk nieuwsgierig hij ook was, ik had hem toch gemakkelijk bereid gevonden zijn levensverhaal te vertellen. Doorgaans was er een bruggetje nodig. Eerst moest 'de blinde' een gewone meid worden. Het: hoe beleef je dit en hoe doe je dat, kwam voorop. Dan pas werd de grote handicap, een overzichtelijk ongemak; zo voelde ik dat blindzijn ten minste. Wat niet wilde zeggen dat ik er nooit last mee had. Om dat hele gedoe rondom de schoolregeling had ik al menig traantje gelaten, en ik moest nog zolang.

Het enthousiasme van de leerlingen had me goed gedaan. Ze wilden zoveel weten. Ze hadden zo'n grote belangstelling en wat nog leuker was, in een uur tijd werd ik in hun ogen een gewone vrouw. Een vrouw met een man en een kind, die er normaal uitzag en vlotte kleren droeg. Ik moest er wel even van zuchten. Vier lesuren achter elkaar was toch een hele ruk. Omdat het weer nog steeds warm was, vond ik het jammer dat ik mijn pauze en tussenuur in de lerarenkamer moest doorbrengen. Daarom haalde ik de biologielerares, wiens klas ik zojuist had verlaten over mij naar het plein te brengen. Opgelucht belandde ik dus op de trappen voor de school, met een bekertje koffie en mijn boterhammen op schoot. Gelukkig heb ik mijn jeans aan, dacht ik vluchtig, met die lichte broek van gisteren, had ik me straks misschien niet meer in de klas kunnen vertonen.
"Altijd schijn jij op ongewone plaatsen te zitten." klonk Floris vlakboven me, alsof hij zelf verbaasd was over zijn vrijmoedigheid.
Ik keek op en at als een haas mijn mond leeg. "Dan heb je gisteren op het terras toch een beetje zitten dromen, want daar zat ik echt op een stoel." kon ik niet laten plagend op te merken.
"En waar heb je me trouwens dan zo dikwijls zien zitten?" vroeg ik, omdat we elkaar nog maar een dag kenden.
"Op het popfestival zat je op de stoep, later zag ik je op een motor en gisteren, toen ik je mee zou nemen, zat je bij de conciërge op tafel."
Ik schoot in de lach.
Onwillekeurig moest ik aan de vensterbank van de lerarenkamer denken en dan nu hier op die trap. Ja het was waar. Ik kon hem geen ongelijk geven. Wel verbaasde me die stoep in Werchter, want daar was ik, en de motor. Dan had hij me inderdaad eerder gezien.
Ik stond op aangezien ik geen behoefte had nog langer omhoog te kijken.
"Er is hier verderop een bank, als je daar met mij je boterham wilt opeten?" stelde hij voor. Maar wat klonk hij nog verlegen.
"Graag," zei ik en stak mijn hand uit, heus niet afkerig van een normale zitplaats.
"Bovendien ben je me jouw verhaal toch een beetje schuldig." opperde hij zachtzinnig.
Ik knikte, na zijn ontboezemingen op het strand kon ik me dat wel voorstellen.
"En hoe is het met Bark, moet hij niet gelucht worden?"
"Oh, daar heb ik nog tijd genoeg voor. Mijn klas is op kamp en zodoende heb ik dadelijk twee tussenuren. Ik had me dat niet gerealiseerd, anders had ik geen brood bij me gehad.
"Dan was je vast al naar huis gegaan." voegde ik toe.
Ik voelde hem bevestigend knikken.
"Na mijn lange pauze hoef ik nog maar één les."
"Dan kunnen we fijn nog even in het park hier vlakbij de benen strekken, als je zin hebt." Stelde hij voor. "Bovendien voel ik me meer op mijn gemak, om eerlijk te zijn, als niet de halve school het uitzicht heeft op meneer van Well, die zich uitgebreid onderhoudt met die blinde mevrouw."
Dat kon ik me goed voorstellen, ook ik was scholier geweest.
Dus mikte hij onze bekertjes in de prullenbak en zochten we het park op.

"Misschien ben ik wel erg onwetend", begon hij, toen we de school een eindje achter ons hadden gelaten. "Maar hoe ben je eigenlijk opgeleid?"
"Je bent niet onwetender dan de meesten, waarom denk je dat ik hier anders op school kom? Maar van af mijn zesde jaar, heb ik op een internaat gezeten. Daar zaten we met zo'n twee-drie leerlingen in de klas en met drie klasjes in een lokaal. Het ging er toen nog behoorlijk ouderwets aan toe. Grote woonruimtes, grote slaapzalen, veel kinderen, weinig leiding. Later werd dat anders. Toen ben ik ook een paar jaar naar de gewone middelbare school gegaan. Na zo'n lange internaatsperiode was ik maar wat blij met de vrijheid. Mijn maatschappelijkwerkopleiding was in een andere stad, dus kon ik op kamers gaan wonen. Het studenten leven floreerde er en dat bange internaatskind kwam helemaal uit de verf." besloot ik lachend.
Natuurlijk moest ik hem toen uitleggen hoe je alleen leerde wonen. Over de lessen in koken en huishoudelijk werk. Het zelf reizen en op straat lopen. Over het samen eten in studentenhuizen of in de mensa, erheen bij mijn jaargenoten achterop de fiets.
"Toen nam ik nog geen taxi's en ging ik er nog van uit dat je zo mogelijk meer dan alles zelf moest kunnen."
"Ben je dan ongeschonden uit zo'n internaatsverleden gekomen?"
Een beetje ernstiger vertelde ik dat dat aanvankelijk erg meeviel. Gaande weg had ik wel gemerkt dat we heel zelfstandig doch niet zo zelfbewust waren grootgebracht. Om ons voor teleurstellingen te behoeden werd ons voorgehouden dat we waarschijnlijk geen man zouden krijgen. Was dat wel zo, dan viel het in elk geval mee.
"Diep van binnen blijf ik altijd een beetje verrast door mannelijke aandacht. Bovendien vind ik het steeds weer moeilijk om afscheid te nemen. Dat heeft vast te maken met de ontelbare opvoeders, die natuurlijk weer weggingen. Een huwelijk of een andere baan, je kent dat wel."
"En hadden ze gelijk, of kreeg je toch een man?" vroeg hij voorzichtig.
Ik keek even vlug opzij. "Jazeker wel, maar het afscheid nemen zal ik duchtig moeten blijven oefenen."
Dus vertelde ik over Damians baan en zijn onvermijdelijke komen en gaan.
"Je zelfstandigheid wordt zo wel op de proef gesteld.
"Ik ben gelukkig niet alleen op deze wereld. Ik heb fantastische vriendinnen en ook van Damians ouders krijg ik enorme steun. In de vakanties mag Emma altijd bij ze logeren. Dan gaan ze naar de leukste atracties en haar oma leest haar eindeloos voor. Bovendien bestaat er tegenwoordig e-mail. Daardoor kan ik vrijwel onmiddellijk met Damian contact maken, als hij of ik daar behoefte aan hebben.
"En van de zomer, gaan jullie dan wel samen op vakantie?'
Ik moest er even van zuchten. Hoemeer ik vertelde, des te groter was de hoeveelheid vragen. Het kwam mij voor dat ik al onevenredig lang aan het woord was.
"We hebben een klein campertje, en Emma slaapt in een tentje, heel dichtbij. Tot nu toe hebben we elke zomer nog weggekund, sinds Emma leerplichtig is. Daarvoor kwam het net wat minder nauw. Maar …"
En ik keek smekend naar hem om:
"Zullen we ook nog over gewone dingen praten? Als het om het evenwicht gaat, ben je me al bijna twee extra verhalen schuldig."
Dan riep ik geschrokken: "Oh jee, Floris, het is bijna tijd voor mijn laatste les vandaag!"
"Als je deze week nog een uur hebt, waarin ik vrij ben, zou ik graag bij je in de klas komen. Wat denk je zou dat mogen?"
Ik lachte bemoedigend naar hem. "Als we van nu af aan dan hoofdzakelijk over gewone Evelien en Floris praten, dan ga ik akkoord."
Hij klonk een beetje spijtig en berouwvol.
"Het intrigeert me gewoon hoe je alles beleeft en doet, maar ik kan me jouw gevoelens ook best indenken."
"Toen ik de vorige week met Emma naar 'het binnenwater' ging, je weet wel, dat openlucht bad, toen voelde ik me zo'n heerlijk gewone moeder. Met boterhammen en limonade in mijn tas en geld voor een ijsje. Ik weet heus wel, dat 'het halve zwembad' meekijkt of het allemaal goed gaat. Maar ik ben daar met mijn dochter in het water en we hebben plezier."
Even drukte Floris mijn hand, ten teken dat hij met me meevoelde. Dit zei me meer dan woorden. En in goede verstandhouding liepen we naar de school terug.

Drie


Ondanks de voorsprong die ik door mijn gesprekken met Evelien had, was ik nog erg blij met een extra lesuur bij haar in de klas. De leerlingen stelden andere vragen dan ik, en ik zag haar met een stok rondlopen en braille lezen. Toen haar bezoek aan het popfestival per toeval ter sprake kwam, omdat de kinderen wilden weten of zij van muziek hield, bevestigde ik dat ik haar daar had zien lopen. Het was dé gelegenheid haar te vragen, hoe ze het uithield temidden van zoveel lawaai. ze kon wel wat hebben, gaf ze toe. Maar ze bleven bovendien gewoon wat verder van het podium, in haar geval helemaal geen bezwaar.
Ze moest een beetje lachen, omdat deze vragen aan ëën van de steriotypen raakte: Als je blind bent, ben je veel muzikaler en bespeel je ook zelf een instrument. Hierin moest ze van het verwachtingspatroon afwijken, omdat ze alleen maar een klein beetje fluit kon spelen. Vooral van de minder doorsnee moderne muziek, kon ze echter zeer genieten.
En zoals ik al vreesde waren er ook enkele vluggerikken in de klas, die riepen dat: meneer van Well ook meespeelde in een band.
Na de les, met mijn collega en Evelien overgebleven in het lokaal, kwam ze enthousiast terug op die opmerking van de leerlingen.
Ik mompelde wat onzeker dat het allemaal niet zo veel voorstelde, en dat het bovendien alleen wat ouderwetse instrumenten betrof.
"Dus je nodigt me niet uit voor je eerstkomende optreden?' kwam ze quasi verontwaardigd.
Mijn collega steunde haar vergenoegd. Hij was ook een fan van 'De gevoelige snaar' Zoals we onze muziekgroep een beetje cynisch hadden genoemd.
"Toevallig hebben we volgende week vrijdag, op midzomeravond een concert. Het is op een camping, hier niet ver vandaan en er wordt een groot vuur gestookt. de mensen nemen oude dekens mee, evenals eten en drinken. Als je iets kan organiseren, ik kan dan niet met je samen gaan, zou je daar dan zin in hebben?"
Ze knikte blij. Ze had, vertelde ze, al vaker over deze bijeenkomst horen vertellen. Het was er echter nooit eerder van gekomen, er eens daadwerkelijk heen te gaan. Met haar 'leitje' zoals ze het plaatje met hokjes noemde waar ze braille in kon schrijven, noteerde ze het adres en telefoonnummer.
"Als ik straks thuiskom, ga ik meteen kijken of het me lukt."
Dan opeens een beetje onzeker:
"Je moet je niet verplicht voelen me te vragen hè, het was een half grapje."
Ik grijnsde en hielp haar haar spullen bij elkaar te rapen en in te pakken.
"Het is altijd een beetje spannend als er mensen komen die ik ken," gaf ik ten antwoord, "maar ik heb je echt van harte uitgenodigd."

Na ons optreden, die avond, we waren gelukkig niet de enigen op het programma, zocht ik Evelien tussen de groepjes mensen. Ik vond haar met haar vriendin Lilian en haar dochter op een oude slaapzak, niet ver van het vuur. Ze stelde mij aan haar gezelschap voor. Haar dochter was een mooi kind, viel me op. Ze was even licht als haar moeder, alleen haar ogen waren bruin. Ze was een open meisje, duidelijk gewend ook met anderen dan alleen haar ouders om te gaan. Pas toen Evelien me een stuk zelfgebakken groententaart aanbood, merkte ik hoe groot mijn honger was.
En terwijl ik at en Lilian mij een kop koffie inschonk, praatten we over de uitvoering. daarna liet ik Evelien mijn draailier voelen. Emma ging voorzichtig naast me zitten en schrok een beetje van de hoeveelheid lawaai, dat het instrument kon voortbrengen.
"Hoe zit dat met die gevoelige snaren? Of worden die door iemand anders aangeraakt." Bracht Evelien te berde en één moment haalde mij die opmerking licht uit mijn evenwicht. Kennelijk voelde ze dit echter aan en stelde me met haar hand even op mijn arm gerust.
"Maak je geen zorgen, Floris, Damian en ik hebben het goed. Als er gevoelige snaren aangeraakt worden, is hij de eerste die het weet. Maar bovendien zijn we allebei blij met de vriendschap, als die de ander ten deel valt. Hij zou niet willen dat ik hier een beetje eenzaam zat te zijn, en ook ik voel dat zo, ten opzichte van hem."
"Dan moet je wel vertrouwen hebben, weten dat de ander altijd eerlijk is."
Ze beaamde dat, maar legde me tevens uit dat zij in elk geval een slechte leugenaar was, dus.
Toen moest ze even het toiletgebouw opzoeken en ik zag haar hand in hand met haar vriendin tussen de groepjes mensen verdwijnen. Emma bleef wel bij mij, verklaarde ze. Want ze was al een beetje moe en zo dadelijk moest er nog om het vuur gedanst gaan worden.
"Jouw mama keek zo mooi met haar handen naar mijn draailier", zei ik, zelf echt geroerd door het gebaar.
"Ze is de liefste mama van de hele wereld", antwoordde het kind, tevreden tegen mij aan, met haar duim in haar mond.
En toen Lilian en Evelien terugkwamen, en we ons klaarmaakten voor het hand in hand lopen om het vuur, bedacht ik dat als je aan al het bijzondere gewend was geraakt, ze eigenlijk was als anderen. een gewone moeder, een gewone vriendin, een gewone vrouw, die nou eenmaal niet met haar ogen kon kijken. In de kring, tussen Evelien en Emma, was ik met deze beginnende vriendschap bijzonder tevreden.


15 mei, 2003

***
terug naar de inhoudsopgave
terug naar de beginpagina van Pointe
terug naar de beginpagina van de website