Vier gedichten van Jaap van der Hoest

 

Als gevolg van

Van verder komt het niet.
Luisprekers roepen de reden,
klinkend over het perron,
ook in de trein: de spoorbrug.

Tips over bussen: lijndiensten
buiten ’t station. Wanhoop hoor ik,
hoog gesproken in een mobieltje.
Mensen schikken zich, geluidloos.

Een conducteur, aangeklampt,
toont onschuld, weet het niet.
Het kan nog even duren. Deze
moet eerst leeg, daarna terug.

Ik sta in twijfel. Zal ik wachten?
Een taxistandplaats ontbreekt.
Liften wordt ingewikkeld. Met wie?
Thuis staat geen ophaalauto klaar.

De trein vertrekt, leeg. Vraagtekens.
Een vrouw, jong, bekijkt mij, twijfelend.
Ze spreekt me niet aan. Zal ik maar?
Mijn voeten bewegen. En zij glimlacht.

Ik moet wat

Zullen we een kopje koffie?
Ze nam mij op. Ik wachtte even.
D’as goed. Binnen was warmte.
En welkom was ook wel de WC.

Een café, donker, chansonmuziek,
de vraag wat het mocht zijn, nadat
plots de stofzuiger op zwijgen ging.
Zwarte koffie toch maar, tweemaal.

Naar elkaar gebogen, hees de stem
van het achtergrondlied, schaars de
woorden die ze sprak, voorzichtig,
een naar opzij gerichte oogopslag.

Ineens: ook is de winter op komst.
Mijn vragende blik. En zij: op straat,
eruit gegooid. Mijn verwachting dus.
Weet je waarheen? Ik moet wat.

Gemis

Ongericht ging mijn blik,
achter het raam staande,
al denkend door de tuin.
Bamboe was er afwezig,
buigzaamheid als gemis,
dat ik aan den lijve voelde.

Woorden, mijn wereld

Tijd zocht ik,
ruimte in tijd om te lezen, te schrijven.
Ik stuitte op begrenzing, onmogelijk nagalmen.

Iets van mondholte, ik verlangde naar
waar taal aan vertering mag beginnen,
rijk literair speeksel kan inwerken, ofschoon
biologische realiteiten soms afbreuk doen.

Hoe woorden mijn wereld bouwden, omzetten.
Afstanden onverwachte waarheden schiepen,
visueel en verbaal beelden tot stand kwamen.
Ik voelen kon zonder een tastbare aanraking.

***
terug naar de inhoudsopgave
terug naar de beginpagina van Pointe
terug naar de beginpagina van de website