een verhaal van Jacob Batoeck
Nadat ik mijn voordeur had geopend en binnenstapte, zag ik een stukje papier
liggen. Ik hoefde het eigenlijk niet op te pakken om te zien wat het was. Ik
had ingeschat dat ik even naar het winkelcentrum had kunnen gaan en tijdig
weer thuis zou zijn voor de bezorger. Ik verwachtte een paket. Met een e-mail
had ik wel bericht gekregen over een tijd van bezorging, maar die strekte zich
uit over een paar uur. Ik had mijzelf overschat door te denken een tijdstip te
prikken waarop ik wel even zou kunnen winkelen en op tijd terug zou zijn. Ik
had dus verkeerd gegokt.
Het paket moest zodoende op een adres in de
straat zijn afgegeven. Dat was de gebruikelijke gang van zaken. Ik bekeek het
papiertje. Het was het huisnummer van Carola, mijn overbuurvrouw, geworden.
Eerst borg ik mijn boodschappen op. Er zatten producten tussen die de
koelkast of de vriezer in moesten om goed te blijven. Naar de inhoud van het
paket hoefde ik niet nieuwsgierig te zijn. Ik had het zelf besteld en ik kon
niet bedenken dat iemend mij iets zou laten bezorgen. Hoewel, dacht ik
achteraan, je weet maar nooit. IJdele hoop zag ik maar even niet als een vorm
van zelfbedrog.
Ik was klaar om naar Carola te gaan. Het was maar goed
dat ik even uitkeek bij het oversteken van de straat, want een aankomende
fietser had kennelijk meer belangstelling voor zijn telefoon dan voor de weg.
Ik wachtte tot hij al slingerend voorbij was.
Ik belde aan. Van achter de
voordeur klonk luid: “Jo-ho, kom er aa-haan!”.
Een paar tellen later deed
ze open. “Goedemorgen Johan, kom je op de koffie?”
“Ja, ik lust wel een
bakkie troost”, reageerde ik.
“Treed binnen, ik had me er zelf nog geen
tijd voor gegund. In je eentje is ’t ook niet zo gezellig”.
Ik liep de
woonkamer in en koos de bank als zitplaats. Het was hier niet vreemd voor mij.
We kwamen met enige regelmaat bij elkaar op visite.
Carola kwam met twee
kopjes. Mij gaf ze – mijn voorkeur kennend - zwarte koffie.
“Een
onverwachte komst. Er is toch niets aan de hand?”
“Nee hoor. Alles is prima
met mij. Maar dat ik naar je ben toegekomen heeft wel een aanleiding. Ik vond
een papiertje op mijn deurmat. Dat was van de paketbezorger”.
“Dat ik
daaraan niet meteen dacht toen ik je zag. Ja, er is een paket voor jou bij mij
afgegeven. Het is nogal groot en best wel zwaar. Mag ik weten wat erin zit? Of
ben ik te brutaal? “
“Voor jou heb ik geen geheimen. Jij voor mij toch ook
niet?”
Ze trok een ietwat ondeugend gezicht: “Nou, dat weet ik eigenlijk
niet”.
Ik stelde haar geduld niet op de proef. “Er zit een kerstboom in,
een kunstboom”.
“Maar Johan, je vierde toch nooit kerstmis! Meestal was je
zelfs weg, voor een logeerpartij of een korte vakantie”.
“Dat was ook zo.
Ik spreek je niet tegen. Een mens is echter een veranderlijk wezen. Lang
geleden zong de Amerikaanse protestzanger Bob Dylan het al ‘The times they are
a-changin’ en dan voegde hij een deuntje op zijn mondharmonica toe”.
“Is
dat niet erg uit de oude doos, Johan? Het gaat nu om jou en je andere manier
van kerst vieren. Wat ben je van plan?”
“Ik wilde eens minder saai doen in
de kersttijd. Ik dacht na en kwam op het idee in mijn huis versieringen aan te
brengen, te beginnen met een mooie kerstboom. Dan wordt het gezellig en
aantrekkelijk voor visite. Voor jou, en misschien ook anderen, wordt het het
dan vast leuker om iets te komen drinken bijvoorbeeld”.
“Maar lieve jongen,
we komen toch bij elkaar over de vloer om koffie of een drankje te drinken. We
kunnen niet zonder elkaar. Maar het is ook wel zo, dat we ons eigen huisje
willen houden”.
“Je hebt helemaal gelijk. Waar ik mee zit is die donkere
periode aan het einde van het jaar. Ik heb dat steeds op me af laten komen,
hoewel ik vroeger in die periode ook wel een paar dagen wegging. Ik wilde deze
keer iets veranderen door mijn huis op te vrolijken, een daad te stellen. De
rest zou dan van zelf wel komen, hoopte ik”.
“Ja, ik kan je wel volgen. Ik
heb eigenlijk nooit gedacht dat jij de kerstperiode somber beleefde. Ik ging
er meer vanuit dat je van rust hield en je eigen bezigheden had, zoals lezen,
films kijken en naar muziek luisteren. En we zagen elkaar ook wel. Het werd af
en toe zelfs meer dan zien. We dansten en dan kwam van het één het ander.
Zonder het uit te spreken hadden we dat allebei nodig. Voor mij is dat niet
veranderd. En ik heb niet gemerkt dat dat voor jou anders is geworden”.
“Nee Carola, voor mij is dat evenmin veranderd. We moeten ook doorgaan met
zoals het nu loopt. En misschien kunnen we in de komende, donkere dagen meer
bij elkaar zijn. Daarmee bedoel ik niet voortdurend samen zijn”.
“Daar voel
ik ook voor. Ik heb dezelfde behoefte. En nu ik jou erover hoor praten, op een
open en eerlijke manier, doet het mij iets. Ik krijg meer besef dat ik je
geluk kan geven op het moment dat je dat echt nodig hebt. Ik wil kerstmis met
jou doorbrengen. Hierbij moet ik je nog wel wat vertellen. Met mijn eenzame en
alleenwonende vriendin Anna, zij woont hier vlakbij, heb ik een tijdje geleden
afgesproken dat zij de eerste kerstdag bij zou zijn. Over hoe en wat hebben we
het nog niet gehad. Zou je daarbij willen zijn? Anna is overigens erg aardig
en houdt van een goed gesprek, het liefst bij een goed glas wijn”.
“Oh, dat
trekt mij zeker aan. Denk je dat Anna er ook voor voelt?”
“Eigenlijk
twijfel ik daar niet aan. Maar, natuurlijk, ik zal het haar vandaag of morgen
vragen”.
Carola stond op en keek mij aan: “Nog een koffie?”
Terwijl
ik ook ging staan, vroeg ze wat ik ging doen. Ik antwoordde:“Even thuis iets
lekkers halen. Dat heb ik vanmorgen meegenomen met de boodschappen. Ik ben zo
terug”.
“Oké, als ik er maar niet dik van wordt, Johan”.
“Nee, hoor. Als
je maar genoeg beweegt”.
“Dat komt in orde. Ga nu maar snel!”.
Ik
liep naar mijn huis en zag een buurman van iets verder die zijn Duitse herder
uitliet. We groetten elkaar. “Alles goed? “, vroeg hij. “Ja, prima hoor”,
reageerde ik, “En met jou?”, voegde ik eraan toe. “Ja, gaat wel”, zei hij,
“als we maar niet erg koud wordt”.
De speciale koffiebroodjes vond ik
meteen. Ik overwoog even een fles uit het wijnrek te pakken, maar vond dat
toch geen goed idee, te vroeg op de dag.
Ze had de koffie al op de
salontafel gezet. Ik legde het zakje met de broodjes ernaast. “Lekker”, zei
ze, “Ik haal even twee schoteltjes”.
Ik bracht mijn kerstboom ter sprake.
Ik had nog niet duidelijk voor ogen hoe ik de versiering zou moeten aanpakken.
Ik dacht eraan voor een bepaalde stijl te kiezen en er geen mengelmoesje van
te maken. “Carola, ik ben ervan overtuigd dat je mij een goed advies kunt
geven voor het versieren van mijn nieuwe kerstboom. Zou je dat willen doen? “
Ze at eerst haar mond leeg. “Ja, dat wil ik wel. En ik vind het ook gezellig
samen in winkels te kijken naar wat er allemaal te koop is. Ik wil zelf nog
een paar nieuwe spullen aanschaffen. Ik denk aan meer zilveren voorwerpen voor
schittering in mijn huis”.
De volgende dag, aan het begin van de
middag, liepen we in het rijkelijk van winkels voorziene centrum van de stad.
We besloten eerst kort te lunchen voordat we winkels in zouden gaan. Ons
gezamenlijk oog viel op een soort bistro. We kozen een tafeltje bij het raam
en bekeken de menukaart. “Johan, ik heb gisterenavond Anna gebeld en haar
gevraagd hoe ze het zou vinden om op eerste kerstdag met z’n drieën bij elkaar
te zijn in mijn huis. Zoals ik verwachtte, vindt ze het gezellig en ziet ze
ernaar uit. Anna woont een tijdje alleen, omdat haar dochter een paar maanden
in Amerika verblijft om daar een deel van haar studie te verrichten. Als dat
klaar is, komt ze weer terug. Anna vreest dat dat niet zal gebeuren. Zij heeft
een lieve en mooie dochter. Het zou zomaar kunnen gebeuren dat ze in dat verre
land een vriend ontmoet. En wat dan?”
Ik zei te kunnen begrijpen dat ze
daar bang voor is.
We hadden onze keuzes van de menukaart gemaakt:
Lekker brood, zij met gerookte zalm en ik met pittige kaas. We dronken er
witte Moezelwijn bij. Het smaakte ons uitstekend en bracht ons in een goede
stemming. En zo gingen wij op pad.
In een etalage vol kerstsfeer van
een kledingwinkel zag zij een haar aansprekende jurk, waarmee een pop in
vlotte stand was gekleed. Ze duwde mij subtiel in de richting van de deur. “Ik
wil even binnen kijken. Zo te zien verkopen ze hier fraaie jurkjes. Ik wil er
graag met kerstmis een beetje feestelijk uitzien voor mijn twee gasten”.
Ik ging mee naar binnen. Daar hing meer kerstkleding dan uit de etalage
viel op te maken. We richtten ons op de jurken. De belangstelling van haar
ging niet uit naar exemplaren met uitbundig geglitter. Maar een beetje
schittering moest er wel op zitten. Nadat ze een jurk uit het rek had genomen
en had bekeken, zei ze: ‘Nee, dit is voor jonge meiden”. Ik reageerde met
zachte stem: “Je kunt best iets hebben, hoor. Zo oud ben je ook niet”. Ze
lachtte: “Ik wil een beetje bescheiden zijn, niet te veel. Maar ik vind tevens
dat ik niets hoef te verbergen”. Ik bevestigde dat: “Zeker, dat is zo”. Ze gaf
mij een vette knipoog.
Met twee jurken die haar wel wat leken, ging ze een
paskamer in. Twee keer schoof zij het gordijntje opzij om te laten zien hoe
het stond. Van haar gezicht kon ik lezen dat ze er niet echt tevreden over
was. Ze sprak dat ook uit: “Nee, toch maar niet. Ik kijk wel verder. Er zijn
nog meer winkels”.
Wij werden het erover eens eerst naar het grote
warenhuis te gaan voor kerstboomversieringen. Onderweg was de muziek van een
draaiorgel hoorbaar. Toen we het bijzondere instrument naderden, kwamen we
mannen met rammelende geldbusjes tegen. Ik vond een euro in mijn jaszak en gaf
deze. Zij had ineens ook een muntje in haar hand en deed dat in een
voorgehouden busje. “Draaiorgels mogen niet verdwijnen. Daarom geef ik altijd
iets”, zei ze. Zo dacht ik er ook over, maar ik sloot niet bij haar woorden
aan: “Vroeger gaf ik alleen bij orgels die nog met de hand gedraaid werden.
Dat vond ik een prestatie. Nu begrijp ik dat een motor gewoon nodig is”. Ze
knikte om mijn woorden te bevestigen.
Op de kerstafdeling van het
warenhuis kregen onze ogen veel te verwerken. Overal waren lichtjes en
schitteringen. En op de achtergrond klonken kerstliederen, afgewisseld met
passende sfeermuziek. Het was er redelijk druk. Soms moesten we even wachten
om goed te kunnen kijken.
Mij werd duidelijk dat er verschillende stijlen
te onderscheiden waren. Voor mij hoefde een kerstboom niet per se in één lijn
opgetuigd te worden. Van Carola wist ik al dat zij dit jaar voor zilverkleurig
zou kiezen. Nadat we een tijdje hadden rondgekeken en op zoek gingen naar een
wc voor een plaspauze zei zij: “Als ik voor zilver ga, heb ik van vorige jaren
gekleurde versieringen over. Die mag je van mij gebruiken. Dan hoef je alleen
maar dingen te kopen die je erg mooi of leuk vindt. Ik koop dan in mijn
stijl”. Ik kon mij daarin vinden en zei. “Ja, okee. Zo ben je tevens op een
bepaalde manier steeds in mijn huis”. Ze reageerde: “Je bent al gauw tevreden.
Nee, dat hoef je niet te zijn. Je mag op meer rekenen. Ik zal vaker dan tot nu
bij je over de vloer komen. Ik voel me prettig als ik bij je ben. We groeien
naar elkaar toe”. Nu kon ik niet stil blijven: “Ja, zo ervaar ik het ook. En
daar ben ik erg blij mee. Ik hoop dat dit verder gaat”. En ik gaf haar
spontaan een dikke kus op haar wang. Meteen kreeg ik er een terug.
We
keerden terug naar de kerstafdeling om concreet te kiezen en te kopen. Alles
werd goed ingepakt om breken van het fragiele materiaal te voorkomen. Carola
stemde mee in mijn wens om even op de boekenafdeling te kijken. Ik wilde
boeken zien waarvan ik recensies had gelezen. Ook had ik belangstelling voor
hoe de werken van mijn favoriete schrijvers opgesteld stonden, de aandacht die
zij kregen. Zij liep met mij mee. Ik kende haar boekenkast die zij thuis had
staan wel, maar een duidelijke voorkeur had ik daaruit nog niet kunnen
opmaken. Ik vroeg haar welk boek ik haar cadeau zou kunnen doen. Ze wachtte
even met haar antwoord. “Ik kan je dat niet direct zeggen. Ik lees eigenlijk
van alles. Wel heb ik een beetje voorkeur voor boeken van vrouwen die open
over hun relaties en seks schrijven. Het is dat je het nu zo direct vraagt,
anders had ik dat niet meteen gezegd”. Ik vond dat zij eerlijk was. Het had
geen concreet boek opgeleverd, maar dat zou later wel komen.
Ineens
hoorden we “Carola” roepen. Een vrolijk gestemde vrouw kwam om boekenkasten en
-tafels heen naar ons toelopen. “Hai Corola, leuk je te zien. Al weer een
tijdje geleden”. Kussen volgden. “Zeker Francisca, een behoorlijk tijdje. Maar
ik ben je niet vergeten hoor. Dit is overigens mijn vriend Johan. We doen
kerstinkopen”. En ze stelde meteen Francisca aan mij voor. “Zij is een
oudcollega en goede vriendin van mij. Het is even geleden dat we elkaar voor
het laatst gezien hebben, maar uit het oog is voor ons niet uit het hart”. Het
werd duidelijk dat het niet bij een korte begroeting zou blijven. Francisca
noemde de mogelijkheid om iets te gaan drinken op de bovenste verdieping van
het warenhuis. We reageerden meteen positief en via de roltrap waren we er
vrijwel meteen.
De vraag ‘wat te drinken’ was snel beantwoord.
Eensgezind werd het cappuccino. Iets erbij? Het werd, ook driemaal,
appelgebak. Francisca en Carola raakten in gesprek. Ik was zodoende een soort
buitenstaander. Dat kon eigenlijk niet anders . Ik luisterde mee.
De
vrouw, die ik niet kende en nu voor het eerst zag, vertelde, veelal
gestimuleerd door vragen van Carola, breeduit. Ik hoorde dat het haar wel weer
goed ging na een periode vol verdriet door het vertrek van haar vriend, die
zoveel betekende voor haar. Hij was zo’n heerlijke knuffelbeer, die haar
fantastisch in de gloria kon brengen. Dat bleef ze maar missen. Voor een
tussendoortje voelde ze niet. Ze vreesde dan onduidelijkheden en vragen in
haar hoofd over vrijen zonder relatie. Gelukkig had ze een nieuwe baan als
directiesecretaressie bij een grote uitgeverij, een bedrijf vol dynamiek en
regelmatig feestjes als er bijzondere boeken weren uitgegeven. Ze moest dan
ook gastvrouw zijn. En dat betekende er goed uitzien. Kosten voor mooie
kleding en bezoeken aan een schoonheidsalon kreeg ze vergoed. Ja, ze werd na
afloop van een feestje door mannen thuis gebracht, maar die liet ze niet
binnen om nog wat na te praten of met een ander smoesje.
Op een
gegeven moment viel te merken dat het warenhuis zou gaan sluiten. Personeel
verrichte allerlei handelingen die daarop wezen. Ik wachtte totdat de
vriendinnen aanstalten zouden maken om op te staan. Ik hoorde, dat ze het
jammer vonden niet verder te kunnen praten. We liepen naar de roltrap en na
deze afgedaald te zijn moesten we er nog één nemen. Buiten gekomen werd
afscheid genomen, nadat nog even gekeken werd of hun telefoonnummers en
e-mailadressen niet veranderd waren. Met tassen vol boodschappen gingen we
huiswaarts.
In onze straat gekomen rees de vraag ‘naar welk huis’? Een
duscussie was niet nodig. We gingen naar het huis van Carola. Binnen gekomen
hadden we even nergens zin in. Moe waren we. Onze jassen hingen we aan de
kapstok, de boodschappen bleven daar voorlopig naast staan en we vielen neer
op de bank in de woonkamer. “Hèhè”, riepen we hard en gelijktijdig, “Effe
zitten”. De ledigheid van het zomaar languit zitten duurde maar kort. Allebei
wilden we ons omkleden, iets huiselijks aantrekken. Dat was voor mij echter
niet direct mogelijk. Ik zou er de deur voor uit moeten en aan de overkant van
de straat in mijn eigen huis lekker zittende kleding moeten halen.
“Ik
loop even naar de overkant”, zei ik. “Waarom?”, vroeg ze. “Ik wil andere
kleding aan”. Mijn antwoord stemde haar niet tevreden: “Dat hoeft toch niet.
Ik heb kasten vol. We vinden wel wat leuks”. Dan laat ik mij maar verrassen,
dacht ik. “Goed, dan blijf ik hier”, deelde ik mee.
In haar slaapkamer,
die mij niet onbekend was, hield ze mij een joggingpak voor. Ze beval mij deze
aan: “Zit gewoon lekker, niet strak en ook niet slobberig. Pas maar”. Ik
kleedde mij uit en stond in mijn boxershort. “Alles”, zei ze. Ik draaide mij
van haar af en begon me van mijn laatste kledingstuk te ontdoen. “Stoute man”,
hoorde ik haar zeggen, “je keert je achterkant naar mij toe”. Ik moest me
omdraaien. Ze was, zei ze, nu wel tevreden. Dat was maar voor een kort moment.
Ze had gezien dat hormonen in mijn lichaam aan het werk waren. En mij ontging
haar snel groeiende opwinding niet. Als het had gekund, had ze zich in één
beweging van al haar kleding ontdaan. Aan een te maken volgorde ontkwam zij
niet.
We lagen in elkaars armen in haar grote bed. “Was je in de
gloria?”, vroeg ik. “Je hebt vanmiddag goed naar Francisca geluisterd en een
groot gemis van haar onthouden”. Dat kon ik niet ontkennen en ik lachtte. Ze
ging verder: “Maar behalve die hoogtepunten had Francisca het ook over het
moeten missen van haar ex als knuffelbeer. Ze kreeg de warmte niet meer die
zij dagelijks nodig had”.
Ik nam haar in een stevige omarming. “Liefde is
als twee kuffelberen”, sprak ik. Ze bevestigde dat en voegde toe: “die niet
zonder hoogtepunten kunnen”
In haar joggingpak, dat inderdaad paste, en
zij in een kimono zaten we in de woonkamer, tegen elkaar aan op de bank. Ze
vroeg of ik honger had. Van eten was het nog niet gekomen. Ze had gisteren een
grote pan erwtensoep gemaakt voor het geval dat ik bij haar zou zijn. De wens
was immers de vader van de gedachte. Bijna gretig antwoordde ik zeker trek te
hebben, vooral in erwtensoep die zij gemaakt had..
Ze dekte de tafel en ik
hielp daarbij. Nadat ze de soep in de keuken opgewarmd had, bracht ze die
binnen. Het gaf een huiselijk gevoel, samen aan tafel.
Het had mij goed
gesmaakt. En ik complimenteerde haar met lovende woorden. Verzadigd hadden we
onze lepels neergelegd. We bleven echter nog aan tafel zitten. Ze haalde haar
smartphone erbij en las haar e-mails. “Belangrijke berichten ontvangen?”,
vroeg ik. Nee, schudde ze. En ineens: “Wacht even. Anna heeft gemaild. Ze ziet
uit naar een gezellige eerste kerstdag. Zou het leuk vinden elkaar voordat het
zover is een keer te ontmoeten. En nodigt ons uit komende zondagmiddag bij
haar op de thee te komen”. We begrepen Anna en haar gevoel, nu zij alleen was.
Een retourmailtje volgde: Dank voor je uitnodiging, die we graag aannemen.
We hadden een reden gevonden om vroeg naar bed te gaan: morgen de
kerstboom optuigen, misschien zelfs twee. Hoewel die van mij ook zou kunnen
wachten. Haast was niet nodig. Het samen doen met aandacht voor elkaar was
belangrijker. Het was hevig aan tussen ons. Als we in elkaar op zooden kunnen
gaan, hadden we dat ongetwijfeld gedaan.
“Gaan we eerst nog douchen?”,
vroeg ze. Ja natuurlijk, dacht ik, maar zei het anders: “Heerlijk toch, lief,
dat mogen we niet missen”. En het bleek ook geweldig, twee genoegens die
samensmolten.
Eenmaal onder het dekbed zakten we, gelijktijdig naar ons
idee, rozig in slaap.
Toen ik de morgen wakker werd, lag ze niet naast
mij. Had ik het allemaal gedroomd? Nadat ik om me heen had gekeken, wist ik
het zeker. Ik leefde in de werkelijkheid. Op het moment dat ik van dat besef
doordrongen was, kwam ze de slaapkamer binnen met een groot dienblad.
“Ontbijtje voor twee” sprak ze uit, want ik moest verwonderd hebben gekeken.
In bed etend en een kopje thee drinkend begonnen we de dag.
“Eerst maar
mijn kunstboom uit de berging halen”, zei ze. Ik beklom met haar een
uitgeschoven ladder naar een kleine zolder. Daar stonden allerlei spullen,
waarover ze zei, dat die niet direct nodig waren, maar af en toch toch nog
nuttig zouden kunnen zijn.”Ja, daar staat de boom”, liet ze weten, terwijl ze
aanwees.”In die doos en in die verpakkingen ernaast zitten de versieringen die
jij voor jouw boom mag gebruiken”. Met enige moeite daalden we met dozen de
ladder af.
In de woonkamer gingen we, met opgezette Amerikaanse
kerstmuziek voor de stemming, aan de slag. Als onwetende op dit gebied volgde
ik haar mild uitgesproken instructies. Tussendoor namen we knuffelmomenten.
Met bewondering keek ik naar hoe ze de verlichting in de boom aanbracht.
Voor mij was het een wirwar van snoertjes met elelektische kaarsjes. Dit moest
zij al heel wat keren gedaan hebben. Bij het inhangen van de kerstballen en
andere versieringen kon ik een beetje helpen. Af en toe hoorde ik een
waarschuwend “voorzichtig, Johan, het is allemaal erg breekbaar”. En dan
verscherpte ik mijn oplettendheid. Hoe ik ook mijn best deed, het ging een
keer fout. Een mooie, sierlijke bal viel uit mijn handen op de grond.
Versplintering kon niet uitblijven. Ik verwachtte een boze reactie, maar deze
bleef uit. Het werd een “Ja-ja, zonde, het was juist zo’n fraai exemplaar”. Ik
meende teleurstelling in haar stem te horen, maar misschien dacht ik dat. Het
kon ook zijn dat ze er al vanuit was gegaan dat mijn gebrek aan ervaring een
risico inhield. “Kom, we gaan verder. Ik pak de stofzuiger even om die stukjes
glas op te ruimen”, sprak ze mij op gewone toon toe.
Carola had haar
voordeur gesloten. Met mijn kunstboom, die ik nog niet verder dan als paket
had gezien, en dozen met versieringen, staken we de straat over en liepem naar
mijn huis. De buurman met de Duitse herder kwam eraan. “Het gaat zo te zien
goed met jullie samen”. Omdat ik hem nu en dan sprak, reageerde ik: “Zeker,
gaat het goed, prima zelfs”. Na elkaar gegroet te hebben, stapten we verder.
“Zal ik pizza’s laten bezorgen?”, vroeg ik. “Ja, lekker”, volgde. “Heb je
voorkeur?” Ze wilde graag een pizza Margarita. Ik hield het bij mijn eigen
voorkeur: een pizza Di Quattro Stagioni. Toen ik deze namen op mijn beste
Italiaans had uitgesproken, lacchte ze. “Iets meer oefenen, je klinkt nog
steeds Hollands”.
Nadat we de pizza’s opgegeten hadden, gunden ons maar
een kort moment om liefdevolle aandacht aan elkaar te besteden. We wilden
streng zijn, onze lusten beheersen. Na het uitpakken van mijn kunstboom, kreeg
ik een compliment van haar voor de keuze die ik had gemaakt. Ik had hiermee
oog voor kwaliteit getoond. We gingen aan de slag: eerst de boom, daarna de
verlichting en vervolgens de versieringen, te beginnen met de piek. Het ging
allemaal goed en redelijk vlot. Ik had mij voorgenomen extra zorgvuldig te
zijn en werkte in concentratie. Volgens mijn eigen beoordeling leidde dat tot
een bevredigend resultaat. Carola dacht er ook zo over: “Prima toch, de tweede
boom ging beter. Je hebt het in je vingers gekregen”. Ik probeerde
verlegenheid te laten zien. Met een lach gaf ze aan mij door te hebben”.
Het was eind van de middag geworden. We kozen de bank tot voorlopige
verblijfplaats. Iets te drinken meenden we echt verdiend te hebben. Het werd
bokbier. Daar had ik speciale glazen voor. We deden niet voor elkaar onder bij
hei zo inschenken dat er een mooie schuimkraag ontstond. “Waar proosten we
op?”, vroeg ze. Ik nam geen tijd erover na te denken. Luidkeels bracht ik
uit:”Op onze eeuwig durende liefde” Onze glazen klonken en twee flinke teugen
volgden.
Er kwam zonder vragen voor allebei een tweede biertje. En aan
de opkomende trek kon tegemoet gekomen worden met opgewarmde bitterballen. Van
kerstmuziek hadden we even genoeg. Het werd, na een korte afstemming, blues
van cd’s. Het werkte op onze gevoelens, bracht twee harten dicht bijeen.
Ze wilde bij haar thuis de van gisteren overgebleven erwtensoep gaan
halen. Ik vond dat niet nodig. Waarom zou ze naar buiten gaan? Het was juist
lekker hier binnen. En ze wilde eigenlijk ook haar nachtkleding gaan halen,
want het was toch zelfsprekend dat we in mijn bed zouden slapen. Ja, dat was
ook mijn verwachting.
Eten hoefde geen probleem te zijn, want er zat
voldoende in mijn koelkast en mijn vriezer. En qua kleding zou ze een keuze
uit mijn kasten kunnen maken. Ik had pyama’s uit de tijd dat ik die nog droeg.
Maar minder degelijk zou natuurlijk ook kunnen. T-shirts en boxershorts had ik
genoeg. “En waarom niet lekker bloot?”, hield ik haar voor. Ineens verscheen
er een uitdrukking op haar gezicht, die ik als ondeugend interpreteerde. “Als
je met bloot begint, heb je niets meer om uit te trekken”. Dat was waar. “Ja”,
zei ik, “Dan zou ik je nog kunnen villen. Nee hoor, dat is een geintje”.
Met volle buiken hingen we een tijdje op de bank, om de genoten maaltijd
een beetje te laten zakken. Over een betere plek hoefden we niet lang na te
denken. Een verhuising naar mijn bed volgde meteen. Daar kwamen onze lichamen
in de sfeer van geriefelijkheid waaraan ze behoefte hadden. Een aanloop naar
een ‘in de gloria’ ontstond. Tijdens ons naspel gleden we samen in slaap.
Midden in de nacht werden we wakker. We liepen licht wankeld naar de wc om
samen te plassen.
’s Ochtends zorgde ik voor ontbijt op bed. Ik had er
iets bijzonders van gemaakt, met vruchtensap, gekookte eieren, krentenbrood en
crackers naast thee, gewoon brood en allerlei beleg. Ze aanvaardde deze (in
haar woorden) traktatie met uitgesproken dankbaarheid.
Vandaag was het
zaterdag. Morgen zou het zondag zijn en dat betekende dat we ’s middags bij
Anna op de thee zouden gaan. Carola wilde niet met lege handen aankomen. Dus
moest er gewinkeld worden na eerst nagedacht te hebben wat we zouden geven.
Onze oplossing werd op pad gaan en onderweg al rondkijkend tot een idee komen.
Omdat ik Anna nog niet had ontmoet, meende ik niet de eerst aangewezene te
zijn om een keuze te maken. Carola was dat met mij eens, maar ik zou haar
kunnen adviseren in algemene zin. Het zou, immers, een gezamenlijk cadeautje
worden. We liepen langs een chocolaterie. Onze blikken werden de etalage
ingetrokken door een sierlijke presentatie van bonbons op diverse
ronddraaiende plateaus. “Zie je iets voor je vriendin?”, vroeg ik. Ze kon nog
niet kiezen en wilde beter kijken. We gingen de winkel in. Amper waren we
binnen, toen een heerlijke chocoladegeur in onze neuzen doordrong. Zonder
twijfel zouden we hier inkopen doen, niet alleen voor het cadeautje dat we
zochten. En dat gebeurde ook.
Omdat ze er nog niet in geslaagd was een
kerstjurk te kopen, wilde Carola opnieuw op zoek. In de tweede winkel die we
bezochten zag ze iets naar haar zin. Bovendien bleek deze haar in de paskamer
buitengewoon goed te passen. Op haar verzoek bekeek ik nauwkeurig of de jurk
paste. “Staat je goed en zit perfect”, zei ik. Het cliché ‘zit als gegoten’
liet ik, hoewel het op mijn tong lag, achterwege. Het zou te ironisch kunnen
overkomen.
Ze wilde met kerst mooie kousen dragen. Ik zei dat haar
benen dat verdienen. Ik had mij eens laten ontvallen dat ik panty’s maar niks
vond en ik geloofde dat ze dat niet was vergeten. We kwamen in een soort
winkel, die ik niet kende. Een lichte verlegenheid maakte zich van mij
meester. Toen ze mij vroeg wat ik echt mooi vond, had ik niet de woorden
paraat voor een beschrijving. Maar ze wist gelukkig een behoorlijke
inschatting te maken van mijn smaak qua vrouwenbenen: mooi en aantrekkelijk.
Ik stelde mij in deze winkel bescheiden op en zij maakte haar keuzes.
“Tijd voor pauze”, sprak ik. Ze toonde zich meteen medestander. “Shoppen is
geen activiteit die je non-stop moet doen”, lichtte ze toe. Ik beaamde dat.
Met “dan wordt het sleur”, kopte ik haar voorzet in.
We keken uit naar
een soort eetcafé, geen kroeg. Met spiedende blikken meenden we gevonden te
hebben wat we zochten. Binnen was het behaaglijk en rustig. We namen plaats.
Er lag een eenvoudige menukaart op tafel, zodat er niet veel tijd nodig was om
te kiezen. Het werd tweemaal warme chocolademelk en tweemaal een tosti
ham-kaas. “Eensgezind”, merkte ze op. “Ja, dat klopt, maar ik geloof niet dat
dat opvalt. Niemand kijkt eigenlijk in onze richting”, reageerde ik. Ze
glimlachhte: “Zo had ik het niet bedoeld. Het was meer een constatering voor
ons samen”. Ik moest erkennen haar even niet goed begrepen te hebben.
Ik had nog niet naar speciale kleding voor de kerst uitgezien. “Johan, heb je
al een idee wat je wilt aantrekken op onze gezellige eerste kerstdag met Anna
bij mij thuis?”
Ik antwoordde naar waarheid: “Nee, ik heb alleen maar
gedacht aan wat ik niet wil dragen, zoals een smoking met strik of een pak met
stropdas”. Daar was ze in ieder geval blij mee. Ze hielp een beetje: “Maar een
mooie combimatie van jasje en broek met een vlot overhemd kan toch wel?” Dat
was ook wat ik in gedachten had. “Ja, dat vind ik eigenlijk ook. Ik heb een
redelijk nieuwe combinatie, nauwelijks gedragen. Dan moeten we op zoek naar
een, zoals jij het noemt, vlot overhemd”. Dat werd onze missie.
Haar
huis was nu onze tijdelijke verblijfplaats. Ze had meer gekocht dan ik.
Goedbeschouwd bestond mijn buit, op een paar extra kerstversieringen na, uit
het sierlijke en van een goede smaak getuigende overhemd. Ik had het in de
winkel gepast en het stond mij , vonden wij allebei, prachtig.
Het was
al bijna een gewoonte geworden: relaxen na het shoppen.
Carola zei dat ze
winterthee had, gezien in de supermarkt en uit nieuwsgierigheid gekocht. Ik
wilde het proberen. Bij winter dacht ik aan warm, niet alleen aan de
temperatuur, ook aan toegevoegde kruiden of iets dergelijks. Mijn verwachting
kwam uit. De thee had een bijzondere smaak en leek een sfeerverhogende werking
te geven. Ze zette een schaaltje met kersenbonbons op de salontafel neer. “Uit
de chocolaterie die we vanmiddag bezochten. Die moest ik meenemen. Ga je
gang!”.
We gingen laat eten. Thee en bonbons, en de sfeer als gevolg
ervan, hadden ervoor gezorgd dat ons hongergevoel verschoof tot in de avond.
Dankzij onze goede samenwerking – we raakten op elkaar ingespeeld – kwam er
een eetlustopwekkende macronimaaltijd op tafel. We aten op ons gemak en
praatten ondertussen over Anna, bij wie we de volgende dag op de thee zouden
gaan. Ik had haar nog nooit ontmoet. Moest ik vooraf iets over haar weten?
Zijn er misschien onderwerpen waarover ik beter niet in haar aanwezigheid kan
praten?
Carola dacht even na en antwoordde: “Als ik je over Anna
vertel, krijg je mijn beeld van haar. Dat vind ik niet goed. Je moet je visie
over haar zelf vormen door ervaringen, contacten en gesprekken. Ik zou haar
niet te veel vragen in het begin. Ze komt wel los. Bij de meeste mensen is dat
volgens mij zo. Het gaat om vertrouwen over en weer. En dat moet groeien”.
Ik kon mij vinden in haar woorden. Wat ik, vooral in het begin, zou moeten
doen, is voorziichtig zijn, niet het idee wekken dat ik bezig ben haar te
verhoren of iets dergelijks. Mijn nieuwsgierigheid diende ik in de teugels te
houden. Waarom zou het eigenlijk niet goed gaan?
Wij luisterden in de
woonkamer nog wat muziek om elkaars smaken te proeven. Allebei hadden we
voorkeuren die gebonden waren aan de stemming van het moment. Deze avond bleek
dat klassiek te zijn, in het bijzonder Mozart. We moesten lachen, toen we
bijna gelijktijdig opmerkten dat muziek van deze componist goed voor je
hersenen zou zijn.
Voordat we naar bed gingen, namen nog een lekkere,
warme douche. Het werd genieten van elkaar in de badkamer. Een hoogtepunt kon
niet uitblijven, nadat de één van de ander en de ander van de één het gevoel
merkte dat het ervan moest komen.
Voldaan konden we de slaap gauw vatten.
De volgende morgen stapte ik op de fiets om naar een supermarkt te gaan.
Na ons bezoek aan Anna zouden Carola en ik de rest van het weekend in mijn
huis verblijven. Zodoende vond ik mezelf de verantwoordlijke voor de
boodschappen en voor het bepalen wat we nodig zouden hebben. Omdat ik
inmiddels grotendeels onze gemeenschappelijke behoeften en smaken kende,
meende ik dat dat mij goed zou lukken.
We belden aan bij Anna. Ze deed
open. Voldeed ze, bij eerste aanblik, aan het beeld dat ik mij op voorhand van
haar gevormd had? Niet helemaal, maar dat had ook niet anders gekund, want ik
had daarvoor – om redenen die mij hadden overtuigd - onvoldoende informatie
gekregen. Carola stelde mij voor en ik schudde rustig haar hand. “Aangenaam
met je kennis te maken”, klonk het over en weer. Mijn eerste indruk was: een
erg aardige en sympathieke vrouw. En nadat ik haar voor mijzelf aldus kort
onder woorden had gebracht, rees in mijn hoofd de vraag: Hoe zou haar eerste
indruk van mij zijn?
Haar woonkamer was sfeervol ingericht. Een
buitengewone mooie kerstkrans van een behoorlijke grootte en twee sierlijke
bloemstukjes gaven een effect dat niet voor een kerstboom in vol arnaat
onderdeed, integendeel zelfs. Anna had een zithoek ingericht met twee banken
van bescheiden omvang en een fauteuil die, zo te zien, in een relaxstand gezet
kon worden. Ze nodigde ons uit plaats te nemen. Dat deden we niet meteen.
Carola toverde het cadeau van chocolade uit haar handtas tevoorschijn en
overhandigde het aan Anna, die het dankbaar in ontvangst nam.
Gedrieën
hadden we plaats genomen. De tweee vriendinnen op de ene bank en ik op de
andere. We hadden ieder thee naar eigen voorkeur gekozen uit een mooie houten
doos. En van de schaal op de salontafel hadden we petitfours genomen, die erg
lekker bleken te zijn, tongstrelend. De gereed liggende plakken cake en de
chocolaatjes in de vorm van hulstblaadjes moesten op hun beurt wachten.
“Hoe gaat het met je dochter in Amerika?“, vroeg Carola. Na haar glas thee
neergezet te hebben, antwoordde Anna: “Ik krijg goede berichten van haar. Ze
moest eerst erg wennen. Ze had zich er eigenlijk op ingesteld dat daar alles
ongeveer hetzelfde zou zijn als hier in Nederland. Dat bleek niet zo te zijn.
Ze had geen andere keuze dan zich aan te passen. Ook haar Engels moest ze
opkrikken, vooral de omgangstaal. Toen ze onderdeel van een vriendinnengroepje
was geworden, ging alles beter”. Ik zei zo’n gewenningsproces in andere
omstandigheden te kunnen begrijpen, in het algemeen dan. In Amerika was ik nog
nooit geweest.
Carola vertelde er wel geweest te zijn, ook als studente.
Het was geen verplicht onderdeel van haar studie. Maar ze had het zodanig
kunnen presenteren dat haar ouders, die voor de kosten moesten opdraaien, het
nut ervan inzagen. “Is alles toen goed met jou tgegaan”, vroeg Anna. Ik was
benieuwd wat zij als antwoord zou krijgen, want van een verblijf in Amerika
van mijn vriendin had ik nog nooit gehoord.
“Nou ja”, begon Carola, “Ik
had, achteraf gezien, een te vlotte start. Ik had meteen een kamer in een
studentenflat en de bewoners ervan vierden vaak feestjes, te vaak. Zodoende
kwam er niet veel van serieus studeren. Mijn vader ontdekte dat en hield mij
voor meteen te veranderen, zo niet dan zou hij de geldkraan dichtdraaien. Ik
had zodoende geen andere keuze dan mij tot echt studeren te bekeren”.
De gastvrouw wilde muziek opzetten en vroeg naar wensen. Het werden, om te
beginnen, Franse chansons. En toen klonk uit de luidsprekers onverwacht de
stem van Jacques Brel die ‘Ne me quitte pas’ zong. Toen zij dit ‘Laat mij niet
alleen’ hoorde, begon Anna te huilen. Wat was er met haar? Waarom verdriet? Ze
zei er niets aan te kunnen doen. Het waren de woorden die Jacques Brel zong
over verlaten, niet verlaten willen worden. Die troffen haar ineens, deden
haar pijn. Ze voelde zich zo alleen en nu kerst en jaarwisseling dichterbij
kwamen, nam dat toe. We vormden spontaan een drieëenheid uit de overtuiging
dat troost niet zonder aanraking kan en toeschietelijke woorden begrip
uitdrukken.
Bij muziek in een rustgevend tempo, waaruit een sfeer van
toenadering en liefdevolle ontmoeting klonk, moedigden we elkaar aan samen te
dansen. Een door emotie gevoede instemming ontstond en we kwamen los van de
bank. Zacht ritmisch bewogen we lichaam aan lichaam, alsof het tot versmelting
zou komen.
Van naar huis gaan kon voorlopig geen sprake zijn. Anna
liet Indonesich eten bezorgen, zodat Carola en ik zouden blijven. En dat
gebeurde zodoende ook. Het bood de gelegenheid om over alleen zijn te praten
en wat er tegen gedaan zou kunnen worden. En wat zou voor Anna een oplossing
zijn? In ieder geval zou haar aanleen-zijn kunnen worden verminderd. We
spraken, om te beginnen, af de volgende morgen koffie te drinken bij Carola
thuis.
In een huiveringwekkende decemberkou liepen we stevig gearmd
naar mijn huis om er samen te slapen. We stapten een beetje door om eerder
profijt van een kachel te hebben. We zagen de buurman met zijn Duitse herder,
bijna geheel weggeborgen achter een dikke sjaal. Voor een kort praatje vonden
we het te koud en volstonden met een ‘goeie avond’ en een opgestoken hand.
Zijn hond was loom, tilde moeizaam zijn poot op bij een schriel boompje.
Mijn huis was gelukkig warm, zoals gehoopt. Ik dacht aan de fles glühwein
die ik ’s morgens met de boodschappen had meegenomen uit de supermarkt. Carola
had er ook trek in. Ik warmde de wijn op en deed deze in bekers. Reeds bij de
eerste slok ontstond een behaaglijk gevoel in mijn binnenste. Dat was echter
niet het enige dat ik gewaar werd. Ik miste Anna. Was ik de enige? “Carola, we
hebben Anna achtergelaten. Voel jij dat ook zo?” Ze nam een slok uit haar
beker. “Ja, dat gevoel deel ik met je. Morgenochtend moeten we met haar praten
over hoe we haar kunnen helpen. We kunnen zeker iets voor haar betekenen”. De
fles glüwein ging op en wij kozen voor het bed, na een korter verblijf in de
badkamer dan gebruikelijk. De slaap kreeg gauw vat op ons. Midden in de nacht
werd ik wakker door een volle blaas. Vaag besefte ik dat ik over haar, Anna,
had gedroomd. Ze lag tussenin en sliep ontspannen.
Na het ontbijt
vertrok Carola naar haar huis om voorbereidingen te treffen voor het koffie
drinken met Anna. Ik ruimde nog wat op en zou later komen, niet te laat.
Dat deed ik ook zo. Het maakte een voorgesprekje mogelijk. We werden het
erover eens, dat een uitgestrekte hand naar Anna voor ons consequenties zou
hebben.
Het werd een gezellig samenzijn aan de koffietafel. Anna
vertelde dat ze goed had geslapen, hoewel ze had gedacht dat niet te kunnen na
gisterenavond. Het was emotioneel geweest, in positieve zin, want de warmte en
het begrip die ze had gekregen hadden haar goed gedaan. Zodoende had ze niet
door gepieker en zorgen over haar bestaan wakker gelegen.
Ze had vanmorgen
nagedacht over wat Carola en ik voor haar zouden kunnen betekenen. Belangrijk
vond ze ons niet te overvragen. Kon zij op momenten van benauwdheid door
alleen-zijn naar ons toekomen? Zonder aarzelen was ons antwoord een dubbel
‘ja’. En we voegden eraan toe dat ze schroom achterwege zou moeten laten.
Kerstmis kwam dichterbij. Dagelijks kwam Anna langs, de ene keer voor
koffie en een praatje en de andere keer at ze bij ons en bleef langer als ze
meer behoefte had aan gezelligheid. In het begin namen wij het initiatief tot
knuffeten en af en toe een dikke kus, later deed ze dat zelf ook. Die vorm van
intimiteit had ze zichtbaar nodig.
Het werd 24 dember, de dag voor
eerste kerstdag. Ze kwam vroeger dan gebruikelijk bij Carola. Ik was even in
mijn eigen huis. Later hoorde ik dat Anna gespannen was en met een droevige
klank in haar stam sprak. Ze had de vorige avond met haar dochter, Marieke, in
Amerika geveld. Die had haar verteld dat ze een maand later terug zou komen
naar Nederland. Toen ik binnenkwam, zei ze dat ook nog eens tegen mij:
“Marieke zou eind januari weer bij mij zijn, en nu wordt het eind februari.
Dat duurt nog zo vreselijk lang”.
We dronken koffie en probeerden haar
gerust te stellen. Het duurde even voordat haar emoties weer in balans waren.
Vanaf dat moment werd ons beetje bij beetje duidelijk waarop haar spanning en
verdriet stoelden. Dat was op een vermoeden dat een uitloop van haar studie
niet de echte reden voor de latere terugkomst kon zijn, maar dat er een vriend
in het spel was. Hierop gingen we in door te vragen hoe zij daartoe kwam. Dat
kon zij niet zeggen. Marieke had gezegd dat ze het niet erg vond langer te
moeten blijven. Als het slechts haar studie betrof, had Marieke toch gezegd
dat vervelend te vinden. Nu ze dat niet had gedaan, was haar vrees ontstaan.
We lunchten en praatten verder. Anna voelde zich beter, echter niet op haar
gemak. We ontdekten in het gesprek dat ze ertegen opzag naar huis terug te
gaan.
Plotseling nodigde Carola haar uit te blijven logeren tot na
kerstmis. Ze beschikte over een logeerkamer. Anna viel stil en ik ook, want
hierover was geen overleg geweest, maar ik vond het goed. Ik liep mee naar
haar huis om de nodige spullen voor het logeren te halen. Carola zou intussen
de kamer op orde brengen.
Deze ontwikkeling betekende dat we als
drietal bij elkaar waren tijdens de kerstnacht en samen ontwaakten op eerste
kerstdag. We moesten aan de logeersituatie wennen. Carola en ik liepen nogal
eens bijna naakt door het huis. Dat konden we niet meer doen, vonden we. Maar
ongewild gebeurde het toch. Wilden we niets voor elkaar verbergen? Of waren we
gewoon zoals we wilden blijven, zonder schaamte?
We begonnen deze dag met
een copieus ontbijt, waarbij witte wijn op tafel stond. We maakten het elkaar
naar de zin en genoten van de heerlijkheden die voor ons lagen. De wijn
veranderde ons in uiterst aardige mensen die liefde wilden delen. “Laten wij
het het feest van de vrede beleven”, sprak Carola met luide stem.
We
ruimden de ontbijttafel niet af. Dat hadden we willen doen, maar het ontbrak
ons aan de fut ertoe. De wijn had in onze lichamen de behoefte doen ontstaan
om te liggen. De bank was er niet geschikt voor, nu we met z’n drieën waren en
stapelen uiterst oncomfortabel zou worden. Alleen een bed zou kunnen bieden
wat we nodig hadden. Toen we bij de slaapkamer kwamen en Carola en ik ons
uitsrekten op het grote bed, stond Anna in de deuropnening. “Kom Anna”, zei ik
meteen, “Je hoort bij ons. We zijn een drietal”. En Carola herhaalde mijn
woorden. We maakten plaats tussen ons in. Anna schroomde niet. Vanaf het
voeteinde van het bed kroop ze naar de plek die er voor haar was. Ze trok ons
naar zich toe om een eenheid te maken en zei:”Een mooiere kerst had ik mij
niet kunnen indenken. Dit is voor mij vrede op aarde”.
***
terug naar de inhoudsopgave
terug naar de beginpagina van Pointe
terug naar de beginpagina van de website