een verhaal van Menno L. Hoeksema
Het volgende is een bewerkt gedeelte van Menno's (nog niet gepubliceerd) boek 'Tom Berkhout Terug naar Machteld, 1998-2011'.
In komende nummers van Pointe volgen nog enige gedeelten.
'Verwondering' zeg ik om die dag met één woord te typeren.
Verwondering dat het er opnieuw is en zo heftig. Dat het zo gemakkelijk kan terugkomen. Verwondering over wat destijds is gebeurd. Over mijzelf. Toen. Later. Over de actualiteit daarvan, nog steeds.
En daarom verwondering over die dag, zaterdag 21 mei 2005.
Zelf ben ik inmiddels vijfenvijftig. Over het algemeen goed gezond en behoorlijk fit. En dat zonder noemenswaardig gebruik van voedingssupplementen en dergelijke. Wel met enig alcoholgebruik, hoewel ik mezelf zeker niet als probleemdrinker beschouw. Dat zegt natuurlijk weinig, want de grootste alcoholisten doen dat niet. Maar nee, ik houd van een goed glas wijn en een goeie borrel, weet het te beperken en kan er ook goed zonder. Deze toestand is al gedurende vele jaren zo. Was toen ook al zo. Zij was trouwens evenmin vies van een goed glas wijn en hoewel zelden, rookte ze zo nu en dan een sigaretje. Ja, dat was de tijd toen ik zelf nog sigaartjes rookte en bepaald niet zelden. Dat heb ik tot een jaar of vijf geleden nog gedaan. Maar sindsdien ben ik ermee gestopt, al moet ik eerlijk zeggen zo nu en dan best nog wel trek te hebben.
Management consultant en interimmanager antwoord ik, indien gevraagd wat ik doe.
Aan haar heb ik te danken dat ik financieel onafhankelijk ben en op mijn vijftigste heb kunnen stoppen met de praktijk. Dat wil niet zeggen dat ik ben opgehouden professional te zijn. Daar ben ik niet mee opgehouden, daar kan je niet mee ophouden. Het is een way of life. Als je dat hebt dan houd je het. Tot je dood. En misschien zelfs nog wel daarna.
Het lukt me best mijn dagen zinvol en aangenaam door te komen. Ik vervul een tweetal commissariaten, één in een middelgrote onderneming en één in een kleine die kort geleden is gestart. Een bedrijf echt in de pioniersfase. Daarnaast zit ik in een schoolbestuur. Verder lees ik veel, studeer behoorlijk en publiceer zo nu en dan iets op mijn vakgebied. En natuurlijk is er tijd voor culturele activiteiten en ontspanning. Nog steeds houd ik er een behoorlijk relatienetwerk op na. Zakelijke, professionele en andere goede relaties en kennissen en gelukkig ook enige echte vrienden. Nee, al met al heb ik zeker niet te klagen en dat doe ik dan ook niet.
Maar, als zij er nog zou zijn?
Nou ja, dan zou ze die dag vijftig zijn geworden. Kan je je dat voorstellen? Zij, vijftig? Een al niet meer zo heel jonge vrouw, misschien al in het begin van haar overgangsjaren. Vrouwen op die leeftijd kunnen lastig zijn. Vrouwen op alle leeftijden kunnen lastig zijn en zij zeker.
Hoe zou ze er uit hebben gezien? Ongetwijfeld nog steeds heel goed. Ze was sowieso een heel mooie vrouw en beschikte ruimschoots over de middelen om haar uiterlijk schoon te onderhouden. Dat zou ze natuurlijk hebben gedaan, want ijdel was ze ook wel. Maar een feit was dat ze geen bijzondere inspanning of speciale middelen nodig had om mooi te zijn. Dat zou vast wel zo zijn gebleven. Misschien zou ze haar licht goudblonde haar wat korter dragen. Misschien zou hier en daar een grijs sprietje verschijnen, wat ze ongetwijfeld met een beetje bijkleuren zou wegwerken. En ook haar intelligente regelmatige gezicht zou ze wel aardig vrij van beginnende rimpeltjes weten te houden. En hoewel ze waarschijnlijk behalve dagelijkse fitness en zo nu en dan een partijtje tennis niet veel meer aan actieve sport deed, zou haar figuur nog goed zijn en haar motoriek soepel. En nog steeds zou ze zich zeer smaakvol kleden. Met een zekere voorkeur voor lichte en heldere kleuren, maar ook donker zou haar heel goed staan en haar verschijning de nodige distinctie verlenen.
En hoe zou ik zelf dan zijn? Dan woonde ik in ieder geval niet hier in Leiden, maar samen met haar op Beukenstein. Of in Zwitserland, nadat ze haar vader definitief was opgevolgd als President van Meissner International. Ik zou een soort prins gemaal zijn, zoals Prins Hendrik, Prins Bernhard en Prins Claus, met ten dele dezelfde invullingsvraagstukken van mijn leven. Was ik dan evengoed mijn zelfstandige consultancypraktijk begonnen? Had nog wel gekund ook, maar ook zonder dat zou ik genoeg omhanden hebben. Ik zou haar regelmatig vergezellen bij representatieve gelegenheden tot op de hoogste nationale en internationale niveaus en op zakenreizen over de hele wereld. Tijdig herkennen van belangrijke personen en vermijden van obstakels zou daarbij voor mij geen probleem zijn. Daarvoor kon zij alert en onopvallend zorgen. Mijn rol zou wel wat meer zijn dan echtgenoot van. Mogelijkheden voor inhoudelijke en zakelijke betrokkenheid bij Meissner International zaten er zeker wel in. En anders had ik altijd nog haar plaatsvervanger kunnen zijn in de leiding van de Beukenstein-instellingen. Een interessant leven zou het zijn, een goed leven. Zou ons huwelijk goed zijn gebleven? Ja dat geloof ik wel, al kan je je natuurlijk afvragen of het onder andere omstandigheden tot een huwelijk was gekomen, maar dat terzijde. Er hadden kinderen kunnen zijn. Ja één kind zou dan zijn geboren, het kind waarvan ze al in verwachting was. Onze dochter, zoals ze zeker wist. Die miskraam had ze dan waarschijnlijk niet gekregen. Zorgtaken en het vaderschap zouden dus ook het nodige van mijn aandacht en energie vergen.
Veertien zou Hannah nu dan zijn. Hoe zou ze er uitzien? Sprekend haar moeder, ongetwijfeld.
Maar dat zij, Machteld, er nu niet meer zou zijn was menselijk gesproken al zeker op het ogenblik dat ik haar leerde kennen. In haar toestand lag tenslotte de urgente aanleiding tot het zoeken van externe ondersteuning. Dat wist ik toen niet en het duurde lang, veel te lang voordat ik het ontdekte. Nee, totdat ik het te weten kwam doordat ze me zelf vertelde dat ze hier niet lang meer zou zijn. En zelfs toen heb ik eerst nog gevraagd of ze iets anders ging doen. Ja, ze ging iets anders doen, iets heel anders.
Dat is nu vijftien jaar geleden, kort na haar vijfendertigste verjaardag die ik meevierde, de enige.
Ze had de gewoonte ter gelegenheid van haar verjaardag naast haar familie en vrienden een aantal zakelijke, culturele en intellectuele relaties uit te nodigen voor een weekend op Beukenstein. Dan was er een programma met inhoudelijke onderdelen, zoals door gasten verzorgde lezingen over belangrijke ontwikkelingen op hun vakgebied. Verder goed eten en drinken, stijlvol feest vieren en gezellig samen zijn. Een traditie gevestigd door haar voorgangster op het landgoed Beukenstein, oudtante Agaath Rosenthal, door haar nog wat verder uitgebouwd. Misschien was dit de voortijd of het begin van de maatschappelijke beweging en internationale gemeenschap Inzet&Toekomst.
Begin mei ontving ik de uitnodiging om gedurende dit weekend, van vrijdag 18 tot en met zondag 20 mei haar persoonlijke gast te zijn en bij haar thuis te logeren.
Wij spraken elkaar toen al met onze voornamen aan. Wij waren toen al meer voor elkaar dan zakelijke relatie van cliënte en consultant, al wisten wij geen van beiden wat. En al hadden wij geen van beiden enig idee hoe zich dit verder moest ontwikkelen.
Maar het weekend was fantastisch in alle opzichten. Er waren ongeveer honderd gasten uit binnen- en buitenland. Ik leerde veel interessante mensen kennen, waaronder haar vader Abraham Meissner, haar toen nog in New York wonende nicht Annabel Meissner en haar achternichtje Emily Meissner uit Lausanne, Zwitserland. Wat leken die drie jonge vrouwen uiterlijk sprekend op elkaar! In andere opzichten trouwens ook.
Met haar vader, mijn schoonvader, heb ik nu al een hele tijd geen contact meer.
Emily Meissner is nu de leidsvrouw van de Beukenstein-instellingen, nadat haar man Pierre Aubert op 11 september 2001 in het WTC in New York omkwam. Uit de ontvangen berichten weet ik ook dat Annabel Meissner al langer weer in New York verbleef en dat moet worden aangenomen dat ook zij op die dag en plaats het leven verloor. Maar dit is niet met zekerheid vastgesteld, zoals bij zovelen.
Tijdens dat weekend was er een interessant minisymposium op zaterdagmiddag, waaraan Machteld zelf een mooie bijdrage leverde. En een uitstekend diner met aansluitend fantastisch feest op zaterdagavond. Wel vroeg ik me af waarom ze dit allemaal deed. Maar ik had geen gelegenheid een vraag in deze richting te stellen. Noch aan haarzelf, noch aan de enige die het verder kon weten, haar huishoudster en gezelschapsdame Sarah Goldberg. Van wie ik trouwens ook al in geen jaren meer iets heb gehoord.
In de nacht na het feest, de nacht van zaterdag op zondag had ik een moment van helder inzicht zoals ik toen meende. Het kon wel een afscheidsfeest zijn. Misschien ging ze Beukenstein binnenkort verlaten. Het silhouet van de maatschapsvoorzitter van het adviesbureau waar ik toen senior consultant was werkte hierbij zeker stimulerend. In het duister van de nacht rees het voor mij op en hoorde ik hem opnieuw op waarschuwende toon spreken. Het zesde zintuig van de ervaren professional kende hij zelf immers ook.
"Kijk toch uit Tom! Wees voorzichtig man. Professioneel en zakelijk zul je haar heus niet teleurstellen, daar heb ik alle vertrouwen in. Maar persoonlijk? Met vrouwen moet je altijd heel voorzichtig zijn, zeker met een vrouw zoals zij. Ze kan eenzaam zijn. Of misschien is er iets anders, iets waarvan jij nog niet weet."
Ik moet hier wel bij aantekenen dat ik redelijk wat op had van de voortreffelijke rode wijn die was geschonken. Maar toch, een zekere luciditeit kan aan dit ogenblik ook achteraf niet worden ontzegd. En ook al vonden de collega’s en ikzelf onze best wel gewaardeerde voorzitter met zijn opvattingen over vrouwen nog zo’n ouwe conservatief, in dit geval zou hij gelijk krijgen. Het was een afscheidsfeest, zeker. Minder dan een maand later kende ik de feiten. Ze had nog drie tot zes maanden. Tumor in haar hoofd. Niets aan te doen.
Maandag 21 mei was haar echte verjaardag. Aan het ontbijt gaf ik haar mijn cadeautje. Een afdruk van een oude Leidse prent, met een gezicht op het Rapenburg en een zangbundel zoals deze toen in onze kerkelijke gemeente werd gebruikt. Ze was er heel blij mee.
Haar verjaardag werd gevierd in internaat en school. In de pauze had iedereen gelegenheid haar in de grote hal van het hoofdgebouw te komen feliciteren, koffie te drinken en koek te eten. Het leek een beetje op een ouderwets defilé op Koninginnedag.
Het grote feest werd 's avonds gevierd, eveneens in de hal, met muziek, zang en dans. Ze moest het stuk op de vleugel spelen dat ze traditiegetrouw altijd op haar verjaardag deed, de Fantasie Impromptu in cis, opus 66 van Fréderic Chopin. Ze deed het met overgave. Voor de laatste keer?
De hele tijd had ik die gedachte er onder weten te houden. Maar toen, tijdens haar pianospel brak hij opeens met geweld door. Bij de slotakkoorden sprongen mij de tranen in de ogen. Ik deed erg mijn best te voorkomen dat iemand het zou merken.
De ochtend van die dag nu, na het ontbijt deed ik het opnieuw. Symbolisch dan. Ik ging naar de studeerkamer en draaide haar grote foto achteraan op mijn bureau wat meer naar het midden. Hij verbleekt behoorlijk, maar je kan haar nog steeds goed zien staan. In haar witte zomerjurk, in de bloei van haar leven, in haar volle schoonheid tussen de bloemen in haar tuin, met bomen, gazon, terras en haar huis op de achtergrond. Machteld 1986, luidt het onderschrift.
"Machteld," zei ik hardop, "van harte gefeliciteerd met je vijftigste geboortedag. Zoals je ziet ben ik je nog niet vergeten. En velen niet, naar wij mogen aannemen."
Met deze woorden legde ik de twee delen van haar cadeautje van toen aan beide zijden naast de foto. De afdruk van het Rapenburg links en de zangbundel rechts.
Ja het is hier. Het is in haar nalatenschap achtergebleven en ik heb mij er over ontfermd. Als een bijzonder aandenken.
Hoe idioot is het een cadeautje te overhandigen aan iemand die er niet meer is?
Niet veel idioter dan aan iemand die er binnenkort niet meer zal zijn, ook al wist ik dat op die bewuste dag nog niet. En over een huwelijk onder dergelijke omstandigheden moeten we het helemaal maar niet hebben.
Die dag herlas ik de passages in haar dagboek over haar vijfendertigste verjaardag. Ze schreef natuurlijk over het weekend. Over de gasten die er waren en hoe fijn ze dat vond. Ook over mijn aanwezigheid. Waarom ze mij had gevraagd. Dat was, schreef ze, vooral om iemand te hebben die een beetje als trouble shooter kon fungeren. Die onopvallend en informeel een oogje in het zeil kon houden, zodat ze dat zelf niet hoefde te doen. Sarah Goldberg kon ze dat niet vragen, vond ze, omdat die het al zo druk had. Ik vroeg me nu bij het lezen wel af of dat wat Sarah betrof de ware reden was, maar ze zei er verder niets over. Wat mijn persoon betrof was wat ze aanvankelijk zei niet de ware, of in ieder geval niet de enige reden, schreef ze wat verderop, maar vooral een alibi. Ze vond het gewoon heel fijn om me bij zich te hebben. Ze zei het niet met zo veel woorden, maar het was zeker omdat ze verliefd was.
Maar in deze dagboekpassage maakte ze ook melding van haar toestand. Dat zo’n evenement eigenlijk te zwaar voor haar was geworden. Dat ze het gewoon niet meer kon. Dat het ook daarom zo fijn was dat er iemand was die de spanning een beetje voor haar opving.
Ja, ze was zich zeer wel bewust van de situatie. Dit was haar laatste verjaardag. Ze zou niet ouder worden dan vijfendertig en er naar menselijke verwachting op 21 mei 1991 niet meer zijn. Dit inzicht was niet nieuw voor haar. Ze was er al langer mee bezig. Ze refereerde aan de passage die ze vijf jaar eerder, op de avond voorafgaand aan haar dertigste verjaardag in haar dagboek schreef en zei dat ze deze nog eens had herlezen.
Dat deed ik nu zelf ook. En enige andere passages uit die zelfde tijd.
Toen, op 20 mei 1985 schreef ze dat ze de volgende dag dertig ging worden maar dacht de leeftijd van veertig niet te zullen bereiken. Het had te maken met haar geloof en geloofservaringen. Met haar bijzondere genezing op haar zeventiende. Van dezelfde ziekte als die waaraan ze als meisje van nog geen zes haar moeder verloor, maar waarvan zijzelf, door artsen en familie al opgegeven, door een wonder genas. Ze had hierin een parallel gezien met het leven van haar moeder, die op dezelfde leeftijd als een van de zeer weinigen terugkeerde uit het vernietigingskamp.
Maar nu begonnen haar extra levensjaren ten einde te lopen.
En zo zag ze vijf jaar later mijn verschijning en aanwezigheid ook. In dit kader. Als vervulling van een profetie betreffende het einde van haar aardse leven.
Ja, zo staat het mij weer helder voor de geest. Zo was de toestand op haar vijfendertigste verjaardag.
Een half jaar eerder was het wat mij betreft begonnen. Is het wel ooit geëindigd?
Wie heeft haar voor het laatst gezien?
Wanneer heb ik haar zelf voor het laatst gezien?
En waar?
In de middag van dinsdag 14 november 1989 vond in Hoog Brabant te Utrecht een seminar plaats over het onderwerp: Strategie en bedrijfsvoering van onderwijsinstellingen. De ongeveer 250 deelnemers waren merendeels instellingsbestuurders en directieleden en hun naaste medewerkers, uit alle hoeken van het veld en het land. De voorzitter was een landelijk bekende persoonlijkheid.
De eerste inleider was een hoge ambtenaar van het toenmalige Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. Hij zou spreken over trends in verzelfstandiging en privatisering en de consequenties daarvan voor het onderwijs. De tweede spreker was adviseur op het gebied van Marketingstrategie en Commercie en partner bij een grote Financieel zakelijke dienstverlener. Hij ging spreken over management van externe relaties en markten. Achter de derde inleiding stond zijn naam: drs. Th. Berkhout. Zijn onderwerp was: de relatie tussen strategie/bedrijfsbeleid, budgettering en passende accounting informatiesystemen.
Om precies twee uur opende de voorzitter de bijeenkomst. De eerste spreker hield een op zichzelf wel interessant, maar weinig boeiend gepresenteerd verhaal. De presentatie van de tweede spreker was qua visuele vormgeving bepaald flitsend. Inhoudelijk bevatte deze echter weinig nieuws en zeker weinig concrete aanknopingspunten. In zijn eigen inleiding gaf Tom de hoofdlijnen aan van strategische beleidsvorming en ging daarna in op enige specifieke kenmerken van de omgeving waarin onderwijsinstellingen opereren en van deze instellingen zelf. Het essentiële verschil tussen non-profit, not-for-profit en for-profit ondernemingen en de consequenties van dit verschil voor de bedrijfsvoering. Vervolgens de hoofdlijnen van een Integraal Accounting Informatiesysteem. Daarna de relatie van het budget met het strategisch beleidsplan aan de ene kant en het accounting informatiesysteem aan de andere. Dan de voorwaarden voor taakstellend budgetteren en de mogelijkheden en beperkingen daarvan. Tenslotte in hoofdlijnen het proces waarlangs een organisatie tot praktische toepassing van dit instrumentarium kan komen.
Voordrachten en presentaties verzorgde hij regelmatig, dat hoorde bij het werk. In ondernemingen, instellingen en overheidsorganisaties. Op zo’n beetje elk denkbaar niveau, tot topmanagement van grote bedrijven aan toe. Hij had een eigen professionele routine ontwikkeld in gebruik van sheets ter visuele ondersteuning. Zo voelde hij zich hierbij op zijn gemak, ondanks zijn beperkte gezichtsvermogen.
Technisch gesproken had hij wel eens een beter verhaal gehouden vond hij, maar zijn optreden hier was zeker niet onaardig. Hij had ook de indruk dat het publiek al de tijd geboeid bleef.
De voorzitter kondigde aan dat de pauze een half uur zou duren, ondanks de tijdsoverschrijding van een kwartier, vooral door de eerste inleider veroorzaakt. De deelnemers verlieten de zaal.
Hij ruimde eerst zijn spullen op en wisselde een paar woorden met de voorzitter en de andere inleiders. Daardoor duurde het ongeveer tien minuten voordat hij zich ook naar de hal begaf voor een kop koffie.
Het gezelschap had zich ongelijkmatig over de ruimte verspreid. Een vrij grote, druk pratende en moeilijk doordringbare massa bevond zich in het midden, op de route naar het buffet. Daar omheen en verspreid over de rest van de ruimte groepjes van uiteenlopende grootte. Er liepen mensen heen en weer. Hier en daar stond iemand alleen.
Hij lette niet al te zeer op zijn omgeving, maar concentreerde zich op de vraag hoe hij dit varken ging wassen. In situaties als deze was hij nu eenmaal niet op zijn best. Hij merkte haar pas op toen ze hem aansprak.
"Goedemiddag meneer Berkhout. Dat was een goed verhaal."
De jonge vrouw die hij nu voor zich zag staan was iets kleiner dan hijzelf. Lichte japon met bijpassend gesloten vest. Slank, niet mager. Halflang, licht golvend blond haar. Welluidend, haast muzikaal stemgeluid. Licht Zuid-Nederlandse tongval.
"Dank u" zei hij. "Ik ben blij dat u er iets aan hebt gehad."
Ze ging verder: "Mag ik me aan u voorstellen? Mevrouw Meissner."
"Berkhout. Aangenaam."
Haar handdruk was stevig en koel. Ze zei:
"U was zeker op weg naar de koffie? Het is erg vol. Zal ik koffie voor u halen? Of wilt u liever thee?"
Verrast zei hij: "Ach, ik kom er wel doorheen hoor."
"Nee ik doe het wel even" zei ze.
"Nou, heel graag dan. En dan wil ik graag koffie."
Ze verdween en was verbazingwekkend snel terug met een kop koffie voor hem en ook een voor zichzelf. Ze stonden bij een tafel en begonnen een gesprek.
"U doet dit werk zeker al langer? Wat is uw achtergrond eigenlijk?"
"Van discipline ben ik econoom. Eigenlijk houd ik het meest van de algemene theoretische economie, maar mijn dagelijks brood verdien ik vooral met bedrijfseconomie. Daarnaast heb ik het nodige aan bedrijfskunde en organisatiekunde gedaan. Ik houd van de wisselwerking tussen theorie en praktijk."
Haar voorkomen maakte een aangename indruk op hem. Hij voelde zich enigszins opgewonden, maar toch ook op zijn gemak. Hij schatte haar leeftijd ergens tussen vijfentwintig en veertig. Dergelijke ruime marges moest je volgens hem bij zulke vrouwen wel aanhouden.
Hij vroeg naar haar eigen achtergrond en met welke verwachtingen ze naar het seminar was gekomen. Na even nadenken vertelde ze iets over zichzelf. Ze was directeur van een zelfstandige private onderwijsinstelling, Beukenstein International College in Berkel-Enschot, Noord-Brabant. De studenten studeerden voor verschillende diploma's en graden, meest Amerikaanse, Britse en Zwitserse. Ze was naar het seminar gekomen omdat het onderwerp haar bezighield. De instelling werd met enige dringende vraagstukken geconfronteerd. Ze pauzeerde een ogenblik, keek hem aan en zei:
"Meneer Berkhout, ik zou heel graag eens wat uitgebreider over dit onderwerp met u willen doorpraten. Zouden we daarvoor een gelegenheid kunnen vinden?"
"Ongetwijfeld" zei hij. "We kunnen nu direct wel een afspraak maken. Dan moet ik even mijn agenda ophalen."
"Doet u dat maar niet. Ik moet toch eerst mijn secretaresse raadplegen. Als ik daar tegen zondig wordt ze boos, terecht natuurlijk. Als u mij uw adres en telefoonnummer geeft laat ik direct morgen een afspraak maken."
Hij gaf haar zijn kaartje en kreeg dat van haar.
"Al mijn gegevens staan er op" zei ze.
Het signaal van het einde van de pauze klonk. Ze verzekerde hem nogmaals dat zij voor de afspraak zou zorgen, direct morgen. Ze gaven elkaar de hand en zeiden tot ziens. Ze verdween tussen de andere deelnemers. Zelf ging hij door de zaal naar voren en nam zijn plaats in tussen de voorzitter en een van de andere inleiders.
Tijdens de forumdiscussie kreeg hij een paar niet zo moeilijk te beantwoorden vragen. Er klonk wel enige instemming uit de zaal met wat hij in zijn inleiding te berde had gebracht. Tegenover de andere inleiders was de stemming kritischer, vooral tegenover die van O en W, maar dat was ook wel te verwachten. De samenvatting door de voorzitter aan het slot was verrassingsvrij. Hij deed pogingen compromissen te formuleren. Juist op die punten waar volgens Tom de discussie zou moeten worden gevoerd en scherpe conclusies op hun plaats zouden zijn.
Van haar aanwezigheid bemerkte hij niets meer. Ook na afloop zag hij haar niet.
De volgende dag had hij later in de ochtend een afspraak op kantoor. Toen hij omstreeks tien uur binnenkwam meldde Ellen van receptie en telefoon dat er voor hem was gebeld. Hem werd verzocht met spoed terug te bellen, in verband met een dringende afspraak. Hij zou ervan weten.
Direct belde hij het nummer op het briefje terug. Het was inderdaad Beukenstein International College. Hij vroeg naar de secretaresse van mevrouw Meissner en kreeg deze direct aan de lijn. Een efficiënt klinkende vriendelijke stem. Hij hoefde niet veel uit te leggen. Ze wist overal al van. Een afspraak was snel te regelen. Hij moest maar op een hele dag rekenen. Het was een tamelijk lange reis en mevrouw Meissner had veel te bespreken. Het werd dinsdag 28 november, vanaf half elf. Hij kon waarschijnlijk het beste de trein naar Tilburg nemen en vanaf daar een taxi. Ze wisten het niet helemaal zeker, want zelf hadden ze niet veel ervaring met het openbaar vervoer. Vanzelfsprekend werden alle kosten vergoed.
Hij wist niet wat ervan te denken. Was dit een veelbelovende prospect? Of zou het met één gesprek afgelopen zijn? Met vergoeding van kosten en eventueel een dag honorarium? Wie was deze mevrouw Meissner eigenlijk? Op de een of andere manier kwam haar naam hem niet helemaal onbekend voor. Op haar kaartje stond dr. M.S.E. Meissner, dus ze was gepromoveerd.
Beukenstein International College, wat zou dat voor een instelling zijn? Voorlopig sprak hij er nog maar niet over met de collega's.
Maandag 20 november was er unitoverleg. Natuurlijk werd hem gevraagd hoe het seminar was verlopen en of hij daar interessante contacten had opgedaan. In het kort vertelde hij zijn verhaal en noemde de naam van mevrouw Meissner. Hij zei ook dat hij een afspraak met haar had; een hele dag op 28 november.
De unitleider reageerde verbijsterd en een van de twee andere senioren ook.
"Meissner? Van Meissner International? Er is in Brabant inderdaad een instelling die daar iets mee te maken heeft. Bedoel je soms Machteld Meissner?"
Hij keek op het kaartje. "Mevrouw dr. M.S.E. Meissner" zei hij en voelde zich wat schaapachtig. De anderen schenen meer te weten dan hij, of deden alsof.
"Ja dat is ze waarschijnlijk. Dochter van de president en zijn toekomstige opvolgster" wist de ene collega senior. En de unitleider voegde daaraan toe:
"Meissner International, daar komt nooit iemand binnen als consultant. Die doen alles zelf en ze doen het heel goed. Wat denk je daar te gaan doen?"
Naar waarheid zei hij geen idee te hebben. Hij ging eerst maar eens praten. Hij vroeg waar zij hun kennis vandaan hadden.
"Herinner jij je de KNCM kwestie dan niet? Toen is ze uitgebreid in de publiciteit geweest."
Nu ging hem een licht op. Twee jaar geleden was de KNCM, een groot bedrijf in de constructie en machinebouw in surseance van betaling terecht gekomen. Faillissement dreigde, met duizenden gedwongen ontslagen in toch al zwakke economische sectoren en regio's. Uiteindelijk was het bedrijf overgenomen door Meissner International, of zelfs door mevrouw Meissner persoonlijk. Daar was nogal veel over te doen geweest, hoewel het snel weer stil werd toen de nood eenmaal was gelenigd. Daarom had haar naam natuurlijk iets van herkenning bij hem teweeg gebracht*.
Hiermee eindigde de discussie, maar niet definitief. Aan het einde van de middag werd hij bij de maatschapsvoorzitter geroepen. Deze vroeg ook nog eens naar de details van zijn afspraak met mevrouw Meissner en wees op het ongebruikelijke daarvan. Dat deden ze bij Meissner International nooit. Daarbij was het de vraag hoe hun accountant zou reageren. Dergelijke afspraken mochten niet zonder toestemming van de Raad van Bestuur. Bovendien zou een van de vennoten mee moeten gaan om op het juiste niveau zaken te kunnen doen.
Tegen dit laatste protesteerde hij scherp. Als hij goed genoeg was om op dit niveau contacten te leggen, dan was hij ook goed genoeg om op dit niveau zaken te doen. Vergezeld worden door een vennoot was voor hem onaanvaardbaar. Dan zegde hij nog liever de afspraak af. Bovendien ging het om een afspraak met hem persoonlijk, naar aanleiding van een verzorgde inleiding en niet om een afspraak met de groep. De groepsnaam deed hier op dit moment niet ter zake, dus waar bemoeide de Raad van Bestuur zich eigenlijk mee?
Na nog een tijdje ruziën verklaarde de voorzitter dat er waarschijnlijk toch niet veel bijzonders van zou komen en kreeg hij toestemming alleen te gaan.
Berkel-Enschot, hij was er nog nooit geweest. Maar nu moest hij daar zijn voor Beukenstein International College. Zijn bestemming lag buiten de bebouwing. Eigenlijk dichter bij Oisterwijk, aan de Oude Berkelseweg nummer 17.
Op dinsdag 28 november volgde hij de gegeven raad op. Hij nam de trein tot Tilburg en van daar een taxi. De chauffeur moest het adres op de kaart opzoeken. Ze reden de stad uit en een eind door het Brabantse land. Bossen en weiland wisselden elkaar af.
"We zijn er bijna," zei de chauffeur terwijl ze door een bos reden. Even verderop was de ingang aan de rechterkant. Landgoed Beukenstein, stond op een bord en daaronder Beukenstein International College.
De taxi reed door het openstaande hek. Even verder een op afstand geopende slagboom, daarachter een beukenlaan. Verder achteruit bos.
De laan was ongeveer een halve kilometer lang. Aan het einde een bruggetje met aan weerszijden een zuil en een openstaand smeedijzeren hek.
De taxi stak een smalle verharde dwarsweg over, reed de halve cirkel van de oprijlaan op en zette hem af voor het gebouw. Na te hebben afgerekend en terwijl de taxi in een wolk dieseldamp wegreed, stapte hij de twee treden van het bordes op en belde aan.
Vrijwel onmiddellijk werd de deur geopend door een jonge vrouw die hem uitnodigde binnen te komen. Na zijn jas te hebben aangenomen ging ze hem voor naar een hal, die tot aan de uiterste linker zijde van het gebouw was uitgebouwd.
Hij keek behoorlijk op van wat hij zag. Bij de onderwijsinstellingen die hij kende - en dat waren er aardig wat - kwam je niet zo binnen. In zo’n ruimte met deze ambiance. Mengsel van klassiek en modern, van oud en nieuw. Glimmend gewreven parketvloer. Een donkere vleugel met geopende klep. In de rechter zijwand een schouw met open haard die momenteel niet brandde. Aan het plafond halogeenspots in verschillende tinten. De lichte wanden gedecoreerd met kunstwerken in zwartwit en andere in heldere kleuren. Planten op tafels en op de vloer. Geuren van hout en wrijfwas. Van elders in het gebouw klonken wat gedempte geluiden, verder was het stil. De jonge vrouw bood hem een stoel aan die hij vriendelijk afsloeg. Hij vond het niet erg om even te staan. Hij had lang genoeg gezeten en zou vandaag nog wel meer moeten zitten.
Terwijl ze zich verwijderde kwam van de trap links iemand naar beneden, die op hem afkwam en hem opgewekt begroette. Het was mevrouw Meissner. Ze zag er bijna hetzelfde uit als twee weken geleden. Opnieuw viel het hem op hoe soepel ze zich bewoog. Waarschijnlijk had ze hem met de taxi zien arriveren.
"Dag meneer Berkhout. Fijn dat u er bent. Welkom."
"Dag mevrouw Meissner. Fijn hier te mogen zijn en u weer te ontmoeten." Hij meende het hartelijk.
Ze zei: "Dit is Beukenstein International College. Hier is ook het Kinderspeelcentrum en de praktijk voor hulpverlening aan kinderen met opvoedingsproblemen."
Toen was daar die merkwaardige ervaring. Het was maar een ogenblik, een paar seconden. Terwijl ze dat zei leek ze heel even jonger, een jaar of 18, gekleed volgens de betere mode voor meisjes en jonge vrouwen van begin jaren zeventig.
Veel later, toen hij de diepere betekenis van dit ogenblik kende, wist hij dat het een blik terug in de tijd was. Naar hoe ze was toen ze haar droom had waarmee het was begonnen.
Hij hoorde haar zeggen:
"We gaan naar mijn kamer. Daar krijgen we koffie."
Ze liet hem voorgaan de trap op. Ze vroeg of hij gelegenheid wenste zijn handen te wassen en dergelijke. Na de reis maakte hij van deze gelegenheid graag gebruik en ze wees hem de weg.
Vervolgens kwam hij haar stijlvol ingerichte, ruime en lichte werkkamer in de linker voorhoek van het gebouw binnen. In de buitenhoek het bureau, met een hoektafel met computer. Op het bureau twee telefoons. Een venster aan de voorkant van het gebouw dat uitkeek op de oprijlaan en de beukenlaan waarlangs hij was gekomen. Aan de zijkant van het gebouw een venster en daarnaast balkondeuren. Daarvoor een lage salontafel met vier gemakkelijke stoelen. Meer in de richting van de gang een ronde vergadertafel met vier houten stoelen er omheen, waar ze hem uitnodigde plaats te nemen. Tegen de verste wand een boekenkast met veel boeken. Planten, grote en kleine en op de salontafel een kleurig bouquet. Spots aan het plafond en schemerlampen met lichte kappen op een kastje, op een laag tafeltje en op de vloer.
Hij begon een beetje gevoel te krijgen voor de persoonlijkheid van de vrouw met wie hij kennis had gemaakt. Hij begon ook een zeker vermoeden te krijgen van haar welstand.
Ze nam de hoorn van een van de telefoons en zei dat haar gast was gekomen.
Even later werd er op de deur geklopt en kwam een jonge vrouw binnen. Ze bracht een blad met kopjes, koffie met toebehoren en een schaal koek. Ze vroeg aan mevrouw Meissner waar deze de lunch wilde gebruiken. In de kleine vergaderkamer, voor twee personen.
Nee, dit was geen gewone onderwijsinstelling.
***
terug naar de inhoudsopgave
terug naar de beginpagina van Pointe
terug naar de beginpagina van de website